Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

we heard the baby crying

Толкование Перевод

1 we hoorden de baby huilen

we hoorden de baby huilen

we heard the baby crying

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > we hoorden de baby huilen
2 another country heard from

expr infml

In the middle of the discussion the baby started crying. "Another country heard from," said Tom — В самый разгар дискуссии ребенок заплакал. "Ну вот, началось," - сказал Том.

Another country heard from! — Только тебя мы еще не слышали!

The new dictionary of modern spoken language > another country heard from
3 horen

horen

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [met het gehoor waarnemen] hear

2 [luisteren naar] listen to ⇒ 〈 voornamelijk juridisch〉 hear 〈 ook met betrekking tot biecht〉

♦voorbeelden:

1   we hoorden de baby huilen • we heard the baby crying

     het is wel te horen dat je verkouden bent • you can hear that you've got a cold

     nu kun je het me vertellen, hij kan ons niet meer horen • you can tell me now, he is out of earshot

     zo mag ik het horen • that's what I like to hear

     zijn naam horen noemen • hear one's name mentioned

     ik heb het alleen van horen zeggen • I only have it on hearsay

     ik hoor het hem nog zeggen • I can still hear him saying it

     wij hoorden zingen/schreeuwen 〈enz.〉 • we heard singing/shouting 〈enz.〉

     zichzelf graag horen praten • like to hear oneself talk

     hij deed alsof hij het niet hoorde • he pretended not to hear (it)

     ik hoor je wel! • 〈 met betrekking tot schreeuwen〉 you don't need to shout!; 〈 met betrekking tot herhaling〉 I heard you the first time

     ik kon aan zijn stem horen dat hij zenuwachtig was • I could tell by his voice that he was nervous

     ze kromp ineen bij het horen van zijn stem • she winced at the sound of his voice

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [geluiden kunnen waarnemen] hear

2 [zijn plaats hebben] belong

3 [gepast zijn] 〈zie voorbeelden 3〉

4 [toebehoren] belong (to)

♦voorbeelden:

1   het was een leven dat horen en zien je verging • the noise was fit to wake the dead

     hij hoort slecht • he is hard of hearing

     〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • he who will not listen to advice must suffer for it

2   iemand het gevoel geven dat hij erbij hoort • give someone a sense of belonging

     wij horen hier niet • we don't belong here

     de kopjes horen hier • the cups go here

     bij elkaar horen • belong together

     hij hoort niet bij/tot de vlugsten • he's not one of the fastest

3   dat hoor je te weten • you should/ought to know that

     voor wat hoort wat • you scratch my back and I'll scratch yours

     ze weet niet hoe het hoort • she doesn't know how to behave

     je hoort niet te fluisteren in gezelschap • you shouldn't whisper in company

     dat hoort niet • it's not done

     dat hoort zo • that's how it should be

     en zo hoort het ook • and that's how it should be too

     ze weten niet beter of het hoort zo • they don't know any better

     dat hoort er zo bij • 〈 het is lastig maar niet te vermijden〉 it's all in a day's work

     dat is niet zoals het hoort • that's not good manners

4   dit huis hoort aan mijn vader • this house belongs to my father

III 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [vernemen] hear ⇒ be told, get to know

2 [in aanmerking nemen] listen (to)

♦voorbeelden:

1   ik kreeg te horen dat het zo niet langer kon • I've been told that it can't go on like that

     wij kregen heel wat te horen 〈 met betrekking tot kritiek〉 • we were given a hard time of it

     laat eens iets van je horen • keep in touch

     laat zijn vrouw het maar niet horen • don't let his wife (get to) know (about it)

     hij heeft niets van zich laten horen • he hasn't been in touch

     dat moet je dan nog jaren horen • you'll never hear the last/end of it

     ik moet altijd horen dat ik vergeetachtig ben • I'm constantly being told that I'm forgetful

     zij wil geen kwaad van hem horen • she won't hear a word said against him

     zij wil geen nee horen • she won't take no for an answer

     hij vertelde het aan iedereen die het maar horen wilde • he told it to anyone who would listen

     ik wist niet wat ik hoorde • I could hardly believe my ears

     toevallig horen • overhear

     bij het horen van het nieuws • on hearing the news

     hij wilde er niets meer over horen • he didn't want to hear any more about it

     daar heb ik nooit van gehoord • I've never heard of it

     daarna hebben we niets meer van hem gehoord • that was the last we heard from him

     u hoort nog van ons • 〈 neutraal〉 you'll be hearing from us; 〈 als bedreiging〉 you've not heard the last of this

     daar hoor je nog meer van • you've not heard the last of this

     ik hoor niets dan goeds van hem • I've heard nothing but good of him

     nou hoor je het ook eens van een ander • so I'm not the only one who says so

     dat hoor ik voor het eerst • that's the first I've heard of it

     zo te horen gaat het goed met hem • it sounds like he's doing well

     ik hoor het nog wel • let me know (about it)

2   moet je horen! • just (you) listen (here)

     moet je horen wie het zegt! • 〈 ironisch〉 look who's talking!

     moet je hem horen!, hoor hem! • (just) listen to him!

     als je hem hoort zou je denken dat • (from) the way he talks you'd think that

     hoor eens • listen, (I) say

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > horen
4 fancy

fancy ['fænsɪ] (compar fancier, superl fanciest, pl fancies, pt & pp fancied)

1 adjective

(a) (elaborate → clothes) recherché, raffiné; (→ style) recherché, travaillé; (→ excuse) recherché, compliqué;

∎ fancy cakes pâtisseries fpl;

∎ a tin of fancy biscuits un assortiment de biscuits;

∎ a fancy dog un chien de luxe;

∎ just a bottle of ordinary wine, nothing fancy juste une bouteille de vin ordinaire, rien de spécial;

∎ to cut out the fancy stuff arrêter les chichis

(b) (upmarket → neighbourhood) chic; (→ shop, car) de luxe;

∎ fancy food plats mpl compliqués

(c) pejorative (affected, pretentious → talk, words) extravagant;

∎ with all her fancy ways avec ses grands airs

(d) (high → price) exorbitant

(e) Zoology (breed) d'agrément

2 noun

(a) (whim) caprice m, fantaisie f;

∎ as the fancy takes him comme ça lui chante;

∎ it's just a passing fancy ce n'est qu'une lubie

(b) British (liking) goût m, penchant m;

∎ I've taken a fancy to avocados lately je me suis mis depuis quelque temps à aimer les avocats;

∎ to take a fancy to sb (become fond of) se prendre d'affection pour qn; (become sexually attracted to) s'éprendre ou s'enticher de qn;

∎ the dress took or caught her fancy la robe lui a fait envie ou lui a tapé dans l'œil;

∎ familiar the idea tickled my fancy l'idée m'a séduit^□

(c) (imagination) imagination f, fantaisie f;

∎ literary the realm of fancy le domaine de l'imaginaire, le royaume des chimères

(d) (notion) idée f fantasque, fantasme m;

∎ I have a fancy that… j'ai idée que…;

∎ one of my fancies as a child was to join the circus enfant, je rêvais de faire partie d'un cirque;

∎ idle fancies chimères fpl

3 transitive verb

(a) British familiar (want) avoir envie de^□ ; (like) aimer^□ ;

∎ do you fancy a cup of tea? ça te dirait une tasse de thé?;

∎ I fancy a bit of chicken je mangerais volontiers un morceau de poulet, j'ai envie d'un morceau de poulet;

∎ I don't fancy travelling in this weather cela ne me dit rien ou je n'ai pas envie de voyager par ce temps;

∎ she wasn't sure if she fancied the idea elle n'était pas sûre que l'idée la tentait;

∎ I've never fancied science fiction je n'ai jamais été attiré par la science-fiction;

∎ to fancy sb s'enticher de qn

(b) familiar (imagine) imaginer^□, s'imaginer^□ ;

∎ fancy meeting you here! tiens! je ne m'attendais pas à vous voir ici!^□ ;

∎ fancy anyone wanting to do that! qu'est-ce que les gens vont chercher!;

∎ fancy her coming! qui aurait cru qu'elle allait venir!^□ ;

∎ fancy that! tiens! voyez-vous cela!

(c) familiar (have good opinion of)

∎ to fancy oneself être infatué de sa petite personne, se gober;

∎ she really fancies herself elle ne se prend vraiment pas pour rien;

∎ she fancies herself as an intellectual elle se prend pour une intellectuelle^□ ;

∎ I don't fancy their chances of winning je ne crois pas qu'ils aient des chances de gagner^□, j'imagine mal qu'ils puissent gagner^□ ;

∎ they were not fancied to win personne ne pensait qu'ils gagneraient^□ ;

∎ Sport which horse do you fancy? à votre avis, quel sera le cheval gagnant?^□, quel cheval donnez-vous gagnant?^□

(d) literary (believe) croire, se figurer;

∎ he fancies he knows everything il se figure tout savoir;

∎ she fancied she heard the baby crying elle a cru entendre pleurer le bébé;

∎ I fancy we've met before j'ai l'impression que nous nous sommes déjà rencontrés

►► familiar Fancy Dan (dandy) dandy m; (show-off) frimeur m;

British fancy dress déguisement m, costume m;

∎ in fancy dress déguisé;

∎ I didn't realise it was fancy dress je ne savais pas qu'il fallait se déguiser;

fancy dress ball bal m masqué ou costumé;

fancy dress party fête f déguisée;

British fancy goods articles mpl de fantaisie;

familiar pejorative fancy man jules m;

∎ he's her new fancy man c'est son nouveau jules ou mec;

familiar pejorative fancy woman maîtresse^□ f, poule f

Un panorama unique de l'anglais et du français > fancy
5 cry

1. verb
1) (to let tears come from the eyes; to weep: She cried when she heard of the old man's death.) llorar

2) ((often with out) to shout out (a loud sound): She cried out for help.) gritar

2. noun
1) (a shout: a cry of triumph.) grito

2) (a time of weeping: The baby had a little cry before he went to sleep.) lloro

3) (the sound made by some animals: the cry of a wolf.) aullido

•

- a far cry
- cry off

cry¹ n grito

their cries could be heard far away sus gritos se oían desde lejos

El plural de cry se escribe cries

cry² vb

1. llorar

she cried when she fell off her bike lloró cuando se cayó de la bici

2. gritar

he cried out in pain gritó de dolor

we cried for help pedimos ayuda a gritos

El pasado y participio pasado de cry se escribe cried

cry

tr[kraɪ]

transitive verb (pt & pp cried, ger crying)

1 (shout, call) gritar

2 (weep) llorar

intransitive verb

1 (shout, call) gritar; (of bird) chillar, gritar

2 (weep) llorar (about/at/over, por)

■ she was crying with pain lloraba de dolor

■ he made me cry me hizo llorar

■ I feel like crying me entran ganas de llorar

noun (pl cries)

1 (shout, call) grito; (of bird) chillido

2 (weep) llanto

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

a cry for help un grito/una llamada de socorro

for crying out loud! ¡por el amor de Dios!

it's no use/good crying over spilt milk a lo hecho, pecho

to be in full cry pedir a gritos

to cry one's eyes/heart out llorar a lágrima viva, deshacerse en lágrimas

to cry oneself to sleep llorar hasta quedarse dormido,-a

to cry wolf llamar "al lobo", dar una falsa alarma

to have a (good) cry desahogarse llorando

cry ['kraɪ] vi, cried ; crying

1) shout: gritar

they cried for more: a gritos pidieron más

2) weep: llorar

cry n, pl cries

1) shout: grito m

2) weeping: llanto m

3) : chillido m (de un animal)

cry

n.

• grito s.m.

• lamento s.m.

• lloro s.m.

• pregón s.m.

v.

• gimotear v.

• gritar v.

• llorar v.

• pregonar v.

kraɪ
I

noun (pl cries)

1) c

a) ( exclamation) grito m

to give/let out a cry — dar*/soltar* un grito

she heard cries for help — oyó gritos de socorro

to be a far cry from something — ser* muy distinto de or a algo

b) ( of street vendor) pregón m

c) (no pl) ( call - of seagull) chillido m

2) ( weep) (colloq) (no pl) llanto m

to have a cry — llorar

3) ( slogan) lema m, slogan m

II
1.

cries, crying, cried intransitive verb

1) ( weep) llorar

2) ( call) \<\<bird\>\> chillar; \<\<person\>\> gritar

for crying out loud! — (colloq) por el amor de Dios!

2.

vt

1) ( weep) llorar

he cried himself to sleep — lloró hasta quedarse dormido

2) ( call) gritar

•

Phrasal Verbs:

- cry off

- cry out

[kraɪ]
1. N

1) (=call, shout) grito m ; (=howl) [of animal] aullido m ; [of street vendor] pregón m

to give a cry of surprise — dar un grito de sorpresa

"jobs, not bombs" was their cry — su grito de guerra fue -trabajo sí, bombas no

a cry for help — (lit) un grito de socorro or auxilio; (fig) una llamada de socorro or auxilio

the hounds were in full cry — los perros seguían de cerca la presa

the crowd was in full cry after him — la multitud lo perseguía con gritos

the newspapers are in full cry over the scandal — la prensa ha puesto el grito en el cielo por el escándalo
far 2.
2) (=watchword) lema m, slogan m

3) (=weep) llanto m

to have a cry — llorar

she had a good cry — lloró largamente

2. VI

1) (=call out, shout) gritar, llamar (en voz alta)

they are crying for his resignation — piden a gritos que dimita

he cried (out) with pain — dio un grito de dolor

to cry for help/mercy — pedir socorro/clemencia a voces

2) (=weep) llorar

he was crying for his mother — lloraba por su madre

I cried for joy — lloraba de alegría

she was crying with rage — lloraba de rabia

I laughed till I cried — terminé llorando de la risa

I'll give him something to cry about! * — le voy a dar de qué llorar

to cry over sth — llorar por algo

- it's no good crying over spilt milk
shoulder 1., 1)
3. VT

1) (also: cry out) (=call) gritar; [+ warning] lanzar a gritos; [+ wares] pregonar

2)

to cry o.s. to sleep — llorar hasta dormirse

- cry down

- cry off

- cry out

* * *
[kraɪ]
I

noun (pl cries)

1) c

a) ( exclamation) grito m

to give/let out a cry — dar*/soltar* un grito

she heard cries for help — oyó gritos de socorro

to be a far cry from something — ser* muy distinto de or a algo

b) ( of street vendor) pregón m

c) (no pl) ( call - of seagull) chillido m

2) ( weep) (colloq) (no pl) llanto m

to have a cry — llorar

3) ( slogan) lema m, slogan m

II
1.

cries, crying, cried intransitive verb

1) ( weep) llorar

2) ( call) \<\<bird\>\> chillar; \<\<person\>\> gritar

for crying out loud! — (colloq) por el amor de Dios!

2.

vt

1) ( weep) llorar

he cried himself to sleep — lloró hasta quedarse dormido

2) ( call) gritar

•

Phrasal Verbs:

- cry off

- cry out

English-spanish dictionary > cry
6 tener

v.

1 to have.

tengo un hermano I have o I've got a brother

tener fiebre to have a temperature

tuvieron una pelea they had a fight

tener un niño to have a baby

¡que tengan buen viaje! have a good journey!

tengo las vacaciones en agosto my holidays are in August

Yo tengo una casa I have a house.

El carro tuvo un accidente The car had an accident.

Esto tiene azúcar This has=is made of sugar.

Yo tengo dos hijos I have=am the parent of two sons.

Tengo un primo I have a cousin,

Ella tuvo una gran idea She had a great idea.

Yo tengo paperas I have=suffer from the mumps.

Tengo un ataque de nervios I am having a nervous fit.

Ella tiene su aprobación She has=meets with his approval.

2 to be.

tiene 3 metros de ancho it's 3 meters wide

¿cuántos años tienes? how old are you?

tiene diez años she's ten (years old)

tengo tres años aquí I've been here for three years (Am)

tener hambre/miedo to be hungry/afraid

tener mal humor to be bad-tempered

le tiene lástima he feels sorry for her

3 to get (recibir) (mensaje, regalo, visita, sensación).

tuve un verdadero desengaño I was really disappointed

tendrá una sorpresa he'll get a surprise

4 to hold.

tenlo por el asa hold it by the handle

Ella tiene su bolso She holds her purse.

5 to offer, to have.

* * *

TENER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen.

Past Indicative

tuve, tuviste, tuvo, tuvimos, tuvisteis, tuvieron.

Future Indicative

tendré, tendrás, tendrá, tendremos, tendréis, tendrán.

Conditional

tendría, tendrías, tendría, tendríamos, tendríais, tendrían.

Present Subjunctive

tenga, tengas, tenga, tengamos, tengáis, tengan.

Imperfect Subjunctive

tuviera, tuvieras, tuviera, tuviéramos, tuvierais, tuvieran;

tuviese, tuvieses, tuviese, tuviésemos, tuvieseis, tuviesen.

Future Subjunctive

tuviere, tuvieres, tuviere, tuviéremos, tuviereis, tuvieren.

Imperative

ten (tú), tenga (él/Vd.), tengamos (nos.), tened (vos.), tengan (ellos/Vds.).

* * *

verb

1) to have

2) hold

3) own, possess

4) feel

•

- tener en cuenta
- tener que
- tenerse por
* * *
Para las expresiones como tener cuidado, tener ganas, tener suerte, tener de particular, tener en cuenta, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO
El uso de got con el verbo have es más frecuente en inglés británico, pero solo se usa en el presente.
1) (=poseer, disponer de) to have, have got

¿tienes dinero? — do you have {o} have you got any money?

¿tienes un bolígrafo? — do you have {o} have you got a pen?

¿tiene usted permiso para esto? — do you have {o} have you got permission for this?

tiene un tío en Venezuela — he has an uncle in Venezuela, he's got an uncle in Venezuela

ahora no tengo tiempo — I don't have {o} I haven't got time now

2) [referido a aspecto, carácter] to have, have got

tiene el pelo rubio — he has blond hair, he's got blond hair

tenía una sonrisa preciosa — she had a lovely smile

tiene la nariz aguileña — she has an aquiline nose, she's got an aquiline nose

tenía el pelo mojado — his hair was wet

3) [referido a edad] to be

tiene siete años — he's seven (years old)

¿cuántos años tienes? — how old are you?

al menos debe de tener 55 años — she must be at least 55

4) [referido a ocupaciones] to have, have got

tenemos clase de inglés a las 11 — we have an English class at 11, we've got an English class at 11

el lunes tenemos una reunión — we're having a meeting on Monday, we've got a meeting on Monday

mañana tengo una fiesta — I'm going to a party tomorrow

5) (=parir) to have

va a tener un niño — she's going to have a baby

6) (=medir) to be

tener 5cm de ancho — to be 5cm wide

7) (=sentir) + sustantivo to be + adj

tener hambre/sed/calor/frío — to be hungry/thirsty/hot/cold

no tengas tantos celos — don't be so jealous

hemos tenido mucho miedo — we have been very frightened

le tengo mucho cariño — I'm very fond of him

he tenido un presentimiento — I've had a premonition

8) (=padecer, sufrir) to have

han tenido un accidente — they have had an accident

hemos tenido muchas dificultades — we have had a lot of difficulties

Luis tiene la gripe — Luis has {o} has got flu

tengo fiebre — I have {o} I've got a (high) temperature

¿qué tienes? — what's the matter with you?, what's wrong with you?

9) (=sostener) to hold

tenía el pasaporte en la mano — he had his passport in his hand, he was holding his passport in his hand

tenme el vaso un momento, por favor — hold my glass for me for a moment, please

¡ten!, ¡aquí tienes! — here you are!

10) (=recibir) to have

aún no he tenido carta — I haven't had a letter yet

¿has tenido noticias suyas? — have you heard from her?

11) (=pensar, considerar)

• tener [a bien] hacer algo — to see fit to do sth

• tener a algn [en] algo, te tendrán en más estima — they will hold you in higher esteem

• tener a algn [por] — + adj to consider sb (to be) + adj

le tengo por poco honrado — I consider him (to be) rather dishonest

• ten por [seguro] que... — rest assured that...

12) tener algo que ({+ infin})

tengo trabajo que hacer — I have {o} I've got work to do

no tengo nada que hacer — I have {o} I've got nothing to do

eso no tiene nada que ver — that has {o} that's got nothing to do with it

13) [locuciones]

ya saben dónde me tienen — you always know where you can find me

• ¡[ahí] lo tienes! — there you are!, there you have it!

• tener algo [de] + adj —

de bueno no tiene nada — there's nothing good about it

no tiene nada de particular — it's nothing special

¿qué tiene de malo? — what's wrong with that?

• tenerlo [difícil] — to find it difficult

• tenerlo [fácil] — to have it easy

- ¿conque esas tenemos?

- no tenerlas todas consigo

no las tengo todas conmigo de que lo haga — I'm none too sure that he'll do it, I'm not entirely sure that he'll do it

- tener todas las de ganar

- tener todas las de perder

- quien tuvo retuvo

2. VERBO AUXILIAR

1) tener que ({+ infin})

a) [indicando obligación]

tengo que comprarlo — I have to {o} I've got to buy it, I must buy it

tenemos que marcharnos — we have to {o} we've got to go, we must be going

tienen que aumentarte el sueldo — they have to {o} they've got to give you a rise

tuvo que devolver todo el dinero — he had to pay all the money back

tiene que ser así — it has to be this way

b) [indicando suposición, probabilidad]

¡tienes que estar cansadísima! — you must be really tired!

tiene que dolerte mucho ¿no? — it must hurt a lot, doesn't it?

tiene que estar en tu despacho — it must be in your office

tiene que haberte dolido mucho — it must have hurt a lot

c) [en reproches]

¡tendrías que haberlo dicho antes! — you should have said so before!

¡tendría que darte vergüenza! — you should be ashamed of yourself!

¡tú tenías que ser! — it would be you!, it had to be you!

d) [en sugerencias, recomendaciones]

tendrías que comer más — you should eat more

tendríamos que pedirle perdón — we should apologize to him

2) + participio

tenía puesto el sombrero — he had his hat on

nos tenían preparada una sorpresa — they had prepared a surprise for us

tenía pensado llamarte — I had been thinking of phoning you

te lo tengo dicho muchas veces — I've told you hundreds of times

yo no le tengo visto — I've never set eyes on him

3) + adj

procura tener contentos a todos — he tries to keep everybody happy

me tiene perplejo la falta de noticias — the lack of news is puzzling, I am puzzled by the lack of news

4) esp Méx (=llevar)

tienen tres meses de no cobrar — they haven't been paid for three months, it's three months since they've been paid

tengo cuatro años aquí — I've been here for four years

3.

See:

tenerse

* * *
1.
verbo transitivo [El uso de 'got' en frases como 'I've got a new dress' está mucho más extendido en el inglés británico que en el americano. Éste prefiere la forma 'I have a new dress']

Sentido I

1) (poseer, disponer de) <dinero/trabajo/tiempo> to have

¿tienen hijos? — do they have any children?, have they got any children?

no tenemos pan — we don't have any bread, we haven't got any bread

no tengo a quién recurrir — I have nobody to turn to

tú no tienes idea de lo que fue — you've no idea what it was like

aquí tienes al culpable — here's o this is the culprit

ahí tienes! yo te lo dije — there you are! I told you so

¿conque ésas tenemos? — so that's the way things are, is it?

2)

a) ( llevar encima) to have

¿tiene hora? — have you got the time?

b) ( llevar puesto) to be wearing

qué traje más elegante tienes! — that's a smart suit you're wearing!

3) (hablando de actividades, obligaciones) to have

tengo invitados a cenar — I have o I've got some people coming to dinner

tenemos clases mañana — we've got school tomorrow

tener... que + inf — to have... to + inf

tengo cosas que hacer — I have o I've got things to do

4)

a) (señalando características, atributos) to have

tiene el pelo largo — she has o she's got long hair

tiene mucho tacto — he's very tactful

la casa tiene mucha luz — the house is very light o gets a lot of light

tiene un metro de largo — it is one meter long

tiene mucho de su padre — he's very much like his father

¿y eso qué tiene de malo? — and what's so bad about that?

no tiene nada de extraño — there's nothing strange about it

le lleva 15 años - ¿y eso qué tiene? — (AmL fam) she's 15 years older than he is - so what does that matter?

b) ( expresando edad)

¿cuántos años tienes? — how old are you?

tengo veinte años — I'm twenty (years old)

c) ( con idea de posibilidad)

no creo que tenga arreglo — I don't think it can be fixed

el problema tiene solución — there is a solution to the problem

5) ( dar a luz) <bebé/gemelos> to have

Sentido II

6) (sujetar, sostener) to hold

tenlo derecho — hold it upright

7) ( tomar)

ten la llave — take o here's the key

Sentido III

8) ( recibir) to have

no hemos tenido noticias de él — we haven't heard from him

la propuesta tuvo una acogida favorable — the proposal was favorably received

9)

a) ( sentir)

tengo hambre/sueño/frío — I'm hungry/tired/cold

tiene celos de su hermano — she's jealous of her brother

no tiene interés por nada — she's not interested in anything

le tengo mucho cariño — I'm very fond of him

tengo el placer de... — it gives me great pleasure to...

¿qué tienes? — what's wrong?, what's the matter?

b) (refiriéndose a síntomas, enfermedades) to have

tengo dolor de cabeza — I have o I've got a headache

no saben lo que tiene — they don't know what's wrong with him

c) (refiriéndose a experiencias, sucesos) to have

que tengas buen viaje — have a good trip

tener una discusión con alguien — to have an argument with somebody

10) ( refiriéndose a actitudes)

ten más respeto — have a little more respect

ten paciencia/cuidado — be patient/careful

Sentido IV

11) (indicando estado, situación) (+ compl)

la mesa tiene una pata rota — one of the table legs is broken

tengo las manos sucias — my hands are dirty

tienes el cinturón desabrochado — your belt's undone

lo tiene dominado — she has him under her thumb

lo tengo terminado — I've already finished it

me tiene muy preocupada — I'm very worried about it

nos tuvo allí esperando — he kept us waiting there

me tienen de sirvienta — they treat me like a maid

tengo a la niña enferma — my little girl's sick

12) ( considerar)

tener algo/a alguien por algo: se lo tiene por el mejor he/it is considered (to be) the best; siempre lo tuve por tímido I always thought he was shy; ten por seguro que lo hará — you can be sure he'll do it
2.
tener v aux

Sentido I

1)

a) (expresando obligación, necesidad)

tener que + inf — to have (got) to + inf

tengo que estudiar hoy — I have to o I must study today

no tienes más que apretar este botón — all you have to do is press this button

no tengo por qué darte cuentas a ti — I don't have to explain anything to you

tienes que comer más — you ought to eat more

b) (expresando propósito, recomendación)

tener que + inf: tenemos que ir a verla we must go and see her; tengo que hacer ejercicio I must get some exercise; tendrías que llamarlo — you should ring him

2) ( expresando certeza)

tener que + inf: tiene que estar en este cajón it must be in this drawer; tiene que haber sido él it must have been him; tú tenías que ser! — it had to be you!

Sentido II

3) ( con participio pasado)

¿tiene previsto asistir? — do you plan to attend?

tengo entendido que sí viene — I understand he is coming

te tengo dicho que eso no me gusta — I've told you before I don't like that

teníamos pensado irnos hoy — we intended leaving today

tiene bastante dinero ahorrado — she has quite a lot of money saved up

4) (AmL) ( en expresiones de tiempo)

tienen tres años de casados — they've been married for three years

tenía un año sin verlo — she hadn't seen him for a year
3.
tenerse v pron

1) ( sostenerse)

no podía tenerse en pie — he couldn't stand

no tenerse de sueño — to be dead o asleep on one's feet

2) (refl) ( considerarse)

tenerse por algo: se tiene por muy inteligente — he considers himself to be very intelligent

* * *

= bear, contain, have, hold, own, carry, have got, have + in place, live with, have at + Posesivo + disposal, possess.

Ex. Use a uniform title for an entry if the item bears a title proper that differs from the uniform title.

Ex. The label contains information about the record, indicating, for instance, its length, status, for example, new, amended, type and class.

Ex. Many of the aspects of the indexing process including, in particular, term selection and search logic have common features.

Ex. If the search is made with a call number, a summary of copies with that call number which are held by the library is first displayed.

Ex. For example, a person can consult the system holdings files to find out whether a library in the network owns a copy of the document.

Ex. Europe Environment carries useful reports on the activities of the lobby groups in the environmental, consumer protection and research fields.

Ex. Typical examples of enquiries of this kind that could be satisfied within minutes in any decently stocked library are ' Have you got anything on organising weddings?' 'Can you find me something on the history of paddle-steamers?'.

Ex. The first country to have in place an operational domestic geostationary satellite communications system was Canada.

Ex. Medical advances are improving the lives of people living with HIV/AIDS, while prevention remains the key to stopping the spread of this disease.

Ex. But this would require time and competencies, which not all policy makers have at their disposal.

Ex. Not every index necessarily exhibits all the features of either of these types of indexing systems, and indeed, some will possess elements of both types of systems.

----

* acabar teniendo = end up with.

* acontecimiento + tener lugar = occurrence + take place.

* a mí también me gustaría tener la misma oportunidad = turnabout is fair play.

* aquí tiene(s) = here is/are.

* a tener en cuenta en el futuro = for future reference.

* cambio + tener lugar = change + take place.

* curso que tiene lugar fuera de la universidad = extension course, off-campus course.

* dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.

* del que se tiene constancia = recorded.

* demostrar que se tiene razón = prove + Posesivo + point.

* el cliente siempre tiene la razón = the customer is always right.

* empezar a tener dudas = get + cold feet.

* empezar a tener sentido = become + meaningful.

* estudiar + Nombre + teniendo en cuenta + Nombre = place + Nombre + against the background of + Nombre.

* hacer que tenga más valor = put + a premium on.

* hombre que tiene mucho mundo = a man of the world.

* lo que tenga que pasar, que pase = que sera sera, what's meant to be, will be, whatever will be, will be.

* lo que tenga que ser, será = que sera sera, whatever will be, will be, what's meant to be, will be.

* mujer que tiene mucho mundo = a woman of the world.

* necesitarse tener en cuenta = need + consideration.

* negar tener relación con = disclaim + connection with.

* no querer tener nada que ver con = want + nothing to do with.

* no tener alternativa = have + no choice.

* no tener apetito = be off + Posesivo + food, be off + Posesivo + oats.

* no tener constancia de Algo = unrecorded.

* no tener donde caerse muerto = not have two pennies to rub together.

* no tener dos dedos de frente = as thick as a brick, as thick as two (short) planks, as daft as a brush.

* no tener dos dedos de frnete = knucklehead.

* no tener en cuenta = disregard, overlook, skip over, be oblivious of/to, close + the door on, leave + Nombre + out of the picture, fly in + the face of, drop + Nombre + out of the picture.

* no tener errores = be error-free.

* no tener éxito = come up with + nothing, prove + unsuccessful, be unsuccessful.

* no tener fin = there + be + no end to.

* no tener fronteras = have + no boundaries.

* no tener fundamento = be unfounded.

* no tener ganas = can't/couldn't be bothered, can't/couldn't be bothered.

* no tener ganas de comer = be off + Posesivo + food, be off + Posesivo + oats.

* no tener hijos = be childless.

* no tener hogar = be homeless.

* no tener idea = have + no clue, have + no idea.

* no tener idea de = be clueless about, have + no understanding of.

* no tener importancia = be of no importance, make + no difference, be of no consequence.

* no tener información = be undocumented.

* no tener la más mínima idea sobre Algo = Negativo + have + the foggiest idea.

* no tener la menor importancia = be of no particular concern.

* no tener la necesidad de usar Algo = have + no use for.

* no tener la obligación de = be under no obligation.

* no tener la preparación = be untrained.

* no tener límite = have + no limit.

* no tener límites = be boundless.

* no tener lugar = fall through.

* no tener más alternativa que = have + no other option but.

* no tener más opción que = have + little choice but, have + no other option but.

* no tener más remedio que = be stuck with, be left with the need to, get + stuck with.

* no tener nada en contra de = have + no quarrel with, have + nothing against.

* no tener nada en contra de Algo = have + no quarrel about + Nombre.

* no tener nada que perder = have + nothing to lose.

* no tener nada que ver con = be irrelevant to.

* no tener ni idea sobre Algo = not know the first thing about.

* no tener ni la más mínima posibilidad = not to have a prayer.

* no tener ni la más remota posibilidad = not to have a prayer.

* no tener ningún escrúpulo en = have + no qualms about.

* no tener ningún fundamento = not have a leg to stand on.

* no tener ningún interés = can't/couldn't be bothered.

* no tener ningún problema con = be okay with.

* no tener ningún remilgo en = have + no qualms about.

* no tener ningún reparo = have + no qualms about.

* no tener ni pies ni cabeza = be pointless.

* no tener ni punto de comparación = be in a different league.

* no tener ni puta idea = not get + Posesivo + shit together.

* no tener ni puta idea sobre Algo = not know the first thing about.

* no tener ni un pelo de tonto = there are no flies (on/about) + Pronombre.

* no tener ni voz ni voto en = have + no say in.

* no tener noticias es buena señal = no news is good news.

* no tener opción = have + no choice.

* no tener otra alternativa = have + no choice.

* no tener otra alternativa que = have + no other option but.

* no tener otra opción = have + no choice.

* no tener otra opción que = have + no other option but.

* no tener otro objetivo que el de = have + no other purpose than.

* no tener otro sitio donde recurrir = have + nowhere else to turn.

* no tener parangón = be unequalled, be without peer.

* no tener pelos en la lengua = call + a spade a spade.

* no tener posibilidades = be dead meat.

* no tener prejuicios = be open-minded.

* no tener presente = be oblivious of/to.

* no tener que ir muy lejos = not have to look far.

* no tener razón = be wrong.

* no tener razón de ser + Infinitivo = there + be + no sense in + Gerundio.

* no tener reparos = make + no bones about + Algo.

* no tener reparos en admitir que = make + no bones about + Algo.

* no tener representación = be unrepresented.

* no tener respuesta = be unanswerable.

* no tener rival = be second to none.

* no tener rumbo = lose + Posesivo + way.

* no tener salida = be stuck, get + stuck.

* no tenerse en pie = Negativo + hold + water.

* no tener sentido = be meaningless, be pointless, be senseless.

* no tener sentido el + Infinitivo = there + be + no point in + Gerundio.

* no tener sentido + Infinitivo = there + be + little point in + Gerundio, there + be + no sense in + Gerundio.

* no tener suerte = be out of luck.

* no tener tiempo de nada = have + not a moment to spare.

* no tener trabajo = be unemployed.

* no tener trascendencia = be of no consequence.

* no tener un duro = not have a bean.

* no tener valor = be valueless.

* no tener vida privada = like being in a (gold)fish bowl.

* no terminar nunca de tener problemas con = have + no end of problems with.

* ¡Ojalá tuviera...! = I wish I had....

* ¡Ojalá tuviese...! = I wish I had....

* parece tener poco sentido que = there + seem + little point in.

* por si + tener + suerte = on spec.

* que no tiene compensación = non-compensatory [noncompensatory].

* que no tiene precio = priceless.

* que pase lo que tenga que pasar = que sera sera, whatever will be, will be, what's meant to be, will be.

* que tiene lugar una vez a la semana = once-weekly.

* que tiene precio = priced.

* que tiene sentido = meaningful.

* que tiene solución = solvable.

* revista que tiene una gran demanda popular = mass-market journal.

* sin tener = in the absence of.

* sin tener en cuenta = never mind, without regard to, independently of, disregarding, not including.

* sin tener en cuenta el hecho de que = overlook + the fact that.

* sin tener que recurrir a = without recourse to.

* tenemos intereses en ambas partes = our feet are in both worlds.

* tener a Alguien metido en un puño = have + Nombre + under + Posesivo + thumb.

* tener a cargo de uno = have + as + Posesivo + charge.

* tener acceso a información confidencial = be on the inside.

* tener acuerdos con = have + deals with.

* tener afinidades = share + common ground.

* tener aire acondiconado = be air-conditioned.

* tener a la disposición de Uno = have at + Posesivo + disposal.

* tener al alcance = have at + Posesivo + touch.

* tener Algo al alcance = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener algo a mano = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener + Algo + a + Posesivo + entera disposición = have + the run of the + Nombre.

* tener Algo bajo el control de Uno = have + Nombre + at + Posesivo + command.

* tener Algo claro = clarify + Posesivo + mind.

* tener Algo en común = have + Nombre + in common, share + Nombre + in common.

* tener algo en contra de = have + something against.

* tener Algo fácilmente accesible = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener Algo hecho a la medida de uno = have + Nombre + cut out.

* tener algo muy vivo en la mente de uno = be strong in + mind.

* tener algo que decir sobre = have + a say in.

* tener algo que ver con = have + something to do with.

* tener algo reservado = have + something up + Posesivo + sleeve.

* tener alguna incidencia en = have + some bearing on.

* tener alguna posibilidad = have + a fighting chance.

* tener alguna posibilidad de triunfar = have + a fighting chance.

* tener alguna relevancia para = have + some bearing on.

* tener alucinaciones = hallucinate.

* tener a mano = have at + Posesivo + touch, have + on call, have + to hand, keep within + reach, be to hand.

* tener ansias de = crave, crave for.

* tener antecedentes de = have + a track record of.

* tener antojo de = crave, crave for.

* tener a + Posesivo + cargo = have + in + Posesivo + charge.

* tener aspecto = look.

* tener atrasos = be in arrears.

* tener aversión a = have + aversion to.

* tener beneficios = have + benefits.

* tener buena mano con las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.

* tener buen apetito = have + a good appetite.

* tener buenas intenciones = be well-intentioned, mean + well.

* tener buenas perspectivas para = be well-placed to.

* tener buen ojo para juzgar a la gente = be a good judge of character.

* tener bulla = be in a hurry.

* tener cabida para = hold, accommodate, include, take.

* tener calentura = have + a temperature, have + a fever.

* tener características en común = share + similarities.

* tener cara de muerto = look like + death warmed (over/up).

* tener carencias = find + wanting.

* tener carta blanca = have + carte-blanche.

* tener causa justificada = have + good cause.

* tener cautela = proceed + with caution.

* tener celos = feel + jealous.

* tener claro = be clear in your mind.

* tener coherencia = cohere.

* tener cólicos = be colicky.

* tener como consecuencia = result (in).

* tener como equivalente = have + counterpart.

* tener como motivo central = plan around + Nombre.

* tener como objetivo = have + as + Posesivo + objective, be in business for.

* tener como sede = headquarter (at/in).

* tener compasión de = have + compassion for.

* tener conocimiento de = be privy to, be aware of.

* tener consecuencias = have + consequences.

* tener consecuencias en = have + implication for.

* tener consecuencias negativas = backfire.

* tener contacto = have + contact.

* tener contactos = liaise (with/between).

* tener controlado a Alguien = have + Nombre + on the run.

* tener control sobre = have + hold on.

* tener coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* tener correlación con = bear + correlation with.

* tener correspondencia = bear + correspondence (to).

* tener cosas en común = share + common ground.

* tener cualidades + Adjetivo = be of + Adjetivo + quality.

* tener cuidado = exercise + care, exercise + caution, proceed + with caution, watch out, take + caution.

* tener cuidado con = watch for, beware (of/that), look out for, be wary of.

* tener cuidado con lo que se dice = say + the right thing.

* tener cuidado con lo que Uno dice = watch + Posesivo + mouth, watch what + say.

* tener cuidado de = be careful, be chary of, take + (great) pains to.

* tener cuidado (de que) = take + care (that).

* tener cultivos = grow + crops.

* tener debilidad por = have + a soft spot for.

* tener delante = have + before.

* tener demasiada prisa = be in too much of a hurry, be in too much of a rush.

* tener derecho a = be entitled to, have + a right to, entitle to, have + the right to, have + a say in.

* tener derecho a expresar + Posesivo + opinión = be entitled to + Posesivo + own opinion.

* tener derecho de paso = have + the right of way.

* tener dificultad = struggle, experience + difficulty, be hard pressed.

* tener dificultad de + Infinitivo = have + difficulty + Gerundio, have + difficulty in + Gerundio.

* tener dificultad en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* tener dificultades = have + a hard time, have + a tough time.

* tener dinero a punta pala = roll in + Dinero.

* tener dominado a Alguien = have + Nombre + on the run.

* tener dudas = be doubtful, have + misgivings, have + reservations (about), be suspicious.

* tener dudas sobre = be ambivalent about.

* tener efecto = take + effect, have + effect.

* tener efecto sobre = impinge on/upon.

* tener el atrevimiento de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener el corazón de un león = have + the heart of a lion.

* tener el deber de = have + a responsibility to.

* tener el derecho de = have + the right to.

* tener el descaro de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener el destino de = suffer + the fate of.

* tener el estatus profesional de + Nombre = have + Nombre + status.

* tener el gusto de = take + pleasure.

* tener el hábito de = have + the habit of.

* tener el honor de = have + the honour of.

* tener el lujo = have + luxury.

* tener el mando = rule + the roost.

* tener el mejor aspecto posible = look + Posesivo + best.

* tener el mismo destino = suffer + the same fate.

* tener el mono = suffer from + withdrawal symptoms.

* tener el placer de = take + pleasure.

* tener el plazo cumplido = be due.

* tener el plazo vencido = be overdue.

* tener el poder = be the boss, call + the shots, call + the tune, rule + the roost.

* tener el poder de = have + the power to.

* tener el toque mágico = have + the magic touch.

* tener el valor = have + the courage.

* tener el valor de = have + the guts to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener en común = hold in + common, tread + common ground.

* tener en común con = partake (in/of).

* tener en consideración = take into + consideration, take into + consideration.

* tener en cuenta = allow for, bear in + mind, cater for/to, consider (as), heed, make + allowances, take + account of, take + cognisance of, take + cognition of, take into + account, take into + consideration, make + provision for, bring into + play, give + an ear to, factor, have + regard for, factor in, be aware of, note, keep in + mind.

* tener en cuenta las posibilidades de Algo = consider + possibilities.

* tener en cuenta un punto de vista = take into + account + viewpoint, contemplate + view.

* tener en funcionamiento = have + in effect.

* tener en gran estima = have + a very high regard for.

* tener en mente = bear in + mind, have + in mind, keep in + mind.

* tener en observación = hold under + observation, keep under + observation.

* tener en reserva = hold in + reserve.

* tener entre manos = be up to.

* tener envidia de = envy.

* tener errores = be flawed.

* tener éxito = achieve + success, be successful, get + anywhere, meet + success, prove + successful, succeed, attain + appeal, be a success, find + success, come up + trumps, prove + trumps, take off, meet with + success, hit + the big time, be popular, go + strong.

* tener éxito en el mundo = succeed in + the world.

* tener éxito en la vida = succeed in + life, get on in + life.

* tener expectativas = hold + expectations, have + expectations.

* tener experiencia = have + experience.

* tener fácilmente accesible = have at + Posesivo + touch.

* tener fallos = be flawed.

* tener fe = have + faith (in).

* tener fe en = have + faith (in).

* tener fiebre = have + a temperature, have + a fever.

* tener fijación por = be hipped (on/to), get hipped (on/to).

* tener flatulencia = pass + gas, break + wind, pass + wind.

* tener forma + Adjetivo = be + Adjetivo + in shape.

* tener frenillo = lisp.

* tener fundamento para pensar que = have + reason to believe that.

* tener futuro = have + potential, there + be + a future for/in, have + a future.

* tener ganada la mitad de la batalla = be half the battle.

* tener ganada sólo la mitad de la batalla = be only half the battle.

* tener ganas de = be keen to, have + an/the inclination to.

* tener ganas de + Infinitivo = feel like + Gerundio.

* tener gancho = be engaging.

* tener gastos = incur + costs.

* tener gastos generales = incur + overheads.

* tener gran éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener gran importancia = be of high significance.

* tener gran repercusión = be far reaching.

* tener hambre = be hungry, feel + hungry.

* tener hambre después del esfuerzo = work up + an appetite.

* tener hijos = father + children, have + children.

* tener hipo = hiccup.

* tener horario ajustado = be under time constraint.

* tener horror a = loathe, hate.

* tener idea = have + a clue.

* tener impacto = make + impact.

* tener impacto (sobre) = have + impact (on).

* tener implicaciones para = have + implication for.

* tener importancia = carry + weight, have + high profile, be of consequence.

* tener indigestión = have + indigestion.

* tener influencias = have + pull.

* tener influencia sobre = have + hold on.

* tener iniciativa = be proactive.

* tener intereses en = have + a stake in.

* tener intereses en juego = have + invested.

* tener interés por = have + an interest in.

* tener interés por/en = be interested in.

* tener inventiva = be inventive.

* tener jurisdicción = have + jurisdiction (over).

* tener la autoridad = have + mandate.

* tener la bragueta abierta = fly + be undone.

* tener la capacidad de = have + the potential (to/for).

* tener la cara de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la cara descompuesta = look like + death warmed (over/up).

* tener la categoría profesional de + Nombre = hold + Nombre + rank, have + Nombre + rank, enjoy + Nombre + rank.

* tener la certeza de = feel + confident.

* tener la certeza de que = rest + assured that.

* tener la conciencia limpia = have + a clear conscience.

* tener la conciencia tranquila = have + a clear conscience.

* tener la convicción = it + be + Posesivo + understanding.

* tener la costumbre de = have + a habit of, have + the habit of.

* tener la costumbre de + Infinitivo = be in the habit of + Gerundio.

* tener la cuenta bancaria = bank.

* tener la culpa (por/de) = be at fault (for/to).

* tener la culpa de Algo que se ha causado Uno mismo = be of + Posesivo + own making.

* tener la desfachatez de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la desvergüenza de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la doble función = double as, double up as.

* tener la facultad de = have + powers to.

* tener la fama de = have + a good record for.

* tener la fecha de + Fecha = be dated + Fecha.

* tener la frescura de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la función de = be in the business of.

* tener la impresión = have + the impression, get + the impression.

* tener la impresión de que = get + the feeling that.

* tener la intención de = be intended to, intend, mean.

* tener la intención de + Infinitivo = set out to + Infinitivo.

* tener la libertad de = be at liberty to, feel + free to.

* tener la libertard de/para = have + the latitude to.

* tener la malafortuna de = have + the misfortune to.

* tener la mirada perdida = stare into + space, gaze into + space.

* tener la misma importancia = carry + equal weight.

* tener la obligación de = be under the obligation to.

* tener la ocasión de = have + opportunity to.

* tener la oficina central en = headquarter (at/in).

* tener la opinión = it + be + Posesivo + understanding.

* tener la oportunidad = have + the opportunity.

* tener la oportunidad de = get + (a/the) + chance to, have + opportunity to, get + a chance to.

* tener la osadía de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la paciencia del santo Job = have + the patience of Job.

* tener la paciencia de un santo = have + the patience of a saint.

* tener la posibilidad de = have + chance.

* tener la potestad = have + mandate.

* tener la potestad de = have + the power to, have + the right to.

* tener lapsus = have + lapses.

* tener la reputación de ser = be well known for.

* tener la responsabilidad = charge, undertake + burden.

* tener la responsabilidad de = have + the responsibility of.

* tener la sartén por el mango = call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* tener la seguridad de = have + the security of.

* tener la seguridad de que = rest + assured that.

* tener la sensación de que = have + a gut feeling that.

* tener las mismas prerrogativas = have + an equal voice in.

* tener las riendas de = hold + the reins of.

* tener las riendas del poder = hold + the reins of power.

* tener lástima = pity.

* tener lástima de = take + pity on.

* tener la tentación de = be tempted to.

* tener la última palabra = have + the ultimate say, have + the final say, call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* tener la vista cansada = need + reading glasses.

* tenerle manía a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tenerle rabia a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tenerle tirria a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tener libertad = have + freedom.

* tener libertad sobre = have + wide discretion over.

* tenerlo crudo = not be easy.

* tenerlo difícil = not be easy, not be easy.

* tenerlo duro = not be easy.

* tenerlo fácil = have + an easy ride.

* tener lo mejor de ambos mundos = have + the best of both worlds.

* tener lo mejor de los dos mundos = have + the best of both worlds.

* tener lo que hace falta = have + what it takes.

* tener lo que hay que tener = have + what it takes.

* tener lo que se necesita = have + what it takes.

* tener los días contados = day + be + numbered, be doomed, doomed, be dead meat, the (hand)writing + be + on the wall, see it + coming.

* tener los nervios de punta = have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* tener los nervios en el estómago = have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* tener los pies firmemente en el suelo = feet + be + firmly planted on the ground.

* tenerlo todo = have + the best of both worlds.

* tenerlo todo hecho = have + an easy ride.

* tener lugar = take + place, go on, come to + pass.

* tener madera de = be cut out for.

* tener mala fama por = hold in + disrepute, be infamous for.

* tener malas conexiones con = have + poor connections with.

* tener malas intenciones = be up to no good, get up to + no good.

* tener mal de amores = be lovesick.

* tener mal ojo para juzgar a la gente = be a bad judge of character.

* tener más paciencia que el santo Job = have + the patience of Job.

* tener más paciencia que un santo = have + the patience of a saint.

* tener mérito = be meritorious.

* tener miedo = be afraid, be in fear, frighten.

* tener miedo a = be scared of.

* tener miedo a Alguien = regard + Nombre + with fear.

* tener motivo = be right.

* tener motivo justificado = have + good cause.

* tener motivo para = have + cause to.

* tener movilidad = be mobile.

* tener mucha distancia que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucha ilusión = be thrilled.

* tener mucha personalidad = be full of character.

* tener mucho camino que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucho carácter = be full of character.

* tener mucho cuidado = be extra vigilant.

* tener mucho éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener mucho interés en = have + a high stake in.

* tener mucho interés por = be keen to.

* tener mucho que ver con = have + a great deal to do with.

* tener mucho tiempo libre = have + plenty of time to spare.

* tener muy mala cara = look like + death warmed (over/up).

* tener niños = have + children.

* tener + Nombre = be not without + Nombre.

* tener noticias de = hear from.

* tener + Número + Período de Tiempo = be + Período de Tiempo + old.

* tener obligación = have + obligation.

* tener obsesión con = be hipped (on/to), get hipped (on/to).

* tener ojeras = have + bags under + Posesivo + eyes.

* tener ojos en la nuca = have + eyes in the back of + Posesivo + head.

* tener opinión = take + view.

* tener paciencia = be patient.

* tener paciencia con = bear with + Pronombre.

* tener palabra = keep + Posesivo + word, live up to + Posesivo + word.

* tener paralelo = have + parallel.

* tener pelos en la lengua = mince + words.

* tener pérdidas = make + a loss.

* tener perplejo = stump.

* tener plena conciencia de = be fully aware of.

* tener poca información = be information poor.

* tener pocas luces = as thick as a brick, as thick as two (short) planks, as daft as a brush, knucklehead.

* tener pocas posibilidades de = have + little recourse.

* tener poco que ver = have + little to do.

* tener poco valor = be of little value.

* tener por costumbre + Infinitivo = be in the habit of + Gerundio.

* tener por término medio = average.

* tener posibilidades = stand + chance, be in with a chance.

* tener potencial = have + potential.

* tener precaución de = be chary of.

* tener precedencia = take + priority.

* tener preferencia = be preferential, have + the right of way.

* tener preferencia (sobre) = take + precedence (over).

* tener presente = be mindful of/that, bear in + mind, consider (as), keep in + focus, keep in + mind, make + consideration, mind, make + provision for, have + regard for, be aware of.

* tener presente las posibilidades de Algo = consider + possibilities.

* tener prioridad = trump.

* tener prisa = be in a hurry.

* tener problema con Algo = experience + trouble with.

* tener problemas = have + problems.

* tener problemas con = fall + foul of, run + afoul of problems, run + afoul of, fall + afoul of.

* tener problemas con la ley = fall + foul of the law, go + afoul of the law, fall + afoul of the law.

* tener programado su comienzo = be scheduled to start.

* tener programado su finalización = be scheduled for completion.

* tener pros y contras = be a mixed blessing.

* tener que = have to, hafta [have to].

* tener que aguantar Algo = be stuck with, get + stuck with.

* tener que arreglárselas solo = leave (up) to + Posesivo + own resources, leave to + Posesivo + own devices.

* tener que cargar con = be stuck with, saddle with, get + stuck with.

* tener que cargar con el peso de = be burdened with.

* tener que cargar con el peso de la tradición = be burdened with + tradition.

* tener que competir con = face + competition from.

* tener + que felicitar a Alguien = have to hand it to + Nombre.

* tener que ocurrir = be boun.

* * *
1.
verbo transitivo [El uso de 'got' en frases como 'I've got a new dress' está mucho más extendido en el inglés británico que en el americano. Éste prefiere la forma 'I have a new dress']

Sentido I

1) (poseer, disponer de) <dinero/trabajo/tiempo> to have

¿tienen hijos? — do they have any children?, have they got any children?

no tenemos pan — we don't have any bread, we haven't got any bread

no tengo a quién recurrir — I have nobody to turn to

tú no tienes idea de lo que fue — you've no idea what it was like

aquí tienes al culpable — here's o this is the culprit

ahí tienes! yo te lo dije — there you are! I told you so

¿conque ésas tenemos? — so that's the way things are, is it?

2)

a) ( llevar encima) to have

¿tiene hora? — have you got the time?

b) ( llevar puesto) to be wearing

qué traje más elegante tienes! — that's a smart suit you're wearing!

3) (hablando de actividades, obligaciones) to have

tengo invitados a cenar — I have o I've got some people coming to dinner

tenemos clases mañana — we've got school tomorrow

tener... que + inf — to have... to + inf

tengo cosas que hacer — I have o I've got things to do

4)

a) (señalando características, atributos) to have

tiene el pelo largo — she has o she's got long hair

tiene mucho tacto — he's very tactful

la casa tiene mucha luz — the house is very light o gets a lot of light

tiene un metro de largo — it is one meter long

tiene mucho de su padre — he's very much like his father

¿y eso qué tiene de malo? — and what's so bad about that?

no tiene nada de extraño — there's nothing strange about it

le lleva 15 años - ¿y eso qué tiene? — (AmL fam) she's 15 years older than he is - so what does that matter?

b) ( expresando edad)

¿cuántos años tienes? — how old are you?

tengo veinte años — I'm twenty (years old)

c) ( con idea de posibilidad)

no creo que tenga arreglo — I don't think it can be fixed

el problema tiene solución — there is a solution to the problem

5) ( dar a luz) <bebé/gemelos> to have

Sentido II

6) (sujetar, sostener) to hold

tenlo derecho — hold it upright

7) ( tomar)

ten la llave — take o here's the key

Sentido III

8) ( recibir) to have

no hemos tenido noticias de él — we haven't heard from him

la propuesta tuvo una acogida favorable — the proposal was favorably received

9)

a) ( sentir)

tengo hambre/sueño/frío — I'm hungry/tired/cold

tiene celos de su hermano — she's jealous of her brother

no tiene interés por nada — she's not interested in anything

le tengo mucho cariño — I'm very fond of him

tengo el placer de... — it gives me great pleasure to...

¿qué tienes? — what's wrong?, what's the matter?

b) (refiriéndose a síntomas, enfermedades) to have

tengo dolor de cabeza — I have o I've got a headache

no saben lo que tiene — they don't know what's wrong with him

c) (refiriéndose a experiencias, sucesos) to have

que tengas buen viaje — have a good trip

tener una discusión con alguien — to have an argument with somebody

10) ( refiriéndose a actitudes)

ten más respeto — have a little more respect

ten paciencia/cuidado — be patient/careful

Sentido IV

11) (indicando estado, situación) (+ compl)

la mesa tiene una pata rota — one of the table legs is broken

tengo las manos sucias — my hands are dirty

tienes el cinturón desabrochado — your belt's undone

lo tiene dominado — she has him under her thumb

lo tengo terminado — I've already finished it

me tiene muy preocupada — I'm very worried about it

nos tuvo allí esperando — he kept us waiting there

me tienen de sirvienta — they treat me like a maid

tengo a la niña enferma — my little girl's sick

12) ( considerar)

tener algo/a alguien por algo: se lo tiene por el mejor he/it is considered (to be) the best; siempre lo tuve por tímido I always thought he was shy; ten por seguro que lo hará — you can be sure he'll do it
2.
tener v aux

Sentido I

1)

a) (expresando obligación, necesidad)

tener que + inf — to have (got) to + inf

tengo que estudiar hoy — I have to o I must study today

no tienes más que apretar este botón — all you have to do is press this button

no tengo por qué darte cuentas a ti — I don't have to explain anything to you

tienes que comer más — you ought to eat more

b) (expresando propósito, recomendación)

tener que + inf: tenemos que ir a verla we must go and see her; tengo que hacer ejercicio I must get some exercise; tendrías que llamarlo — you should ring him

2) ( expresando certeza)

tener que + inf: tiene que estar en este cajón it must be in this drawer; tiene que haber sido él it must have been him; tú tenías que ser! — it had to be you!

Sentido II

3) ( con participio pasado)

¿tiene previsto asistir? — do you plan to attend?

tengo entendido que sí viene — I understand he is coming

te tengo dicho que eso no me gusta — I've told you before I don't like that

teníamos pensado irnos hoy — we intended leaving today

tiene bastante dinero ahorrado — she has quite a lot of money saved up

4) (AmL) ( en expresiones de tiempo)

tienen tres años de casados — they've been married for three years

tenía un año sin verlo — she hadn't seen him for a year
3.
tenerse v pron

1) ( sostenerse)

no podía tenerse en pie — he couldn't stand

no tenerse de sueño — to be dead o asleep on one's feet

2) (refl) ( considerarse)

tenerse por algo: se tiene por muy inteligente — he considers himself to be very intelligent

* * *

= bear, contain, have, hold, own, carry, have got, have + in place, live with, have at + Posesivo + disposal, possess.

Ex: Use a uniform title for an entry if the item bears a title proper that differs from the uniform title.

Ex: The label contains information about the record, indicating, for instance, its length, status, for example, new, amended, type and class.

Ex: Many of the aspects of the indexing process including, in particular, term selection and search logic have common features.

Ex: If the search is made with a call number, a summary of copies with that call number which are held by the library is first displayed.

Ex: For example, a person can consult the system holdings files to find out whether a library in the network owns a copy of the document.

Ex: Europe Environment carries useful reports on the activities of the lobby groups in the environmental, consumer protection and research fields.

Ex: Typical examples of enquiries of this kind that could be satisfied within minutes in any decently stocked library are ' Have you got anything on organising weddings?' 'Can you find me something on the history of paddle-steamers?'.

Ex: The first country to have in place an operational domestic geostationary satellite communications system was Canada.

Ex: Medical advances are improving the lives of people living with HIV/AIDS, while prevention remains the key to stopping the spread of this disease.

Ex: But this would require time and competencies, which not all policy makers have at their disposal.

Ex: Not every index necessarily exhibits all the features of either of these types of indexing systems, and indeed, some will possess elements of both types of systems.

* acabar teniendo = end up with.

* acontecimiento + tener lugar = occurrence + take place.

* a mí también me gustaría tener la misma oportunidad = turnabout is fair play.

* aquí tiene(s) = here is/are.

* a tener en cuenta en el futuro = for future reference.

* cambio + tener lugar = change + take place.

* curso que tiene lugar fuera de la universidad = extension course, off-campus course.

* dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.

* del que se tiene constancia = recorded.

* demostrar que se tiene razón = prove + Posesivo + point.

* el cliente siempre tiene la razón = the customer is always right.

* empezar a tener dudas = get + cold feet.

* empezar a tener sentido = become + meaningful.

* estudiar + Nombre + teniendo en cuenta + Nombre = place + Nombre + against the background of + Nombre.

* hacer que tenga más valor = put + a premium on.

* hombre que tiene mucho mundo = a man of the world.

* lo que tenga que pasar, que pase = que sera sera, what's meant to be, will be, whatever will be, will be.

* lo que tenga que ser, será = que sera sera, whatever will be, will be, what's meant to be, will be.

* mujer que tiene mucho mundo = a woman of the world.

* necesitarse tener en cuenta = need + consideration.

* negar tener relación con = disclaim + connection with.

* no querer tener nada que ver con = want + nothing to do with.

* no tener alternativa = have + no choice.

* no tener apetito = be off + Posesivo + food, be off + Posesivo + oats.

* no tener constancia de Algo = unrecorded.

* no tener donde caerse muerto = not have two pennies to rub together.

* no tener dos dedos de frente = as thick as a brick, as thick as two (short) planks, as daft as a brush.

* no tener dos dedos de frnete = knucklehead.

* no tener en cuenta = disregard, overlook, skip over, be oblivious of/to, close + the door on, leave + Nombre + out of the picture, fly in + the face of, drop + Nombre + out of the picture.

* no tener errores = be error-free.

* no tener éxito = come up with + nothing, prove + unsuccessful, be unsuccessful.

* no tener fin = there + be + no end to.

* no tener fronteras = have + no boundaries.

* no tener fundamento = be unfounded.

* no tener ganas = can't/couldn't be bothered, can't/couldn't be bothered.

* no tener ganas de comer = be off + Posesivo + food, be off + Posesivo + oats.

* no tener hijos = be childless.

* no tener hogar = be homeless.

* no tener idea = have + no clue, have + no idea.

* no tener idea de = be clueless about, have + no understanding of.

* no tener importancia = be of no importance, make + no difference, be of no consequence.

* no tener información = be undocumented.

* no tener la más mínima idea sobre Algo = Negativo + have + the foggiest idea.

* no tener la menor importancia = be of no particular concern.

* no tener la necesidad de usar Algo = have + no use for.

* no tener la obligación de = be under no obligation.

* no tener la preparación = be untrained.

* no tener límite = have + no limit.

* no tener límites = be boundless.

* no tener lugar = fall through.

* no tener más alternativa que = have + no other option but.

* no tener más opción que = have + little choice but, have + no other option but.

* no tener más remedio que = be stuck with, be left with the need to, get + stuck with.

* no tener nada en contra de = have + no quarrel with, have + nothing against.

* no tener nada en contra de Algo = have + no quarrel about + Nombre.

* no tener nada que perder = have + nothing to lose.

* no tener nada que ver con = be irrelevant to.

* no tener ni idea sobre Algo = not know the first thing about.

* no tener ni la más mínima posibilidad = not to have a prayer.

* no tener ni la más remota posibilidad = not to have a prayer.

* no tener ningún escrúpulo en = have + no qualms about.

* no tener ningún fundamento = not have a leg to stand on.

* no tener ningún interés = can't/couldn't be bothered.

* no tener ningún problema con = be okay with.

* no tener ningún remilgo en = have + no qualms about.

* no tener ningún reparo = have + no qualms about.

* no tener ni pies ni cabeza = be pointless.

* no tener ni punto de comparación = be in a different league.

* no tener ni puta idea = not get + Posesivo + shit together.

* no tener ni puta idea sobre Algo = not know the first thing about.

* no tener ni un pelo de tonto = there are no flies (on/about) + Pronombre.

* no tener ni voz ni voto en = have + no say in.

* no tener noticias es buena señal = no news is good news.

* no tener opción = have + no choice.

* no tener otra alternativa = have + no choice.

* no tener otra alternativa que = have + no other option but.

* no tener otra opción = have + no choice.

* no tener otra opción que = have + no other option but.

* no tener otro objetivo que el de = have + no other purpose than.

* no tener otro sitio donde recurrir = have + nowhere else to turn.

* no tener parangón = be unequalled, be without peer.

* no tener pelos en la lengua = call + a spade a spade.

* no tener posibilidades = be dead meat.

* no tener prejuicios = be open-minded.

* no tener presente = be oblivious of/to.

* no tener que ir muy lejos = not have to look far.

* no tener razón = be wrong.

* no tener razón de ser + Infinitivo = there + be + no sense in + Gerundio.

* no tener reparos = make + no bones about + Algo.

* no tener reparos en admitir que = make + no bones about + Algo.

* no tener representación = be unrepresented.

* no tener respuesta = be unanswerable.

* no tener rival = be second to none.

* no tener rumbo = lose + Posesivo + way.

* no tener salida = be stuck, get + stuck.

* no tenerse en pie = Negativo + hold + water.

* no tener sentido = be meaningless, be pointless, be senseless.

* no tener sentido el + Infinitivo = there + be + no point in + Gerundio.

* no tener sentido + Infinitivo = there + be + little point in + Gerundio, there + be + no sense in + Gerundio.

* no tener suerte = be out of luck.

* no tener tiempo de nada = have + not a moment to spare.

* no tener trabajo = be unemployed.

* no tener trascendencia = be of no consequence.

* no tener un duro = not have a bean.

* no tener valor = be valueless.

* no tener vida privada = like being in a (gold)fish bowl.

* no terminar nunca de tener problemas con = have + no end of problems with.

* ¡Ojalá tuviera...! = I wish I had....

* ¡Ojalá tuviese...! = I wish I had....

* parece tener poco sentido que = there + seem + little point in.

* por si + tener + suerte = on spec.

* que no tiene compensación = non-compensatory [noncompensatory].

* que no tiene precio = priceless.

* que pase lo que tenga que pasar = que sera sera, whatever will be, will be, what's meant to be, will be.

* que tiene lugar una vez a la semana = once-weekly.

* que tiene precio = priced.

* que tiene sentido = meaningful.

* que tiene solución = solvable.

* revista que tiene una gran demanda popular = mass-market journal.

* sin tener = in the absence of.

* sin tener en cuenta = never mind, without regard to, independently of, disregarding, not including.

* sin tener en cuenta el hecho de que = overlook + the fact that.

* sin tener que recurrir a = without recourse to.

* tenemos intereses en ambas partes = our feet are in both worlds.

* tener a Alguien metido en un puño = have + Nombre + under + Posesivo + thumb.

* tener a cargo de uno = have + as + Posesivo + charge.

* tener acceso a información confidencial = be on the inside.

* tener acuerdos con = have + deals with.

* tener afinidades = share + common ground.

* tener aire acondiconado = be air-conditioned.

* tener a la disposición de Uno = have at + Posesivo + disposal.

* tener al alcance = have at + Posesivo + touch.

* tener Algo al alcance = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener algo a mano = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener + Algo + a + Posesivo + entera disposición = have + the run of the + Nombre.

* tener Algo bajo el control de Uno = have + Nombre + at + Posesivo + command.

* tener Algo claro = clarify + Posesivo + mind.

* tener Algo en común = have + Nombre + in common, share + Nombre + in common.

* tener algo en contra de = have + something against.

* tener Algo fácilmente accesible = have + Nombre + at + Posesivo + fingertips.

* tener Algo hecho a la medida de uno = have + Nombre + cut out.

* tener algo muy vivo en la mente de uno = be strong in + mind.

* tener algo que decir sobre = have + a say in.

* tener algo que ver con = have + something to do with.

* tener algo reservado = have + something up + Posesivo + sleeve.

* tener alguna incidencia en = have + some bearing on.

* tener alguna posibilidad = have + a fighting chance.

* tener alguna posibilidad de triunfar = have + a fighting chance.

* tener alguna relevancia para = have + some bearing on.

* tener alucinaciones = hallucinate.

* tener a mano = have at + Posesivo + touch, have + on call, have + to hand, keep within + reach, be to hand.

* tener ansias de = crave, crave for.

* tener antecedentes de = have + a track record of.

* tener antojo de = crave, crave for.

* tener a + Posesivo + cargo = have + in + Posesivo + charge.

* tener aspecto = look.

* tener atrasos = be in arrears.

* tener aversión a = have + aversion to.

* tener beneficios = have + benefits.

* tener buena mano con las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.

* tener buen apetito = have + a good appetite.

* tener buenas intenciones = be well-intentioned, mean + well.

* tener buenas perspectivas para = be well-placed to.

* tener buen ojo para juzgar a la gente = be a good judge of character.

* tener bulla = be in a hurry.

* tener cabida para = hold, accommodate, include, take.

* tener calentura = have + a temperature, have + a fever.

* tener características en común = share + similarities.

* tener cara de muerto = look like + death warmed (over/up).

* tener carencias = find + wanting.

* tener carta blanca = have + carte-blanche.

* tener causa justificada = have + good cause.

* tener cautela = proceed + with caution.

* tener celos = feel + jealous.

* tener claro = be clear in your mind.

* tener coherencia = cohere.

* tener cólicos = be colicky.

* tener como consecuencia = result (in).

* tener como equivalente = have + counterpart.

* tener como motivo central = plan around + Nombre.

* tener como objetivo = have + as + Posesivo + objective, be in business for.

* tener como sede = headquarter (at/in).

* tener compasión de = have + compassion for.

* tener conocimiento de = be privy to, be aware of.

* tener consecuencias = have + consequences.

* tener consecuencias en = have + implication for.

* tener consecuencias negativas = backfire.

* tener contacto = have + contact.

* tener contactos = liaise (with/between).

* tener controlado a Alguien = have + Nombre + on the run.

* tener control sobre = have + hold on.

* tener coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* tener correlación con = bear + correlation with.

* tener correspondencia = bear + correspondence (to).

* tener cosas en común = share + common ground.

* tener cualidades + Adjetivo = be of + Adjetivo + quality.

* tener cuidado = exercise + care, exercise + caution, proceed + with caution, watch out, take + caution.

* tener cuidado con = watch for, beware (of/that), look out for, be wary of.

* tener cuidado con lo que se dice = say + the right thing.

* tener cuidado con lo que Uno dice = watch + Posesivo + mouth, watch what + say.

* tener cuidado de = be careful, be chary of, take + (great) pains to.

* tener cuidado (de que) = take + care (that).

* tener cultivos = grow + crops.

* tener debilidad por = have + a soft spot for.

* tener delante = have + before.

* tener demasiada prisa = be in too much of a hurry, be in too much of a rush.

* tener derecho a = be entitled to, have + a right to, entitle to, have + the right to, have + a say in.

* tener derecho a expresar + Posesivo + opinión = be entitled to + Posesivo + own opinion.

* tener derecho de paso = have + the right of way.

* tener dificultad = struggle, experience + difficulty, be hard pressed.

* tener dificultad de + Infinitivo = have + difficulty + Gerundio, have + difficulty in + Gerundio.

* tener dificultad en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* tener dificultades = have + a hard time, have + a tough time.

* tener dinero a punta pala = roll in + Dinero.

* tener dominado a Alguien = have + Nombre + on the run.

* tener dudas = be doubtful, have + misgivings, have + reservations (about), be suspicious.

* tener dudas sobre = be ambivalent about.

* tener efecto = take + effect, have + effect.

* tener efecto sobre = impinge on/upon.

* tener el atrevimiento de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener el corazón de un león = have + the heart of a lion.

* tener el deber de = have + a responsibility to.

* tener el derecho de = have + the right to.

* tener el descaro de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener el destino de = suffer + the fate of.

* tener el estatus profesional de + Nombre = have + Nombre + status.

* tener el gusto de = take + pleasure.

* tener el hábito de = have + the habit of.

* tener el honor de = have + the honour of.

* tener el lujo = have + luxury.

* tener el mando = rule + the roost.

* tener el mejor aspecto posible = look + Posesivo + best.

* tener el mismo destino = suffer + the same fate.

* tener el mono = suffer from + withdrawal symptoms.

* tener el placer de = take + pleasure.

* tener el plazo cumplido = be due.

* tener el plazo vencido = be overdue.

* tener el poder = be the boss, call + the shots, call + the tune, rule + the roost.

* tener el poder de = have + the power to.

* tener el toque mágico = have + the magic touch.

* tener el valor = have + the courage.

* tener el valor de = have + the guts to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener en común = hold in + common, tread + common ground.

* tener en común con = partake (in/of).

* tener en consideración = take into + consideration, take into + consideration.

* tener en cuenta = allow for, bear in + mind, cater for/to, consider (as), heed, make + allowances, take + account of, take + cognisance of, take + cognition of, take into + account, take into + consideration, make + provision for, bring into + play, give + an ear to, factor, have + regard for, factor in, be aware of, note, keep in + mind.

* tener en cuenta las posibilidades de Algo = consider + possibilities.

* tener en cuenta un punto de vista = take into + account + viewpoint, contemplate + view.

* tener en funcionamiento = have + in effect.

* tener en gran estima = have + a very high regard for.

* tener en mente = bear in + mind, have + in mind, keep in + mind.

* tener en observación = hold under + observation, keep under + observation.

* tener en reserva = hold in + reserve.

* tener entre manos = be up to.

* tener envidia de = envy.

* tener errores = be flawed.

* tener éxito = achieve + success, be successful, get + anywhere, meet + success, prove + successful, succeed, attain + appeal, be a success, find + success, come up + trumps, prove + trumps, take off, meet with + success, hit + the big time, be popular, go + strong.

* tener éxito en el mundo = succeed in + the world.

* tener éxito en la vida = succeed in + life, get on in + life.

* tener expectativas = hold + expectations, have + expectations.

* tener experiencia = have + experience.

* tener fácilmente accesible = have at + Posesivo + touch.

* tener fallos = be flawed.

* tener fe = have + faith (in).

* tener fe en = have + faith (in).

* tener fiebre = have + a temperature, have + a fever.

* tener fijación por = be hipped (on/to), get hipped (on/to).

* tener flatulencia = pass + gas, break + wind, pass + wind.

* tener forma + Adjetivo = be + Adjetivo + in shape.

* tener frenillo = lisp.

* tener fundamento para pensar que = have + reason to believe that.

* tener futuro = have + potential, there + be + a future for/in, have + a future.

* tener ganada la mitad de la batalla = be half the battle.

* tener ganada sólo la mitad de la batalla = be only half the battle.

* tener ganas de = be keen to, have + an/the inclination to.

* tener ganas de + Infinitivo = feel like + Gerundio.

* tener gancho = be engaging.

* tener gastos = incur + costs.

* tener gastos generales = incur + overheads.

* tener gran éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener gran importancia = be of high significance.

* tener gran repercusión = be far reaching.

* tener hambre = be hungry, feel + hungry.

* tener hambre después del esfuerzo = work up + an appetite.

* tener hijos = father + children, have + children.

* tener hipo = hiccup.

* tener horario ajustado = be under time constraint.

* tener horror a = loathe, hate.

* tener idea = have + a clue.

* tener impacto = make + impact.

* tener impacto (sobre) = have + impact (on).

* tener implicaciones para = have + implication for.

* tener importancia = carry + weight, have + high profile, be of consequence.

* tener indigestión = have + indigestion.

* tener influencias = have + pull.

* tener influencia sobre = have + hold on.

* tener iniciativa = be proactive.

* tener intereses en = have + a stake in.

* tener intereses en juego = have + invested.

* tener interés por = have + an interest in.

* tener interés por/en = be interested in.

* tener inventiva = be inventive.

* tener jurisdicción = have + jurisdiction (over).

* tener la autoridad = have + mandate.

* tener la bragueta abierta = fly + be undone.

* tener la capacidad de = have + the potential (to/for).

* tener la cara de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la cara descompuesta = look like + death warmed (over/up).

* tener la categoría profesional de + Nombre = hold + Nombre + rank, have + Nombre + rank, enjoy + Nombre + rank.

* tener la certeza de = feel + confident.

* tener la certeza de que = rest + assured that.

* tener la conciencia limpia = have + a clear conscience.

* tener la conciencia tranquila = have + a clear conscience.

* tener la convicción = it + be + Posesivo + understanding.

* tener la costumbre de = have + a habit of, have + the habit of.

* tener la costumbre de + Infinitivo = be in the habit of + Gerundio.

* tener la cuenta bancaria = bank.

* tener la culpa (por/de) = be at fault (for/to).

* tener la culpa de Algo que se ha causado Uno mismo = be of + Posesivo + own making.

* tener la desfachatez de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la desvergüenza de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la doble función = double as, double up as.

* tener la facultad de = have + powers to.

* tener la fama de = have + a good record for.

* tener la fecha de + Fecha = be dated + Fecha.

* tener la frescura de = have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la función de = be in the business of.

* tener la impresión = have + the impression, get + the impression.

* tener la impresión de que = get + the feeling that.

* tener la intención de = be intended to, intend, mean.

* tener la intención de + Infinitivo = set out to + Infinitivo.

* tener la libertad de = be at liberty to, feel + free to.

* tener la libertard de/para = have + the latitude to.

* tener la malafortuna de = have + the misfortune to.

* tener la mirada perdida = stare into + space, gaze into + space.

* tener la misma importancia = carry + equal weight.

* tener la obligación de = be under the obligation to.

* tener la ocasión de = have + opportunity to.

* tener la oficina central en = headquarter (at/in).

* tener la opinión = it + be + Posesivo + understanding.

* tener la oportunidad = have + the opportunity.

* tener la oportunidad de = get + (a/the) + chance to, have + opportunity to, get + a chance to.

* tener la osadía de = have + the gall to, have + the nerve(s) to, have + the cheek to.

* tener la paciencia del santo Job = have + the patience of Job.

* tener la paciencia de un santo = have + the patience of a saint.

* tener la posibilidad de = have + chance.

* tener la potestad = have + mandate.

* tener la potestad de = have + the power to, have + the right to.

* tener lapsus = have + lapses.

* tener la reputación de ser = be well known for.

* tener la responsabilidad = charge, undertake + burden.

* tener la responsabilidad de = have + the responsibility of.

* tener la sartén por el mango = call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* tener la seguridad de = have + the security of.

* tener la seguridad de que = rest + assured that.

* tener la sensación de que = have + a gut feeling that.

* tener las mismas prerrogativas = have + an equal voice in.

* tener las riendas de = hold + the reins of.

* tener las riendas del poder = hold + the reins of power.

* tener lástima = pity.

* tener lástima de = take + pity on.

* tener la tentación de = be tempted to.

* tener la última palabra = have + the ultimate say, have + the final say, call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* tener la vista cansada = need + reading glasses.

* tenerle manía a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tenerle rabia a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tenerle tirria a Alguien = have + it in for + Nombre.

* tener libertad = have + freedom.

* tener libertad sobre = have + wide discretion over.

* tenerlo crudo = not be easy.

* tenerlo difícil = not be easy, not be easy.

* tenerlo duro = not be easy.

* tenerlo fácil = have + an easy ride.

* tener lo mejor de ambos mundos = have + the best of both worlds.

* tener lo mejor de los dos mundos = have + the best of both worlds.

* tener lo que hace falta = have + what it takes.

* tener lo que hay que tener = have + what it takes.

* tener lo que se necesita = have + what it takes.

* tener los días contados = day + be + numbered, be doomed, doomed, be dead meat, the (hand)writing + be + on the wall, see it + coming.

* tener los nervios de punta = have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* tener los nervios en el estómago = have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* tener los pies firmemente en el suelo = feet + be + firmly planted on the ground.

* tenerlo todo = have + the best of both worlds.

* tenerlo todo hecho = have + an easy ride.

* tener lugar = take + place, go on, come to + pass.

* tener madera de = be cut out for.

* tener mala fama por = hold in + disrepute, be infamous for.

* tener malas conexiones con = have + poor connections with.

* tener malas intenciones = be up to no good, get up to + no good.

* tener mal de amores = be lovesick.

* tener mal ojo para juzgar a la gente = be a bad judge of character.

* tener más paciencia que el santo Job = have + the patience of Job.

* tener más paciencia que un santo = have + the patience of a saint.

* tener mérito = be meritorious.

* tener miedo = be afraid, be in fear, frighten.

* tener miedo a = be scared of.

* tener miedo a Alguien = regard + Nombre + with fear.

* tener motivo = be right.

* tener motivo justificado = have + good cause.

* tener motivo para = have + cause to.

* tener movilidad = be mobile.

* tener mucha distancia que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucha ilusión = be thrilled.

* tener mucha personalidad = be full of character.

* tener mucho camino que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucho carácter = be full of character.

* tener mucho cuidado = be extra vigilant.

* tener mucho éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener mucho interés en = have + a high stake in.

* tener mucho interés por = be keen to.

* tener mucho que ver con = have + a great deal to do with.

* tener mucho tiempo libre = have + plenty of time to spare.

* tener muy mala cara = look like + death warmed (over/up).

* tener niños = have + children.

* tener + Nombre = be not without + Nombre.

* tener noticias de = hear from.

* tener + Número + Período de Tiempo = be + Período de Tiempo + old.

* tener obligación = have + obligation.

* tener obsesión con = be hipped (on/to), get hipped (on/to).

* tener ojeras = have + bags under + Posesivo + eyes.

* tener ojos en la nuca = have + eyes in the back of + Posesivo + head.

* tener opinión = take + view.

* tener paciencia = be patient.

* tener paciencia con = bear with + Pronombre.

* tener palabra = keep + Posesivo + word, live up to + Posesivo + word.

* tener paralelo = have + parallel.

* tener pelos en la lengua = mince + words.

* tener pérdidas = make + a loss.

* tener perplejo = stump.

* tener plena conciencia de = be fully aware of.

* tener poca información = be information poor.

* tener pocas luces = as thick as a brick, as thick as two (short) planks, as daft as a brush, knucklehead.

* tener pocas posibilidades de = have + little recourse.

* tener poco que ver = have + little to do.

* tener poco valor = be of little value.

* tener por costumbre + Infinitivo = be in the habit of + Gerundio.

* tener por término medio = average.

* tener posibilidades = stand + chance, be in with a chance.

* tener potencial = have + potential.

* tener precaución de = be chary of.

* tener precedencia = take + priority.

* tener preferencia = be preferential, have + the right of way.

* tener preferencia (sobre) = take + precedence (over).

* tener presente = be mindful of/that, bear in + mind, consider (as), keep in + focus, keep in + mind, make + consideration, mind, make + provision for, have + regard for, be aware of.

* tener presente las posibilidades de Algo = consider + possibilities.

* tener prioridad = trump.

* tener prisa = be in a hurry.

* tener problema con Algo = experience + trouble with.

* tener problemas = have + problems.

* tener problemas con = fall + foul of, run + afoul of problems, run + afoul of, fall + afoul of.

* tener problemas con la ley = fall + foul of the law, go + afoul of the law, fall + afoul of the law.

* tener programado su comienzo = be scheduled to start.

* tener programado su finalización = be scheduled for completion.

* tener pros y contras = be a mixed blessing.

* tener que = have to, hafta [have to].

* tener que aguantar Algo = be stuck with, get + stuck with.

* tener que arreglárselas solo = leave (up) to + Posesivo + own resources, leave to + Posesivo + own devices.

* tener que cargar con = be stuck with, saddle with, get + stuck with.

* tener que cargar con el peso de = be burdened with.

* tener que cargar con el peso de la tradición = be burdened with + tradition.

* tener que competir con = face + competition from.

* tener + que felicitar a Alguien = have to hand it to + Nombre.

* tener que ocurrir = be boun

* * *

tener [ E27 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ tener (verbo transitivo)

Sentido I

A poseer, disponer de

B

1 llevar encima

2 llevar puesto

C actividades, obligaciones

D

1 señalando características

2 expresando edad

3 con idea de posibilidad

E dar a luz

Sentido II

A sujetar, sostener

B tomar

Sentido III

A recibir

B

1 sentir

2 refiriéndose a síntomas

3 refiriéndose a sucesos

C refiriéndose a actitudes

Sentido IV

A indicando estado, situación

B tener algo/a alguien por algo

■ tener (verbo auxiliar)

Sentido I

A

1 tener que: obligación

2 tener que: propósito

B tener que: certeza

Sentido II

A con participio pasado

B en expresiones de tiempo

■ tenerse (verbo pronominal)

A sostenerse

B tenerse por algo

vt

[El uso de `got' en frases como `I've got a new dress' está mucho más extendido en el inglés británico que en el americano. Éste prefiere la forma `I have a new dress']

Sentido I

A (poseer, disponer de) ‹dinero/trabajo/tiempo› to have

ése ya lo tengo I already have that one, I've already got that one

¿tienen hijos? do they have any children?, have they got any children?

tiene un sueldo muy bueno she earns a very good salary, she is on a very good salary

no tenemos aceitunas we don't have any olives, we haven't got any olives

no tenía bastante dinero I didn't have enough money

no tengo a quién recurrir I have o I've got nobody to turn to

tú no tienes idea de lo que fue you've no idea o you can't imagine what it was like

aquí tienes al autor del delito here's o this is the culprit

¡ahí tienes! ¿ves cómo no se los puede dejar solos? there you are! you see how they can't be left on their own?

¿conque ésas tenemos? so that's the way things are, is it?

no tenerlas todas consigo ( fam): no sé, no las tengo todas conmigo I don't know, I'm not entirely sure o I'm not a hundred percent sure o I'm not at all sure

tenerla con algn (CS fam); to have it in for sb ( colloq)

tenerla con algo (CS fam); to keep o go on about sth ( colloq)

B

1 (llevar encima) to have

¿tienes cambio de $100? do you have change for $100?

no tengo un lápiz I don't have a pencil (on me), I haven't got a pencil (on me)

¿tiene hora? have you got the time?, could you tell me the time?

2 (llevar puesto) to be wearing, have on

¡qué traje más elegante tienes! that's a smart suit you're wearing o you have on!

C (hablando de actividades, obligaciones) to have

esta noche tengo una fiesta I'm going to o I have a party tonight

los viernes tenemos gimnasia we have keep-fit on Fridays

tenemos invitados a cenar we have o we've got some people coming to dinner

tengo un par de camisas que planchar I have o I've got a couple of shirts to iron

D

1 [ Vocabulary notes (Spanish) ] (señalando características, atributos) to have

tiene los ojos castaños/el pelo largo she has o she's got brown eyes/long hair

tiene mucho tacto/valor he's very tactful/brave

tiene habilidad para esas cosas he's very good at that sort of thing

tiene sus defectos he has o he's got his faults

la habitación tiene mucha luz the room is very light o gets a lot of light

tiene cuatro metros de largo por tres de ancho it is four meters long and three meters wide

¿cuánto tienes de cintura? what's your waist measurement?

tiene mucho de su padre he's very much like his father, he takes after his father

tener algo DE algo:

¿y eso qué tiene de malo? and what's (so) bad about that?

no tiene nada de extraño there's nothing strange about it

le lleva 15 años — ¿y eso qué tiene? ( AmL fam); she's 15 years older than he is — so what does that matter?

2 [ Vocabulary notes (Spanish) ]

(expresando edad): ¿cuántos años tienes? how old are you?

tengo cuarenta años I'm forty (years old)

tengo edad para ser tu padre I'm old enough to be your father

el televisor ya tiene muchos años the television set is very old

3

(con idea de posibilidad): no creo que tenga arreglo I don't think it can be fixed, I think it's beyond repair

el problema no tiene solución there is no solution to the problem, the problem is insoluble

E (dar a luz) to have

tener un niño or hijo or bebé to have a child o baby

Sentido II

A (sujetar, sostener) to hold

sube, que yo te tengo la escalera go on up, I'll hold the ladder for you

¿me tienes esto un minuto? could you hold this for a minute?

tenlo derecho hold it upright

B

(tomar): ten la llave take the key, here's the key

Sentido III

A (recibir) to have

hace un mes que no tenemos noticias de él we haven't heard from him for a month

la propuesta tuvo una acogida favorable the proposal was favorably received

tuvo una gran decepción/sorpresa it was a terrible disappointment/a big surprise for her

B

1

(sentir): tengo hambre/sueño/frío I'm hungry/tired/cold

tiene celos de su hermano she's jealous of her brother

no tiene interés por nada she's not interested in anything

le tengo mucho cariño a esta casa I'm very fond of this house

tengo el placer/honor de anunciar … it gives me great pleasure/I have the honor to announce …

¿qué tienes? ¿por qué lloras? what's wrong? o what's the matter? why are you crying?

2 (refiriéndose a síntomas, enfermedades) to have

tengo un dolor de cabeza horrible I have o I've got a terrible headache

¿has tenido las paperas? have you had mumps?

está enfermo, pero no saben qué tiene he's ill, but they don't know what it is o what he's got o what's wrong with him

3 (refiriéndose a sucesos, experiencias) to have

tuvimos un verano muy bueno we had a very good summer

tuve un sueño espantoso I had a terrible dream

que tengas buen viaje have a good trip

tuve una discusión con él I had an argument with him

C

(refiriéndose a actitudes): ten un poco más de respeto have a little more respect

ten paciencia/cuidado be patient/careful

tuvo la gentileza de prestármelo she was kind enough to lend it to me

tuvo la precaución de llamar antes de ir she had the foresight to phone before she went

bien² adv G. (↑ bien (2))

Sentido IV

A (indicando estado, situación) (+ compl):

el sofá tiene el tapizado sucio the upholstery on the sofa is dirty

la mesa tiene una pata rota one of the table legs is broken

tenía el suéter puesto al revés he had his sweater on back to front

tengo las manos sucias my hands are dirty

tenía los ojos cerrados she had her eyes closed

tienes el cinturón desabrochado your belt's undone

lo tengo escondido I have it hidden away

ya lo tiene roto it's already broken o he's broken it already

la tuvo engañada mucho tiempo he was cheating on her for a long time

lo tiene dominado she has him under her thumb

eso me tiene muy preocupada I'm very worried about that

me tuvo escribiendo a máquina toda la tarde she had me typing all afternoon

nos tuvo allí esperando una hora he kept us waiting there for an hour

a la pobre la tienen de sirvienta they treat the poor girl like a maid

tengo a la niña enferma my little girl's sick

¿en qué mano lo tengo? which hand is it in?

B (considerar) tener algo/a algn POR algo:

se lo tiene por el mejor hospital del país it is supposed to be o it is considered (to be) the best hospital in the country

lo tienen por buen cirujano he's held to be o he's considered (to be) a good surgeon

siempre lo tuve por tímido I always thought he was shy

ten por seguro que lo hará rest assured o you can be sure he'll do it

■

v aux

Sentido I

A

1 (expresando obligación, necesidad) tener QUE + INF:

tengo que terminarlo hoy I have to o I must finish it today

tienes que comer más, estás muy delgada you must eat more, you're very thin

no tienes más que apretar este botón all you have to do is press this button

no tienes que estar allí hasta las nueve you don't have to be there until nine

no tengo por qué darte cuentas a ti I don't have to explain anything to you, I don't owe you any explanations

no tienes que comer tanto (no debes) you mustn't eat so much; (no hace falta) you don't have to eat that much, there's no need to eat that much

tendría que cambiarme, no puedo ir así I'd have to o I ought to o I should change, I can't go like this

2 (expresando propósito, recomendación) tener QUE + INF:

tenemos que ir a ver esa película we must go and see that movie

tengo que hacer ejercicio I must get some exercise

tienes que leerlo, es buenísimo you must read it, it's really good

B (expresando certeza) tener QUE + INF:

tiene que estar en este cajón it must be in this drawer

tiene que haber sido él it must have been him

tengo que haberlo dejado en casa I must have left it at home

¡tú tenías que ser! it had to be you, didn't it?

ver² vt I. (↑ ver (2))

Sentido II

A

(con participio pasado): ¿tiene previsto asistir al congreso? do you plan to attend the conference?

ya tenían planeada su estrategia they already had their strategy worked out

tengo entendido que llega mañana I understand he's arriving tomorrow

tiene ganado el afecto del público she has won the public's affection

te tengo dicho que eso no me gusta I've told you before I don't like that

teníamos pensado irnos el jueves we intended leaving on Thursday

tiene bastante dinero ahorrado she has quite a lot of money saved up

B

( AmL) (en expresiones de tiempo): cuatro años tenía sin verlo she hadn't seen him for four years

tienen tres años de casados they've been married for three years

■ tenerse

v pron

A

(sostenerse): no podía tenerse en pie he couldn't stand

tiene un sueño que no se tiene ( fam); he's out o dead on his feet ( colloq)

B ( refl) (considerarse) tenerse POR algo:

se tiene por muy inteligente he considers himself to be o he thinks he is very intelligent

* * *

Multiple Entries:
tener
tener algo
tener ( conjugate tener) verbo transitivo El uso de `got' en frases como `I've got a new dress' está mucho más extendido en el inglés británico que en el americano. Este prefiere la forma `I have a new dress'
1
a) (poseer, disponer de) ‹dinero/trabajo/tiempo› to have;

◊ ¿tienen hijos? do they have any children?, have they got any children?;

no tenemos pan we don't have any bread, we haven't got any bread;
tiene el pelo largo she has o she's got long hair
b) ( llevar encima) ‹lápiz/cambio› to have;

◊ ¿tiene hora? have you got the time?

c) (hablando de actividades, obligaciones) to have;

◊ tengo invitados a cenar I have o I've got some people coming to dinner;

tengo cosas que hacer I have o I've got things to do
d) ( dar a luz) ‹bebé/gemelos› to have

2
a) (señalando características, tamaño) to be;

◊ la casa tiene mucha luz the house is very light;

tiene un metro de largo it is one meter long;
le lleva 15 años — ¿y eso qué tiene? (AmL fam) she's 15 years older than he is — so what does that matter?
b) ( señalando edad) to be;

◊ ¿cuántos años tienes? how old are you?;

tengo veinte años I'm twenty (years old)
3
a) (sujetar, sostener) to hold;

◊ tenlo derecho hold it upright

b) ( tomar):

◊ ten la llave take o here's the key

4
a) ( sentir):

◊ tengo hambre/frío I'm hungry/cold;

le tengo mucho cariño I'm very fond of him;
tengo el placer de … it gives me great pleasure to …
b) ( refiriéndose a enfermedades) ‹gripe/cáncer› to have;

◊ tengo dolor de cabeza I have o I've got a headache

c) ( refiriéndose a experiencias) ‹discusión/accidente› to have;

◊ que tengas buen viaje have a good trip

5 ( refiriéndose a actitudes):
◊ ten más respeto have a little more respect;

ten paciencia/cuidado be patient/careful;
tiene mucho tacto he's very tactful
6 (indicando estado, situación):
◊ la mesa tiene una pata rota one of the table legs is broken;

tengo las manos sucias my hands are dirty;
tienes el cinturón desabrochado your belt's undone;
me tiene muy preocupada I'm very worried about it
tener v aux
1 tener que hacer algo
a) (expresando obligación, necesidad) to have (got) to do sth;

◊ tengo que estudiar hoy I have to o I must study today;

tienes que comer más you ought to eat more
b) (expresando propósito, recomendación):

◊ tenemos que ir a ver esa película we must go and see that movie;

tendrías que llamarlo you should ring him
c) ( expresando certeza):

◊ tiene que estar en este cajón it must be in this drawer;

¡tú tenías que ser! it had to be you!
2 ( con participio pasado):
◊ tengo entendido que sí viene I understand he is coming;

te tengo dicho que … I've told you before (that) …;
teníamos pensado irnos hoy we intended leaving today
3 (AmL) ( en expresiones de tiempo):
◊ tienen tres años de casados they've been married for three years;

tenía un año sin verlo she hadn't seen him for a year
tenerse verbo pronominal ( sostenerse):
◊ no podía tenerse en pie he couldn't stand;

no tenerse de sueño to be dead on one's feet
tener
I verbo transitivo
1 (poseer, disfrutar) to have, have got: tengo muy buena memoria, I have a very good memory
no tiene coche, he hasn't got a car
tiene dos hermanas, he has two sisters
tiene mucho talento, he's very talented
no tenemos suficiente dinero, we don't have enough money
(ser dueño de) to own: tiene una cadena de hoteles, he owns a chain of hotels ➣ Ver nota en have 2 (contener) to contain: esta bebida no tiene alcohol, this drink doesn't contain alcohol
3 (asir, sujetar) to hold: la tenía en brazos, she was carrying her in her arms
4 (hospedar) tiene a su suegra en casa, his mother-in-law is staying with them
5 (juzgar, considerar) la tengo por imposible, I regard her as a hopeless case
nos tienen por tontos, they think we are stupid
tenlo por seguro, you can be sure
6 (pasar el tiempo de cierta manera) to have: he tenido un día espantoso, I've had a dreadful day
7 (padecer, sentir) tiene celos, he's jealous
tengo hambre/sed, I'm hungry/thirsty
ten paciencia conmigo, be patient with me
tengo un dolor de cabeza terrible, I have a terrible headache
8 (profesar) to have: me tiene cariño, he is very fond of me
no le tengo ningún respeto, I have no respect for him
9 (años, tiempo) to be: el bebé tiene ocho días, the baby is eight days old
(medidas) la cama tiene metro y medio de ancho, the bed is one and a half metres wide
10 (mantener) to keep: no sabe tener la boca cerrada, she can't keep her mouth shut
nos tuvo dos horas esperando, he kept us waiting for two hours
tiene su habitación muy ordenada, he keeps his room very tidy
me tiene preocupada, I'm worried about him
11 ( tener que + infinitivo) tengo que hacerlo, I must do it
tienes que tomarte las pastillas, you have to take your pills
tendrías que habérselo dicho, you ought to have told her ➣ Ver nota en must
II verbo aux to have: mira que te lo tengo dicho veces, I've told you time and time again
Tener tiene dos traducciones básicas: to have o to have got. Esta segunda se usa casi únicamente para expresar posesión y solo en el presente: Tengo un coche nuevo. I have got a new car.
La primera se usa en sentido más general: Va a tener un problema. He's going to have a problem. Recuerda que la forma interrogativa de I have got es have I got?, mientras que la forma interrogativa de I have es do I have?
Cuando tener significa sentir, se traduce por el verbo to be: Tengo hambre. I am hungry.

' tener' also found in these entries:
Spanish:
abrigar
- abuela
- abundar
- acarrear
- accidente
- acostumbrar
- admirar
- adolecer
- agobiarse
- añorar
- antena
- apetecer
- apremiar
- aptitud
- arcada
- arte
- banco
- bombera
- bombero
- burbuja
- cabida
- cabronada
- cacao
- caer
- cagalera
- calor
- cantar
- capaz
- carácter
- carrete
- celebrarse
- céntimo
- certeza
- certidumbre
- ciega
- ciego
- conciencia
- conllevar
- consecuencia
- constar
- contingente
- corazón
- correa
- correrse
- cosa
- cosquillas
- costar
- creer
- cruda
- crudo
English:
access
- accommodate
- act
- add up
- afraid
- agree
- aim to
- allow for
- allowance
- approve of
- around
- associate
- attached
- augment
- authoritarian
- ax
- axe
- barrel
- be
- bear
- bear with
- bearing
- begrudge
- believe in
- belong
- beware
- boast
- bone
- boomerang
- breathing space
- broody
- brush
- butterfly
- calculate
- careful
- celebrate
- clash
- clever
- come off
- command
- connected
- conscience
- consider
- consideration
- count
- crash
- date
- daunt
- debt
- depend

* * *

tener

♦ vt

1. [poseer, disfrutar de] [objeto, cualidad, elemento, parentesco] to have;

no tengo televisor/amigos I haven't got o I don't have a television/any friends;

¿tienes un bolígrafo? have you got o do you have a pen?;

¿tiene usted hora? have you got the time?;

tenemos un mes para terminarlo we've got a month in which to finish it;

tiene el pelo corto, ojos azules y gafas she has (got) short hair, blue eyes and she wears glasses;

muchos no tienen trabajo o [m5] empleo a lot of people are out of work;

el documental no tiene mucho interés the documentary is not very interesting;

¿cuántas habitaciones tiene? how many rooms has it got o does it have?;

¿tienes hermanos? have you got o do you have any brothers or sisters?;

tengo un hermano I've got o I have a brother;

tener un niño to have a baby;

no tienen hijos they haven't got o don't have any children;
RP Fam
tener algo a bocha [en gran cantidad] to have tons o loads of sth;

Comp

¿conque ésas tenemos?, ¿ahora no quieres ayudar? so that's the deal, is it? you don't want to help now, then;

Comp

no las tiene todas consigo he is not too sure about it;

Comp
muy Fam
tenerlos bien puestos to have guts;

Prov

tanto tienes, tanto vales you are what you own

2. [padecer, realizar, experimentar] to have;

tener fiebre to have a temperature;

tiene cáncer/el sida she has (got) cancer/AIDS;

doctor, ¿qué tengo? what's wrong with me, doctor?;

no tienes nada (grave) it's nothing (serious), there's nothing (seriously) wrong with you;

tuvieron una pelea/reunión they had a fight/meeting;

tengo las vacaciones en agosto my holidays are in August;

mañana no tenemos clase we don't have to go to school tomorrow, there's no school tomorrow;

¡que tengan buen viaje! have a good journey!;

no he tenido un buen día I haven't had a good day;

tiene lo que se merece she's got what she deserves

3. [medida, años, sensación, sentimiento] to be;

tiene 3 metros de ancho it's 3 metres wide;

¿cuántos años tienes? how old are you?;

tiene diez años she's ten (years old);
Am
tengo tres años aquí I've been here for three years;

tener hambre/miedo to be hungry/afraid;

tener suerte/mal humor to be lucky/bad-tempered;

tengo un dolor de espalda terrible I have a terrible backache;

tengo alergia al polvo I'm allergic to dust;

me tienen cariño/envidia they're fond/jealous of me;

le tiene lástima he feels sorry for her;

tengo ganas de llorar I feel like crying

4. [hallarse o hacer estar en cierto estado]
tenía la cara pálida her face was pale;

tienes una rueda pinchada you've got a Br puncture o US flat;

tienes la corbata torcida your tie isn't straight;

me tuvo despierto it kept me awake;

eso la tiene despistada/preocupada that has her confused/worried;

esto la tendrá ocupada un rato this will keep her busy for a while;

un psicópata tiene atemorizada a la población a psychopath is terrorizing the population;

nos tuvieron una hora en comisaría they kept us at the police station for an hour;

me tuvo esperando una hora she kept me waiting an hour;

nos tuvieron toda la noche viendo vídeos they made us watch videos all night;

la tienen como o [m5] de encargada en un restaurante she's employed as a manageress in a restaurant

5. [sujetar] to hold;

tenlo por el asa hold it by the handle;

¿puedes tenerme esto un momento? could you hold this for me a minute?;

ten los brazos en alto hold your arms up high

6. [tomar]
ten el libro que me pediste here's the book you asked me for;

¡aquí tienes!, ¡ten! here you are!;

ahí tienes la respuesta there's your answer

7. [recibir] [mensaje, regalo, visita, sensación] to get;

tuve una carta suya I got o had a letter from her;

el que llegue primero tendrá un premio whoever arrives first will get a prize;

tendrás noticias mías you'll hear from me;

tenemos invitados/a la familia a cenar we've got guests/the family over for dinner;

tendrá una sorpresa he'll get a surprise;

tenía/tuve la impresión de que… I had/got the impression that…;

tuve una verdadera desilusión I was really disappointed

8. [valorar, estimar]
tener en mucho/poco a alguien to think a lot/not to think very much of sb;

me tienen por tonto they think I'm stupid;
Formal
tener a bien hacer algo to be kind enough to do sth;

les ruego tengan a bien considerar mi candidatura para el puesto de… I would be grateful if you would consider my application for the post of…

9. [guardar, contener] to keep;

¿dónde tienes las joyas/el dinero? where do you keep the jewels/money?;

¿dónde tendré las gafas? where can my glasses be?;

la botella tenía un mensaje the bottle had a message inside;

esta cuenta no tiene fondos there are no funds in this account

10. RP Fam
tenerla con algo/alguien to go on about sth/sb;

¡cómo la tenés con tu vecino! you're always going on about your neighbour!;

¡cómo la tiene con el auto que se va a comprar! he's always going on about the car he's going to buy!;

¡cómo la tiene el jefe contigo! the boss really has it in for you!

♦ v aux

1. [antes de participio] [haber]
teníamos pensado ir al teatro we had thought of going to the theatre, we had intended to go to the theatre;

¿cuánto tienes hecho de la tesis? how much of your thesis have you (got) done?;

te tengo dicho que no pises los charcos I've told you before not to step in puddles;

tengo entendido que se van a casar I understand (that) they are going to get married

2.
tener que: [indica obligación] [m5] tener que hacer algo to have to do sth;

tenía/tuve que hacerlo I had to do it;

¿tienes que irte? do you have to go?, have you got to go?;

tienes que esforzarte más you must try harder;

tiene que ser así it has to be this way;

tenemos que salir de aquí we have (got) to o need to get out of here, we must get out of here;

teníamos que haber hecho esto antes we should have o ought to have done this before;

no tienes que disculparte you needn't apologize, you don't need to apologize;

si quieres algo, no tienes más que pedirlo if you want something, all you have to do is ask;

no tienes por qué venir, si no quieres you don't have to come if you don't want to

3.
tener que: [indica propósito, consejo] [m5] tenemos que ir a cenar un día we ought to o should go for dinner some time;

tienes que ir a ver esa película you must see that movie;

tenías que haber visto cómo corría you should have seen him run;

tendrías que dejar de fumar you ought to give up smoking

4.
tener que: [indica probabilidad] [m5] ya tienen que haber llegado they must have o should have arrived by now;

las llaves tienen que andar por aquí the keys must be round here somewhere;

tendría que haber terminado hace rato she should have o ought to have finished some time ago;

tenía que ser él, no podía ser otro it had to be him, it couldn't have been anyone else

5.
tener que ver: tener que ver con algo/alguien to have to do with sth/sb;

actitudes que tienen que ver con la falta de educación attitudes which are related to a lack of education;

se apellida Siqueiros, pero no tiene que ver con el pintor his surname is Siqueiros, but he's got nothing to do with the painter;

¿qué tiene eso que ver conmigo? what has that got to do with me?;

no tener nada que ver con algo/alguien to have nothing to do with sth/sb;

lo que digo no tiene nada que ver con eso what I'm saying has nothing to do with that;

aunque los dos vinos sean Rioja, no tienen nada que ver even if both wines are Riojas, there's no comparison between them;

¿qué tiene que ver que sea mujer para que haga bien su trabajo? what's her being a woman got to do with whether or not she does a good job?;

es un poco tarde, ¿no? – ¿y qué tiene que ver? it's a bit late, isn't it? – so what?;

tener que ver en algo to be involved in sth;

dicen que la CIA tuvo que ver en ello rumour has it the CIA were involved;

¿has tenido tú algo que ver en esto? have you had something to do with this?

♦ See also the pronominal verb tenerse

* * *

tener

v/t

1 have;

tener 10 años be 10 (years old);

tener un metro de ancho/largo be one meter wide/long o in width/length

2

:

ha tenido un niño she’s had a little boy

3

:

tener a alguien por algo regard s.o. as sth, consider s.o. to be sth

4

:

tengo que madrugar I must get up early, I have to o I’ve got to get up early;

tuve que madrugar I had to get up early

5

:

conque ¿esas tenemos? so that’s how it is o things stand, eh?;

no tuvo a bien saludarme he did not see fit to greet me;

no las tengo todas conmigo fam I’m not one hundred per cent sure;

eso me tiene nervioso that makes me nervous

* * *

tener {80} vt

1) : to have

tiene ojos verdes: she has green eyes

tengo mucho que hacer: I have a lot to do

tiene veinte años: he's twenty years old

tiene un metro de largo: it's one meter long

2) : to hold

ten esto un momento: hold this for a moment

3) : to feel, to make

tengo frío: I'm cold

eso nos tiene contentos: that makes us happy

4)

tener por : to think, to consider

me tienes por loco: you think I'm crazy

tener v aux

1)

tener que : to have to

tengo que salir: I have to leave

tiene que estar aquí: it has to be here, it must be here

2) (with past participle)

tenía pensado escribirte: I've been thinking of writing to you

♦ See also the reflexive verb tenerse

* * *

tener vb

1. (en general) to have

¿tienes hermanos? have you any brothers or sisters?

tiene el pelo largo she has long hair

tenía dolor de cabeza I had a headache

tuve un sueño I had a dream

En el presente, sobre todo en inglés hablado, se puede emplear have got en vez de have, por ejemplo, have you got any brothers or sisters?

2. (edad, tamaño) to be

tiene quince años she's fifteen years old

la habitación tiene cuatro metros de largo the room is four metres long

Muchas veces se utiliza el verbo to be y el sustantivo se traduce con un adjetivo

tengo calor I'm hot

tengo hambre I'm hungry

tengo miedo I'm afraid

tengo sed I'm thirsty

aquí tienes here you are

tener pensado hacer algo to intend doing something

tener que to have to

tengo que ir a trabajar I have to go to work

tienes que estudiar más you have to study more

tener que ver to have to do with / to concern

no tiene nada que ver contigo it's got nothing to do with you / it doesn't concern you

Spanish-English dictionary > tener
7 weinen

vt/i cry; leise: weep (um over); vor Schmerz / Freude etc. weinen cry with the pain ( oder because it hurts so much) / weep oder cry for joy etc.; weinen nach jemandem Baby: cry for s.o.; bittere Tränen weinen shed bitter tears; leise vor sich hin weinen sob quietly; sich in den Schlaf weinen cry o.s. to sleep; sich (Dat) die Augen rot weinen cry one’s eyes out; jemanden zum Weinen bringen make s.o. cry; es ist zum Weinen umg. it’s enough to make you weep; er wusste nicht, ob er lachen oder weinen sollte he didn’t know whether to laugh or cry; die Geigen weinten fig. the violins played a plaintive tune; Krokodilstränen, Steinerweichen etc.

* * *

to cry; to weep

* * *
wei|nen ['vainən]
vti
to cry; (aus Trauer, Kummer auch) to weep (um for, über +acc over, aus, vor +dat with)
etw nass wéínen — to make sth wet with one's tears

die Augen aus dem Kopf wéínen — to cry one's eyes or heart out

sich in den Schlaf wéínen — to cry oneself to sleep

sich müde wéínen — to tire oneself out crying

es ist zum Weinen!, man könnte wéínen! — it's enough to make you weep! (esp Brit), it makes you want to cry!

es ist zum Weinen mit dieser Frau — that woman is enough to make you want to cry

leise wéínend — weeping or crying softly; (inf

* * *

1) (to let tears come from the eyes; to weep: She cried when she heard of the old man's death.) cry

2) (a time of weeping: The baby had a little cry before he went to sleep.) cry

3) (to shed tears: She wept when she heard the terrible news; They wept tears of happiness.) weep

* * *

wei·nen

[ˈvainən]

I. vi (Tränen vergießen) to cry

vor Freude \weinen to cry with joy

▪ um jdn/etw \weinen to cry for sb/sth

▶ es ist zum W\weinen! it's enough to make you weep; s.a. Schlaf

II. vt

▪ etw \weinen to cry sth

sie weinte Tränen der Freude she cried tears of joy

* * *
1.
intransitives Verb cry

um jemanden weinen — cry or weep for somebody

über jemanden/etwas weinen — cry over or about somebody/something

vor Freude weinen — cry or weep for or with joy

es ist zum Weinen — it's enough to make you weep

leise weinend abziehen — (fig. ugs.) leave with one's tail between one's legs
2.
transitives Verb shed < tears>
3.
reflexives Verb

sich in den Schlaf weinen — cry oneself to sleep

* * *

weinen v/t & v/i cry; leise: weep (

um over);

vor Schmerz/Freude etc

weinen cry with the pain ( oder because it hurts so much)/weep oder cry for joy etc;

weinen nach jemandem Baby: cry for sb;

bittere Tränen weinen shed bitter tears;

leise vor sich hin weinen sob quietly;

sich in den Schlaf weinen cry o.s. to sleep;

sich (dat)

die Augen rot weinen cry one’s eyes out;

jemanden zum Weinen bringen make sb cry;

es ist zum Weinen umg it’s enough to make you weep;

er wusste nicht, ob er lachen oder weinen sollte he didn’t know whether to laugh or cry;

die Geigen weinten fig the violins played a plaintive tune; → Krokodilstränen, Steinerweichen etc

* * *
1.
intransitives Verb cry

um jemanden weinen — cry or weep for somebody

über jemanden/etwas weinen — cry over or about somebody/something

vor Freude weinen — cry or weep for or with joy

es ist zum Weinen — it's enough to make you weep

leise weinend abziehen — (fig. ugs.) leave with one's tail between one's legs
2.
transitives Verb shed < tears>
3.
reflexives Verb

sich in den Schlaf weinen — cry oneself to sleep

* * *

v.

to cry (for) v.

to weep v.

(§ p.,p.p.: wept)

Deutsch-Englisch Wörterbuch > weinen
8 cry

1. noun
1) (of grief) Schrei, der; (of words) Schreien, das; Geschrei, das; (of hounds or wolves) Heulen, das

a cry of pain/rage — ein Schmerzens-/Wutschrei

a far cry from... — (fig.) etwas ganz anderes als...

2) (appeal, entreaty) Appell, der

a cry for help — ein Hilferuf

3) (fit or spell of weeping)

have a good cry — sich ausweinen
2. transitive verb
1) rufen; (loudly) schreien

2) (weep) weinen

cry one's eyes out — sich (Dat.) die Augen ausweinen

cry oneself to sleep — sich in den Schlaf weinen
3. intransitive verb
1) rufen; (loudly) schreien

cry [out] for something/somebody — nach etwas/jemandem rufen od. schreien

cry with pain — vor Schmerz[en] schreien

2) (weep) weinen ( over wegen)

cry for something — nach etwas weinen; (fig.) einer Sache (Dat.) nachweinen

3) [Möwe:] schreien

Phrasal Verbs:

- academic.ru/17603/cry_off">cry off

- cry out

* * *
1. verb
1) (to let tears come from the eyes; to weep: She cried when she heard of the old man's death.) weinen

2) ((often with out) to shout out (a loud sound): She cried out for help.) schreien
2. noun
1) (a shout: a cry of triumph.) der Schrei

2) (a time of weeping: The baby had a little cry before he went to sleep.) das Weinen

3) (the sound made by some animals: the cry of a wolf.) der Schrei

•

- a far cry
- cry off
* * *

cry

<- ie->

[kraɪ]

I. n

1. no pl (act of shedding tears) Weinen nt

to have a \cry sich akk ausweinen

have a good \cry wein dich ruhig aus

2. (loud emotional utterance) Schrei m; (shout also) Ruf m

they were wakened by cries of ‘fire!’ sie wachten auf, weil jemand [mehrmals] laut ‚Feuer!‘ schrie

a \cry of pain/pleasure ein Schmerzens-/Freudenschrei m

to give [or utter] a \cry einen Schrei ausstoßen

3. (appeal) Ruf m ( for nach + dat)

\cry for help Hilferuf m, Hilfeschrei m

4. (slogan) Parole f

5. ZOOL, ORN Schreien nt kein pl, Geschrei nt kein pl

6.

▶ to be a far \cry from sth wenig mit etw dat zu tun haben, weit von etw dat entfernt sein

that's a far \cry from the truth das hat mit der Wahrheit ziemlich wenig zu tun

it's still a far \cry from what I expected of you das hätte ich nie von Ihnen erwartet

▶ to be in full \cry in ein eifriges Gespräch vertieft sein; HUNT hounds in voller Jagd sein

▶ to be in full \cry over sth gegen etw akk Sturm laufen

II. vi weinen; baby schreien

▪ to \cry for sth nach etw dat weinen

we all laughed until we cried wir alle lachten Tränen

to \cry for joy vor Freude weinen

▶ it is no good \crying over spilt [or AM spilled] milk was passiert ist, ist passiert

III. vt

▪ to \cry sth

1. (shed tears) etw weinen

she cried bitter tears sie vergoss bittere Tränen

to \cry oneself to sleep sich akk in den Schlaf weinen

2. (exclaim) etw rufen [o schreien]

“help me!” he cried „Hilfe!“ schrie er

3.

▶ to \cry one's eyes [or heart] out sich dat die Augen ausweinen

▶ to \cry foul einen Regelverstoß [öffentlich] kritisieren

▶ to \cry foul at sth etw [öffentlich] als Fehlverhalten kritisieren

▶ to \cry wolf falschen Alarm geben

* * *
[kraɪ]
1. n

1) (= inarticulate shout) Schrei m; (= call) Ruf m

to give or utter a cry — (auf)schreien, einen Schrei ausstoßen

a cry of fear/pain — ein Angst-/Schmerzensschrei m

a cry for help — ein Hilferuf m

he gave a cry for help — er rief um Hilfe

See:

→ far

2) (of animal) Schrei m; (HUNT of hounds) Geheul nt, Gebell nt

the pack is in full cry — die Meute hetzt laut bellend or heulend hinter der Beute her

to be in full cry — voll in Aktion sein (inf)

to be in full cry after sb (fig) — sich mit großem Geheul auf jdn stürzen

3) (= slogan) Parole f; (= battle cry) Schlachtruf m

4)

(= outcry) a cry for sth — ein Ruf m nach etw

a cry against sth — ein Protest m gegen etw

5)

(= weep) a cry will do you good — weine ruhig, das wird dir guttun

to have a good cry — sich einmal richtig ausweinen or ausheulen (inf)

to have a little cry — ein bisschen weinen

2. vi

1) (= weep) weinen, heulen (inf); (baby) schreien

she was crying for her teddy bear —

... or I'll give you something to cry about —... und dann weißt du, warum du heulst (inf)

2) (= call) rufen; (louder) schreien; (HUNT hounds) heulen; (animal, bird) schreien

to cry for help — um Hilfe rufen/schreien

she cried for a nurse/for somebody to come — sie rief/schrie nach einer Krankenschwester/nach jemandem

3. vt

1) (= shout out) rufen; (louder) schreien

to cry mercy (old, liter) — um Gnade flehen

he cried to me to go away — er rief mir zu, dass ich verschwinden sollte

See:

→ crying, wolf

2) (= announce) ausrufen

3) (= weep) bitter tears etc weinen

to cry one's eyes/heart out — sich (dat) die Augen ausweinen/herzzerreißend weinen

to cry oneself to sleep — sich in den Schlaf weinen

to cry on sb's shoulder — sich an jds Schulter or bei jdm ausweinen

* * *

cry [kraı]

A s

1. Schrei m, Ruf m ( beide:

for nach):

give a cry einen Schrei ausstoßen, aufschreien;

a cry for help ein Hilferuf;

a cry of joy ein Freudenschrei;

a cry of pain ein Schmerzensschrei;

within cry (of) in Rufweite (von);

a far cry from fig

a) (himmel)weit entfernt von,

b) etwas ganz anderes als;

that’s still a far cry das ist noch in weiter Ferne oder noch Zukunftsmusik

2. obs Geschrei n:

the popular cry die Stimme des Volkes

3. Weinen n:

have a good cry sich richtig ausweinen

4. Bitten n, Flehen n

5. Ausrufen n, Geschrei n (der Straßenhändler):

(all) the cry US fig der letzte Schrei

6. a) (Schlacht) Ruf m

b) Schlag-, Losungswort n

7. JAGD Anschlagen n, Gebell n (der Meute):

in full cry in wilder Jagd oder Verfolgung

8. JAGD Meute f, Koppel f

9. TECH (Zinn) Geschrei n

B v/i

1. schreien ( with vor dat)

2. schreien, (laut) rufen, dringend verlangen ( alle:

for nach):

cry for help um Hilfe rufen; → moon A 1

3. cry for fig schreien nach, dringend erfordern (Sache):

the situation cries for swift action;

cry for vengeance nach Rache schreien

4. a) weinen ( for joy vor Freude; with rage vor Wut):

cry into one’s pillow in sein Kissen weinen;

cry on sb’s shoulder bes fig sich an jemandes Schulter oder bei jemandem ausweinen

b) heulen, jammern ( over wegen, über akk; for um): → milk A 1

5. (against) murren (gegen), schimpfen (auf akk), sich beklagen (über akk)

6. JAGD anschlagen, bellen

C v/t

1. etwas schreien, (aus)rufen: → shame A 2, wolf A 1

2. Waren etc ausrufen, -bieten, -schreien

3. flehen um, erflehen

4. Tränen weinen:

cry o.s. to sleep sich in den Schlaf weinen

* * *
1. noun
1) (of grief) Schrei, der; (of words) Schreien, das; Geschrei, das; (of hounds or wolves) Heulen, das

a cry of pain/rage — ein Schmerzens-/Wutschrei

a far cry from... — (fig.) etwas ganz anderes als...

2) (appeal, entreaty) Appell, der

a cry for help — ein Hilferuf

3) (fit or spell of weeping)

have a good cry — sich ausweinen
2. transitive verb
1) rufen; (loudly) schreien

2) (weep) weinen

cry one's eyes out — sich (Dat.) die Augen ausweinen

cry oneself to sleep — sich in den Schlaf weinen
3. intransitive verb
1) rufen; (loudly) schreien

cry [out] for something/somebody — nach etwas/jemandem rufen od. schreien

cry with pain — vor Schmerz[en] schreien

2) (weep) weinen ( over wegen)

cry for something — nach etwas weinen; (fig.) einer Sache (Dat.) nachweinen

3) [Möwe:] schreien

Phrasal Verbs:

- cry off

- cry out

* * *

n.

Ruf -e m.

Schrei -e m. (for) v.

rufen (nach) v.

schreien (nach) v.

weinen v. v.

flennen v.

heulen v.

schreien v.

(§ p.,pp.: schrie, geschrieen)

English-german dictionary > cry
9 lloro

m.

crying, tears.

pres.indicat.

1^st person singular (yo) present indicative of spanish verb: llorar.

* * *

lloro

► nombre masculino

1 tears plural, weeping

* * *

SM

1) (=llanto) crying, weeping, tears pl ; (=berrido) wailing

2) [en grabación] wow

* * *

lloro

masculine

1 (llanto) crying

los lloros del bebé the baby's crying

2 ( Bot) bleeding, weeping

* * *

Del verbo llorar: ( conjugate llorar)

lloro es:

1ª persona singular (yo) presente indicativo

lloró es:

3ª persona singular (él/ella/usted) pretérito indicativo

Multiple Entries:
llorar
lloro
llorar ( conjugate llorar) verbo intransitivo ( derramar lágrimas)
a) [ persona] to cry;

◊ estaba a punto de lloro she was on the verge of tears;

lloro de algo ‹de risa/rabia› to cry with sb;

‹ de emoción› to weep with sth;
lloro por algo/algn to cry over sth/sb
b) [ ojos] (+ me/te/le etc) to water

lloro sustantivo masculino
crying, weeping (liter)
llorar verbo intransitivo to cry
Lit weep
lloro sustantivo masculino weeping, crying: sus lloros se oían desde lejos, his weeping could be heard from far away

* * *

lloro nm

crying;

nos despertaron sus lloros we were woken by the sound of him crying

* * *

lloro

m weeping, crying

Spanish-English dictionary > lloro
10 cry

I [kraɪ]
nome

1) (shout, call) (of person) grido m., urlo m.; (of bird) verso m., richiamo m.

a cry for help — un grido di aiuto (anche fig.)

there were cries of "shame!" — la gente gridava allo scandalo

there have been cries for reprisals — la gente gridava vendetta

2) (weep)

to have a good cry — colloq. farsi un bel pianto

3)

to be in full cry — [ pack of hounds] abbaiare forte

the press were in full cry against them — BE fig. la stampa si scagliava o si accaniva contro di loro

••

it's a far cry from the days when — c'è una bella differenza rispetto ai giorni in cui

this small house is a far cry from the palace where she was born — non c'è confronto fra questa piccola casa e il palazzo in cui è nata
II 1. [kraɪ]
verbo transitivo

1) (shout)

"look out!" he cried — "attenzione!" gridò

2) (weep)

to cry bitter tears — piangere lacrime amare

how many tears I have cried over you! — quante lacrime ho versato per causa tua!
2.
verbo intransitivo

1) (weep) piangere ( about a causa di, per)

to cry for joy — piangere per la gioia

he was crying for his mother — piangendo chiamava sua madre

to cry with laughter — ridere fino alle lacrime, piangere dal ridere

2) (call out) cry out

•

- cry down

- cry off

- cry out

••

for crying out loud! — in nome del cielo!

to cry one's eyes o heart out — piangere tutte le proprie lacrime, piangere a dirotto

* * *
1. verb
1) (to let tears come from the eyes; to weep: She cried when she heard of the old man's death.) piangere

2) ((often with out) to shout out (a loud sound): She cried out for help.) gridare
2. noun
1) (a shout: a cry of triumph.) grido

2) (a time of weeping: The baby had a little cry before he went to sleep.) pianto

3) (the sound made by some animals: the cry of a wolf.) verso, richiamo

•

- a far cry
- cry off
* * *
I [kraɪ]
nome

1) (shout, call) (of person) grido m., urlo m.; (of bird) verso m., richiamo m.

a cry for help — un grido di aiuto (anche fig.)

there were cries of "shame!" — la gente gridava allo scandalo

there have been cries for reprisals — la gente gridava vendetta

2) (weep)

to have a good cry — colloq. farsi un bel pianto

3)

to be in full cry — [ pack of hounds] abbaiare forte

the press were in full cry against them — BE fig. la stampa si scagliava o si accaniva contro di loro

••

it's a far cry from the days when — c'è una bella differenza rispetto ai giorni in cui

this small house is a far cry from the palace where she was born — non c'è confronto fra questa piccola casa e il palazzo in cui è nata
II 1. [kraɪ]
verbo transitivo

1) (shout)

"look out!" he cried — "attenzione!" gridò

2) (weep)

to cry bitter tears — piangere lacrime amare

how many tears I have cried over you! — quante lacrime ho versato per causa tua!
2.
verbo intransitivo

1) (weep) piangere ( about a causa di, per)

to cry for joy — piangere per la gioia

he was crying for his mother — piangendo chiamava sua madre

to cry with laughter — ridere fino alle lacrime, piangere dal ridere

2) (call out) cry out

•

- cry down

- cry off

- cry out

••

for crying out loud! — in nome del cielo!

to cry one's eyes o heart out — piangere tutte le proprie lacrime, piangere a dirotto

English-Italian dictionary > cry
11 nada

adv.

1 at all.

la película no me ha gustado nada I didn't like the film at all

no es nada extraño it's not at all strange

la obra no es nada aburrida the play isn't the slightest bit boring

2 a little, a bit (poco).

no hace nada que salió he left just a minute ago

3 not at all, not a single thing, nothing, not a bit.

4 anything.

intj.

nothing at all.

pron.

1 nothing.

no pasó nada nothing happened

no he leído nada de Lorca I haven't read anything by Lorca

nada me gustaría más que poder ayudarte there's nothing I'd like more than to be able to help you

no hay nada como un buen libro there's nothing (quite) like a good book

nada más nothing else, nothing more

no quiero nada más I don't want anything else

no dijo nada de nada he didn't say anything at all

no es nada it's nothing serious

esto no es nada that's nothing

te he traído un regalito de nada I've brought you a little something

cuesta cinco millones, ¡ahí es nada! it costs five million, a real snip!

casi nada almost nothing

como si nada as if nothing was the matter, as if nothing had happened

de nada don't mention it, you're welcome (respuesta a 'gracias')

dentro de nada any second now

¡nada de eso! absolutely not!

No quiero nada I don't want any.

2 love (en tenis). (peninsular Spanish)

f.

1 nothing, bugger all.

2 little bit, trace, tiny bit, tiny little bit.

pres.indicat.

3^rd person singular (él/ella/ello) present indicative of spanish verb: nadar.

* * *

nada

► pronombre

1 nothing

■ no quiero nada I don't want anything

■ (no hay) nada como... there's nothing like...

■ no hace nada que lo vi por aquí I saw him round here just a minute ago

■ ¿te has hecho daño? --no, no ha sido nada did you hurt yourself? --no, I'm all right thank you

► adverbio

1 (not) at all

■ no me gusta nada I don't like it at all

■ no la veo nada cambiada she hasn't changed at all

► nombre femenino

1 nothingness

\

FRASEOLOGÍA

antes de nada first of all

como si nada just like that

de nada (no hay de qué) don't mention it, think nothing of it, (US you're welcome) 2 (insignificante) insignificant

■ gracias, --de nada thanks, --don't mention it

■ es una tontería de nada it's nothing much

dentro de nada in a moment

nada de eso not at all, nothing of the kind

■ ¿se casa Maribel? --¡nada de eso! is Maribel getting married? --absolutely not!, no way!

■ no quiero llantos ni nada de eso I don't want any crying or anything of that sort

nada más... as soon as..., no sooner...

■ nada más verlo quiso comprarlo as soon as he saw it he wanted to buy it

■ nada más llegar se puso a llover no sooner had we arrived than it started to rain

nada menos que no less than

■ está aquí nada menos que el presidente the president himself is here no less

por nada for no reason at all

por nada del mundo (not) for anything in the world

¡y nada de...! and don't...!

■ ¡y nada de bañarse en el río! and don't go bathing in the river!

* * *
1. noun f.
1) nothingness

2) naught
2. adv.
not at all

- casi nada
- de nada 3. pron.
nothing, anything

* * *

1. PRON

1) (=ninguna cosa) [con el verbo inglés en forma afirmativa] nothing; [con el verbo inglés en forma negativa] anything

no dijo nada en toda la tarde — he said nothing all afternoon, he didn't say anything all afternoon

no encontrarás nada que te guste — you won't find anything you like

no hay nada como un café después de comer — there's nothing like a coffee after your meal, nothing beats a coffee after your meal

-¿qué has comprado? -nada — "what have you bought?" - "nothing"

no entiende nada — he doesn't understand a thing o anything

• nada de, no sabe nada de español — he knows no Spanish at all, he doesn't know any Spanish at all

no tiene nada de particular — there's nothing special about it

-¿qué te cuentas? -nada de particular — "what's new?" - "nothing much" o "not a lot"

no creo que nada de eso te convenga — I don't think that's what you want at all

¡nada de eso! — not a bit of it!

¡nada de marcharse! — forget about leaving!

nada de nada — absolutely nothing, nothing at all

- ¡de eso nada, monada!

- esto y nada, es lo mismo
ahí
2) [en locuciones]

a) [con verbo]

• estuvo en nada que lo perdiesen — they very nearly lost it

• no me falta de nada — I've got everything I need

a la cocina no le falta de nada — the kitchen has everything

• hace nada — just a moment ago

• no se parecen en nada — they're not at all alike

• quedar(se) en nada — to come to nothing

• no reparar en nada — to stop at nothing

• no servir para nada — to be utterly useless

no sirves para nada — you're utterly useless

no sirve de nada que os quejéis — there's no point in you complaining

• no ha sido nada — it's nothing, it doesn't matter

b) [con preposición, adverbio]

• antes de nada, antes de nada tengo que telefonear — before I do anything else I must make a phone call

se fue antes de nada — she left almost at once

• a cada nada — LAm * constantly

• casi nada, no costó casi nada — it cost next to nothing

¡había unas cien mil personas! ¡casi nada! — there were no fewer than a hundred thousand people there!

• como si nada, se lo advertí, pero como si nada — I warned him but it was as if I hadn't spoken

le dijo que estaba despedido y se quedó como si nada — she told him he was fired and he didn't even bat an eyelid

• de nada, -¡gracias! -de nada — "thanks!" - "don't mention it" o "you're welcome"

fue una mentira de nada — it was only a little lie

¡tanto revuelo por un premio de nada! — all that fuss over such a silly little prize!

• dentro de nada — very soon

• nada más, -¿desea algo más? -nada más, gracias — "can I get you anything else?" - "no, that's all thank you"

no dijo nada más — he didn't say anything else, he said nothing else

son las siete nada más — it's only seven o'clock

quiero uno nada más — I only want one

encendió la tele nada más llegar — he turned on the TV as soon as he got in

ocurrió nada más iniciado el partido — it happened just after the beginning of the game

estas flores aparecen nada más terminado el invierno — these flowers come out just after the winter o as soon as the winter is over

nada más que estoy muy cansado — And, Méx it's just that I'm very tired

• (nada más y) nada menos que... — (no more and) no less than...

han ganado nada menos que un coche — they've won a car, no less

entró nada menos que el rey — who should come in but the king!

• ni nada — or anything

es raro que no haya llamado ni nada — it's odd that she hasn't called or anything

no quiere comer ni nada — he won't even eat

pues no es feo ni nada — iró he's not ugly... much!

• para nada — at all

no los mencionó para nada — he never mentioned them at all

-¿te gusta? -para nada — "do you like it?" - "not at all"

• por nada, por nada se echa a llorar — she's always crying over nothing o for no reason at all

no me subiría a un avión por nada del mundo — I wouldn't get on a plane for anything in the world

no por nada le llaman "apestoso" — he's not called "smelly" for nothing

no por nada decidimos comprar — we had good reason to buy

por nada y menos puedes hacerte un vestido — you can make your own dress for next to nothing

¡por nada! — Cono Sur not at all!, don't mention it!

por menos de nada — for two pins

3) [como coletilla]

pues nada, me voy — well, I'm off then

-¿qué pasó? -pues nada, que estuve esperando y no llegó — "what happened?" - "well, I was there waiting and he didn't arrive"

y nada, al final nos fuimos — anyway, in the end we left

4) (Tenis) love

treinta-nada — thirty-love

2.

ADV not at all, by no means

no es nada fácil — it's not at all easy, it's by no means easy

esto no me gusta nada — I don't like this at all

no está nada triste — he isn't sad at all

pues no eres tú nada ambicioso — iró well you're not very ambitious, are you?... much!

3.

SF

la nada — the void

el avión pareció salir de la nada — the aircraft seemed to come from nowhere

* * *
I
pronombre

1)

a) nothing

es mejor que nada — it's better than nothing

de nada sirve que le compres libros — there's no point in buying him books

antes que or de nada — first of all

no hay nada como... — there's nothing like...

no quiere nada — he doesn't want anything

no sirves para nada! — you're useless

no se hizo nada — he wasn't hurt

perdón! - no fue nada — sorry! - that's all right

no es por nada pero... — don't take this the wrong way but...

sin decir nada — without a word

nadie me dio nada — nobody gave me anything

sin nada de azúcar — without any sugar at all

no tiene nada de gracia — it's not at all funny

b) (en locs)

de nada — you're welcome

nada de nada — (fam) not a thing

nada más: no hay nada más there's nothing else; ¿algo más? - nada más anything else? - no, that's it o that's all; nada más fui yo (Méx) I was the only one who went; salí nada más comer I went out right o straight after lunch; sacó (nada más ni) nada menos que el primer puesto she came first no less; nada más que: no se lo dije nada más que a él he's the only one I told; para nada: no me gustó para nada I didn't like it at all; como si nada (fam): me lo dijo como si nada! she told me as if it was nothing; se quedó como si nada she didn't even bat an eyelid; no hay nada que hacerle — (fam) that's all there is to it

2)

a) ( ninguna cosa)

antes de que digas nada — before you say anything

b) ( muy poco)

con or de nada se rompe — it breaks just like that

en nada de tiempo — in no time at all

la compraron por nada — they bought it for next to nothing

llora por nada — she cries at the slightest little thing

dentro de nada — very soon

estar en nada: estuvo en nada que perdiéramos el tren — we very nearly missed the train

c) (fam) ( uso expletivo)

y nada, que al final no lo compró — anyway, in the end she didn't buy it

pues nada, ya veremos qué pasa — well o anyway, we'll see what happens

3) (Esp) ( en tenis) love

quince-nada — fifteen-love
II
adverbio

no está nada preocupado — he isn't at all o the least bit worried

esto no me gusta nada — I don't like this at all o (colloq) one bit
III
femenino

1) (Fil)

la nada — nothing

se creó de la nada — it was created from nothing o from the void

surgió de la nada — it came out of nowhere

2) (Méx, RPl fam) ( pequeña cantidad)

una nada de sal — a tiny pinch of salt

una nada de agua — a tiny drop of water

* * *

= anything, nothing, nil, zero + Nombre, naught, nothingness, nowt, zilch.

Ex. As an inveterate user of the British Museum Library he was able to confirm that 'a library is not worth anything without a catalogue'.

Ex. Nothing happens until the ENTER key is pressed.

Ex. While our vision of our readers is hazy and our interests in them nil, then criticism must be either trivial or irrelevant.

Ex. In recent years special libraries have been faced with a number of important factors, including reduced purchase budgets, zero increases in staffing, and the opportunities offered by automation.

Ex. Was everything she learned for naught? She felt extinguished.

Ex. The emptiness and nothingness associated with writer's block is often described as a kind of death, a place where there is nothing to decide, nothing about which to express an opinion.

Ex. There's a real danger of flying off on a tangent while writing about this as it for once is purely about politics and there's ' nowt' as controversial as that.

Ex. Before you lend cash to Tom, Dick and Harry, be sure you know what you're doing or else your friendship will be worth zilch.

----

* a cambio de nada = for nothing.

* a nadie le importa nada = nobody + gives a damn.

* antes de nada = before long, before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.

* antes que nada = first of all, before anything else, first off, above all things.

* a propósito de nada = for no specific reason, for no particular reason.

* caer en la nada = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* casi nada = next to nothing.

* como si nada = be right as rain, unfazed.

* contar para nada = count + for nothing.

* decir la verdad, toda la verdad y nada más que la verdad = to tell the truth, the whole truth, and nothing but the truth.

* de la nada = from nowhere, out of nowhere.

* del año de la nada = from the year dot.

* en apenas nada = in no time at all, in next to no time, in no time.

* en casi nada = in no time at all, in next to no time.

* en nada de tiempo = at a moment's notice, in next to no time, in no time at all, in no time.

* esperar sin nada que hacer = kick + Posesivo + heels.

* estar con amigos en la calle pasando el rato sin hacer nada = hang out + on the street.

* estar sin hacer nada = sit + idle, stand + idle.

* hablar sin decir nada = waffle.

* hacer como si nada = play it + cool.

* más que nada = more than anything else.

* nada bonito = unlovely.

* nada claro = unclear, uncleared.

* nada convencido = unimpressed.

* nada convencional = unorthodox.

* ¡nada de eso! = no dice!.

* nada de importancia = nothing in particular.

* nada de nada = zilch.

* nada desdeñable = not inconsiderable.

* nada despreciable = not inconsiderable.

* nada en absoluto = not at all, nothing whatsoever.

* nada en la vida es gratuito = you cannot make an omelette without breaking eggs.

* nada envidiable = unenviable.

* nada es gratis = nothing comes without a cost.

* nada es gratis en la viña del Señor = there is no such thing as a free lunch, there is no such thing as a free ride.

* nada es mejor que = nothing beats....

* nada + estar + más apartado de la realidad = nothing + can + be further from the truth.

* nada + estar + más apartado de la verdad = nothing + can + be further from the truth.

* nada + estar + más lejos de la verdad = nothing + can + be further from the truth, nothing + can + be further from the truth.

* nada extraordinario = unremarkable.

* nada impresionado = unimpressed.

* nada instintivo = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada intuitivo = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada lógico = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada más = anything else, nothing else.

* nada más y nada menos = as much as + Expresión Numérica.

* nada más y nada menos que = in the order of + Cantidad, nothing less than.

* nada más y nada menos que de/por + Cantidad = to the tune of + Cantidad.

* nada más y nada menos que desde + Expresión Temporal = from as far back as + Expresión Temporal.

* nada más y nada menos que + Número = as many as + Número.

* nada materialista = unworldly.

* nada menos que + Nombre + tan + Adjetivo + como = no less + Adjetivo + Nombre + than.

* nada puede estar más alejado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* nada puede estar más apartado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* nada sabe mejor que sentirse delgado = nothing tastes as good as thin feels.

* nada se acaba hasta que no se acaba = nothing is done until it's done.

* nada sorprendente = unsurprising.

* nada supera a = nothing beats....

* no andar en nada bueno = be up to no good, get up to + no good.

* no conducir a nada = be exercises in + futility.

* no conocer a Alguien de nada = not know + Pronombre + from Adam.

* no conocer a Alguien para nada = not know + Pronombre + from Adam.

* no conseguir nada = achieve + nothing.

* no deber nada = pay + Posesivo + dues.

* no decir nada = keep + quiet.

* no decir nada a nadie = lips + seal.

* no encontrar nada + Adjetivo = find far from + Adjetivo.

* no estar nada + Adjetivo = be anything but + Adjetivo.

* no + haber + nada como = there + be + nothing like.

* no haber nada de verdad en = there + be + any/no truth to.

* no + haber + nada malo en = there + be + nothing wrong in/with.

* no hacer nada = vegetate, veg out.

* no hacer nada al respecto = leave + unchecked.

* no hacer nada de particular = do + nothing in particular.

* no hay nada como = nothing beats....

* no hay nada imposible = all bets are off.

* no hay nada mejor que = nothing beats....

* no hay nada oculto = what you see is what you get.

* no importar nada = not give a shit, not give a fuck.

* no parecerse en nada a = be nothing like.

* no perderse nada = be no great loss.

* no querer saber más nada de = drop + Nombre + like a hot potato, drop + Nombre + like a hot brick.

* no querer saber nada de = want + nothing to do with.

* no querer tener nada que ver con = want + nothing to do with.

* no revelar nada a nadie = lips + seal.

* no ser nada = add up to + nothing.

* no ser nada fácil = be hard-pushed to.

* no servir de nada = be of no avail, be to no avail.

* no servir de nada que + Subjuntivo = no use + Ving.

* no servir para nada = be good for nothing, pissing into the wind, be of no avail, be to no avail, all + be for + naught.

* no significar nada = add up to + nothing.

* no suponer nada = add up to + nothing.

* no tener nada en contra de Algo = have + nothing against, have + no quarrel about + Nombre.

* no tener nada que perder = have + nothing to lose.

* no tener nada que ver con = be irrelevant to.

* no tener tiempo de nada = have + not a moment to spare.

* o nada en absoluto = if at all.

* para nada = in vain, to no avail, without any avail, vainly, of no avail.

* para que no falte de nada = for good measure.

* persona que nunca se deshace de anda = hoarder, packrat, magpie.

* por nada = for nothing.

* por nada del mundo = for the life of me.

* por nada o casi nada = at little or no extra cost.

* por no decir nada de = to say nothing of.

* por poco o nada = at little or no extra cost.

* por probar nada se pierde = nothing ventured, nothing gained.

* primero que nada = first off.

* que no conduce a nada = circuitous.

* quien nada arriesga nada gana = nothing ventured, nothing gained.

* reducir a la nada = reduce to + nil.

* saber un poco de todo y mucho de nada = jack of all trades, master of none.

* sentarse sin hacer nada = sit + idle.

* ser nada más y nada menos que = be nothing less than.

* servir de poco o nada = be of little or no avail.

* servir para nada = count + for nothing.

* sin decir nada = dumbly.

* sin dejar nada fuera = the works!.

* sin nada de gracia = unfunny.

* sin nada que destacar = uneventful.

* sin poder hacer nada = helplessly.

* trabajar a cambio de nada = work for + nothing.

* una cosa no + tener + nada que ver con la otra = one thing + have + nothing to do with the other.

* y antes de nada = the next thing + Pronombre + know.

* * *
I
pronombre

1)

a) nothing

es mejor que nada — it's better than nothing

de nada sirve que le compres libros — there's no point in buying him books

antes que or de nada — first of all

no hay nada como... — there's nothing like...

no quiere nada — he doesn't want anything

no sirves para nada! — you're useless

no se hizo nada — he wasn't hurt

perdón! - no fue nada — sorry! - that's all right

no es por nada pero... — don't take this the wrong way but...

sin decir nada — without a word

nadie me dio nada — nobody gave me anything

sin nada de azúcar — without any sugar at all

no tiene nada de gracia — it's not at all funny

b) (en locs)

de nada — you're welcome

nada de nada — (fam) not a thing

nada más: no hay nada más there's nothing else; ¿algo más? - nada más anything else? - no, that's it o that's all; nada más fui yo (Méx) I was the only one who went; salí nada más comer I went out right o straight after lunch; sacó (nada más ni) nada menos que el primer puesto she came first no less; nada más que: no se lo dije nada más que a él he's the only one I told; para nada: no me gustó para nada I didn't like it at all; como si nada (fam): me lo dijo como si nada! she told me as if it was nothing; se quedó como si nada she didn't even bat an eyelid; no hay nada que hacerle — (fam) that's all there is to it

2)

a) ( ninguna cosa)

antes de que digas nada — before you say anything

b) ( muy poco)

con or de nada se rompe — it breaks just like that

en nada de tiempo — in no time at all

la compraron por nada — they bought it for next to nothing

llora por nada — she cries at the slightest little thing

dentro de nada — very soon

estar en nada: estuvo en nada que perdiéramos el tren — we very nearly missed the train

c) (fam) ( uso expletivo)

y nada, que al final no lo compró — anyway, in the end she didn't buy it

pues nada, ya veremos qué pasa — well o anyway, we'll see what happens

3) (Esp) ( en tenis) love

quince-nada — fifteen-love
II
adverbio

no está nada preocupado — he isn't at all o the least bit worried

esto no me gusta nada — I don't like this at all o (colloq) one bit
III
femenino

1) (Fil)

la nada — nothing

se creó de la nada — it was created from nothing o from the void

surgió de la nada — it came out of nowhere

2) (Méx, RPl fam) ( pequeña cantidad)

una nada de sal — a tiny pinch of salt

una nada de agua — a tiny drop of water

* * *

= anything, nothing, nil, zero + Nombre, naught, nothingness, nowt, zilch.

Ex: As an inveterate user of the British Museum Library he was able to confirm that 'a library is not worth anything without a catalogue'.

Ex: Nothing happens until the ENTER key is pressed.

Ex: While our vision of our readers is hazy and our interests in them nil, then criticism must be either trivial or irrelevant.

Ex: In recent years special libraries have been faced with a number of important factors, including reduced purchase budgets, zero increases in staffing, and the opportunities offered by automation.

Ex: Was everything she learned for naught? She felt extinguished.

Ex: The emptiness and nothingness associated with writer's block is often described as a kind of death, a place where there is nothing to decide, nothing about which to express an opinion.

Ex: There's a real danger of flying off on a tangent while writing about this as it for once is purely about politics and there's ' nowt' as controversial as that.

Ex: Before you lend cash to Tom, Dick and Harry, be sure you know what you're doing or else your friendship will be worth zilch.

* a cambio de nada = for nothing.

* a nadie le importa nada = nobody + gives a damn.

* antes de nada = before long, before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.

* antes que nada = first of all, before anything else, first off, above all things.

* a propósito de nada = for no specific reason, for no particular reason.

* caer en la nada = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* casi nada = next to nothing.

* como si nada = be right as rain, unfazed.

* contar para nada = count + for nothing.

* decir la verdad, toda la verdad y nada más que la verdad = to tell the truth, the whole truth, and nothing but the truth.

* de la nada = from nowhere, out of nowhere.

* del año de la nada = from the year dot.

* en apenas nada = in no time at all, in next to no time, in no time.

* en casi nada = in no time at all, in next to no time.

* en nada de tiempo = at a moment's notice, in next to no time, in no time at all, in no time.

* esperar sin nada que hacer = kick + Posesivo + heels.

* estar con amigos en la calle pasando el rato sin hacer nada = hang out + on the street.

* estar sin hacer nada = sit + idle, stand + idle.

* hablar sin decir nada = waffle.

* hacer como si nada = play it + cool.

* más que nada = more than anything else.

* nada bonito = unlovely.

* nada claro = unclear, uncleared.

* nada convencido = unimpressed.

* nada convencional = unorthodox.

* ¡nada de eso! = no dice!.

* nada de importancia = nothing in particular.

* nada de nada = zilch.

* nada desdeñable = not inconsiderable.

* nada despreciable = not inconsiderable.

* nada en absoluto = not at all, nothing whatsoever.

* nada en la vida es gratuito = you cannot make an omelette without breaking eggs.

* nada envidiable = unenviable.

* nada es gratis = nothing comes without a cost.

* nada es gratis en la viña del Señor = there is no such thing as a free lunch, there is no such thing as a free ride.

* nada es mejor que = nothing beats....

* nada + estar + más apartado de la realidad = nothing + can + be further from the truth.

* nada + estar + más apartado de la verdad = nothing + can + be further from the truth.

* nada + estar + más lejos de la verdad = nothing + can + be further from the truth, nothing + can + be further from the truth.

* nada extraordinario = unremarkable.

* nada impresionado = unimpressed.

* nada instintivo = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada intuitivo = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada lógico = counter-intuitive [counterintuitive].

* nada más = anything else, nothing else.

* nada más y nada menos = as much as + Expresión Numérica.

* nada más y nada menos que = in the order of + Cantidad, nothing less than.

* nada más y nada menos que de/por + Cantidad = to the tune of + Cantidad.

* nada más y nada menos que desde + Expresión Temporal = from as far back as + Expresión Temporal.

* nada más y nada menos que + Número = as many as + Número.

* nada materialista = unworldly.

* nada menos que + Nombre + tan + Adjetivo + como = no less + Adjetivo + Nombre + than.

* nada puede estar más alejado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* nada puede estar más apartado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* nada sabe mejor que sentirse delgado = nothing tastes as good as thin feels.

* nada se acaba hasta que no se acaba = nothing is done until it's done.

* nada sorprendente = unsurprising.

* nada supera a = nothing beats....

* no andar en nada bueno = be up to no good, get up to + no good.

* no conducir a nada = be exercises in + futility.

* no conocer a Alguien de nada = not know + Pronombre + from Adam.

* no conocer a Alguien para nada = not know + Pronombre + from Adam.

* no conseguir nada = achieve + nothing.

* no deber nada = pay + Posesivo + dues.

* no decir nada = keep + quiet.

* no decir nada a nadie = lips + seal.

* no encontrar nada + Adjetivo = find far from + Adjetivo.

* no estar nada + Adjetivo = be anything but + Adjetivo.

* no + haber + nada como = there + be + nothing like.

* no haber nada de verdad en = there + be + any/no truth to.

* no + haber + nada malo en = there + be + nothing wrong in/with.

* no hacer nada = vegetate, veg out.

* no hacer nada al respecto = leave + unchecked.

* no hacer nada de particular = do + nothing in particular.

* no hay nada como = nothing beats....

* no hay nada imposible = all bets are off.

* no hay nada mejor que = nothing beats....

* no hay nada oculto = what you see is what you get.

* no importar nada = not give a shit, not give a fuck.

* no parecerse en nada a = be nothing like.

* no perderse nada = be no great loss.

* no querer saber más nada de = drop + Nombre + like a hot potato, drop + Nombre + like a hot brick.

* no querer saber nada de = want + nothing to do with.

* no querer tener nada que ver con = want + nothing to do with.

* no revelar nada a nadie = lips + seal.

* no ser nada = add up to + nothing.

* no ser nada fácil = be hard-pushed to.

* no servir de nada = be of no avail, be to no avail.

* no servir de nada que + Subjuntivo = no use + Ving.

* no servir para nada = be good for nothing, pissing into the wind, be of no avail, be to no avail, all + be for + naught.

* no significar nada = add up to + nothing.

* no suponer nada = add up to + nothing.

* no tener nada en contra de Algo = have + nothing against, have + no quarrel about + Nombre.

* no tener nada que perder = have + nothing to lose.

* no tener nada que ver con = be irrelevant to.

* no tener tiempo de nada = have + not a moment to spare.

* o nada en absoluto = if at all.

* para nada = in vain, to no avail, without any avail, vainly, of no avail.

* para que no falte de nada = for good measure.

* persona que nunca se deshace de anda = hoarder, packrat, magpie.

* por nada = for nothing.

* por nada del mundo = for the life of me.

* por nada o casi nada = at little or no extra cost.

* por no decir nada de = to say nothing of.

* por poco o nada = at little or no extra cost.

* por probar nada se pierde = nothing ventured, nothing gained.

* primero que nada = first off.

* que no conduce a nada = circuitous.

* quien nada arriesga nada gana = nothing ventured, nothing gained.

* reducir a la nada = reduce to + nil.

* saber un poco de todo y mucho de nada = jack of all trades, master of none.

* sentarse sin hacer nada = sit + idle.

* ser nada más y nada menos que = be nothing less than.

* servir de poco o nada = be of little or no avail.

* servir para nada = count + for nothing.

* sin decir nada = dumbly.

* sin dejar nada fuera = the works!.

* sin nada de gracia = unfunny.

* sin nada que destacar = uneventful.

* sin poder hacer nada = helplessly.

* trabajar a cambio de nada = work for + nothing.

* una cosa no + tener + nada que ver con la otra = one thing + have + nothing to do with the other.

* y antes de nada = the next thing + Pronombre + know.

* * *

nada¹

pronoun

A

1 nothing

es mejor que nada it's better than nothing

de nada sirve que le compres libros si no los lee there's no point in buying him books if he doesn't read them

antes que or de nada first of all

nada te faltará or no te faltará nada you won't want for anything

no hay nada como un buen baño caliente there's nothing like a nice hot bath

hace dos días que no come nada he hasn't eaten a thing o anything for two days

¡no sirves para nada! you're useless

no se hizo nada he wasn't hurt

no sé por qué llora, yo no le hice nada I don't know why he's crying, I didn't touch him

¿te has hecho daño? — no, no ha sido nada did you hurt yourself? — no, it's nothing

¡perdón! — no fue nada sorry! — that's all right

no es por nada pero … don't take this the wrong way but …

se fue sin decir nada she left without a word

nadie me dio nada nobody gave me anything

nada DE algo:

no necesita nada de azúcar it doesn't need any sugar at all

eso no tiene nada de gracia that's not in the least bit o not at all funny

¡nada de juegos or jugar ahora! you're not playing o I don't want any games now!

2 ( en locs):

de nada you're welcome, it's a pleasure, don't mention it ( frml)

nada de nada ( fam); not a thing

nada más: no hay nada más there's nothing else

¿algo más? — nada más anything else? — no, that's it o that's all o that's the lot

no se pudo hacer nada más or más nada por él nothing more could be done for him

nada más fui yo ( Méx); I was the only one who went

no nada más yo lo critico ( Méx); I'm not the only one to criticize him

salí nada más comer I went out right o straight after lunch

sacó (nada más ni) nada menos que el primer puesto she came first no less

nada más llegar subió a verla as soon as he arrived he went up to see her

nada más que: la verdad, toda la verdad y nada más que la verdad the truth, the whole truth, and nothing but the truth

no se lo dije nada más que a él he's the only one I told, I didn't tell anyone except him o but him

nada que … ( Andes fam): ya son las diez y nada que vienen it's already ten o'clock and there's still no sign of them

ni nada ( fam): no me avisó ni nada ( fam); he didn't tell me or anything, he didn't even tell me

no es ambicioso ni nada ( iró); he's not at all ambitious or anything like that! ( iro)

para nada not … at all

ese tema no se tocó para nada that topic didn't come up at all

no me gustó para nada I didn't like it at all o one little bit

ahí es nada ( fam iró): hicieron un par de millones, ahí es nada they made a couple of million … peanuts o chickenfeed! ( colloq iro)

como si nada ( fam): ¡me lo dice como si nada! she tells me as casual as you like, and she tells me as if it was nothing

se quedó como si nada she didn't even bat an eyelid

se lo dije mil veces, pero como si nada I told her over and over again, but it didn't do the slightest bit of good

no estás/está en nada ( Ven arg); you're/he's so uncool ( colloq), you don't/he doesn't have a clue ( colloq)

no hay nada que hacerle ( fam); that's all there is to it, there are no two ways about it

B

1

(algo): ¿has visto alguna vez nada igual? have you ever seen the like of it o the likes of it o anything like it?

antes de que digas nada before you say anything

2

(muy poco): con or de nada se rompe it breaks just like that

fue un golpe de nada it was only a little bump

en nada de tiempo in no time at all

compraron la casa por nada they bought the house for next to nothing

dentro de nada very soon, in no time at all

estar en nada: estuvo en nada que perdiéramos el tren we very nearly missed the train

no nos vieron, pero estuvo en nada they didn't see us, but it was a close call o shave

3 ( fam)

(uso expletivo): y nada, que al final no lo compró anyway, in the end she didn't buy it

pues nada, ya veremos qué pasa well o anyway, we'll see what happens

C ( Esp) (en tenis) love

quince-nada fifteen-love

nada²

adverb

[ Grammar notes (Spanish) ]

no está nada preocupado he isn't at all o the least bit worried

anoche no dormí nada I didn't sleep a wink o at all last night

no me gusta nada lo que has hecho I don't like what you've done one bit

no es nada engreído el chico ( iró); he sure is vain!, he isn't half conceited! ( BrE)

nada³

feminine

A ( Fil):

la nada nothing

el universo se creó de la nada the universe was created from nothing o from the void

surgió de la nada it came out of nowhere

B

(Méx, RPl fam) (pequeña cantidad): ¿le diste vino al bebé? — sólo una nada did you give the baby wine? — only a tiny drop

le puse una nada de sal I added a tiny pinch of salt

ganó por una nada he won by a whisker

* * *

Del verbo nadar: ( conjugate nadar)

nada es:

3ª persona singular (él/ella/usted) presente indicativo

2ª persona singular (tú) imperativo

Multiple Entries:
nada
nadar
nada pronombre
1
a) nothing;

◊ es mejor que nada it's better than nothing;

de nada sirve que le compres libros there's no point in buying him books;
antes que or de nada first of all;
no quiere nada he doesn't want anything;
¡no sirves para nada! you're useless;
sin decir nada without a word
b) ( en locs)

◊ de nada you're welcome;

nada de nada (fam) not a thing;
nada más: no hay nada más there's nothing else;
¿algo más? — nada más anything else? — no, that's it o that's all;
nada más fui yo (Méx) I was the only one who went;
salí nada más comer I went out right o straight after lunch;
sacó (nada más ni) nada menos que el primer puesto she came first no less;
para nada: no me gustó para nada I didn't like it at all;
por nada: la compraron por nada they bought it for next to nothing;
discuten por nada they argue over nothing;
llora por nada she cries at the slightest little thing
2 (Esp) ( en tenis) love;
◊ quince-nada fifteen-love

■ adverbio:
◊ no está nada preocupado he isn't at all o the least bit worried;

esto no me gusta nada I don't like this at all o (colloq) one bit
nadar ( conjugate nadar) verbo intransitivo
a) [persona/pez] to swim;

◊ ¿sabes nada? can you swim?;

nada (estilo) mariposa/pecho to do (the) butterfly/breaststroke;
nada de espalda or (Méx) de dorso to do (the) back stroke
b) [ramas/hojas] ( flotar) to float

c)

◊ nadar en ( tener mucho): nada en dinero to be rolling in money (colloq);

el pollo nadaba en grasa the chicken was swimming in grease
verbo transitivo
to swim
nada
I pron
1 (ninguna cosa) nothing: ¿qué te cuentas?, - nada nuevo, how it's going?, - nothing new
(con otro negativo) nothing, not... anything: no hay nada más importante, there is nothing more important
no tocamos nada, we didn't touch anything
no lo cambiaría por nada del mundo, I wouldn't change it for anything on earth
2 (en preguntas) anything: ¿no tienes nada que decir?, don't you have anything to say?
3 (muy poco) con la niebla no veíamos nada, we couldn't see a thing in the fog
no fue nada, (herida, golpe) I wasn't hurt
(respuesta a una disculpa) it's all right
4 (en ciertas construcciones) anything
más que nada, more than anything: me importa más que nada, it means more than anything else to me
sin decir nada, without saying anything/a word
II adverbio not at all: no nos aburrimos nada, we weren't bored at all
no escribe nada mal, he doesn't write at all badly
III sustantivo femenino nothingness
♦ Locuciones: casi nada, almost nothing
gracias, - de nada, thanks, - don't mention it
más que nada: te lo digo más que nada para que no vayas a meter la pata, more than anything else I'm telling you so you don't put your foot in it
nada más: nada más oírlo, as soon as she heard it
familiar para nada, not at all
nadar verbo intransitivo
1 Dep to swim: no sé nadar, I can't swim
2 (un objeto) to float
3 (tener en abundancia) nada en libros, she has a lot of books
' nada' also found in these entries:
Spanish:
absolutamente
- adelantar
- adorno
- amilanarse
- amohinarse
- balde
- bastante
- bregar
- cabo
- callar
- calmarse
- cero
- ciega
- ciego
- clara
- claro
- comecome
- como
- comparecencia
- concreta
- concreto
- conducir
- contra
- dar
- débil
- decir
- derecha
- desocupada
- desocupado
- doblar
- doblarse
- doble
- ecuánime
- embalarse
- envidiar
- escaramuza
- escarceo
- faltar
- frescura
- ir
- gusto
- hablar
- incumbir
- interés
- interlunio
- jota
- jueves
- maldita
- maldito
- más
English:
all
- all right
- amusing
- antsy
- anything
- associate
- avail
- blank
- board
- breathe
- burn
- clash
- clear
- click
- come into
- contrary
- cop
- damn
- dark
- dark horse
- dead
- depth
- dim
- dishwater
- disorderly
- drone
- dwindle
- earth
- earthly
- easy
- enforce
- ever
- excuse
- first
- flair
- further
- go on
- go without
- going
- good
- hand
- hang about
- hang around
- hardly
- harm
- have
- head
- home
- hot
- ill-considered

* * *

nada

♦ pron

1. [ninguna cosa o cantidad] nothing;
[en negativas] anything;
no he leído nada de Lorca I haven't read anything by Lorca;

no pasó nada nothing happened;

a él nada parece satisfacerle he never seems to be satisfied with anything;

de nada vale insistir there's no point in insisting;

nada me gustaría más que poder ayudarte there's nothing I'd like more than to be able to help you;

no hay nada como un buen libro there's nothing (quite) like a good book;

tranquilos, no es nada don't worry, it's nothing serious;

casi nada almost nothing;

de nada, Am [m5] por nada [respuesta a “gracias”] you're welcome, don't mention it;

esto no es nada that's nothing;

no queda nada de café there's no coffee left;

no tengo nada de ganas de ir I don't feel like going at all;

no dijo nada de nada he didn't say anything at all;

no me ha gustado nada de nada I didn't like it at all o one little bit;

nada de quejas, ¿de acuerdo? no complaining, right?, I don't want any complaints, right?;

nada más nothing else, nothing more;

¿desean algo más? – nada más, gracias do you want anything else? – no, that's everything o all, thank you;

no quiero nada más I don't want anything else;

me dio de plazo dos días nada más she only gave me two days to do it;

me ha costado nada más que 20 dólares it only cost me 20 dollars;

¡tanto esfuerzo para nada! all that effort for nothing!

2. [poco, muy poco]
yo apenas sé nada de ese tema I hardly know anything about that subject;

es muy frágil y con nada se parte it's very fragile and is easily broken;

dentro de nada any second now;

lo he visto salir hace nada I saw him leave just a moment ago o just this minute;

no hace nada que salió he left just a moment ago o just this minute;

por nada se enfada she gets angry at the slightest thing, it doesn't take much for her to get angry;
CAm, Col, Ven Fam
a cada nada every five minutes, constantly;
Méx
en nada estuvo que se casara he very nearly got married

3. Esp [en tenis] love;

treinta nada thirty love

4. [expresando negación]
¡nada de eso! absolutely not!;

no pienso ir, ni llamar, ni nada I won't go, or call, or anything;

no tenemos ni coche, ni moto, ni nada que se le parezca we don't have a car or a motorbike, or anything of that sort

5. Comp

¡ahí es nada!, ¡casi nada!: cuesta cinco millones, ¡ahí es nada! o [m5]¡casi nada! it costs a cool five million!;

como si nada as if nothing was the matter, as if nothing had happened;

(nada más y) nada menos que [cosa] no less than;
[persona] none other than; Fam
ni nada: ¡no es alta ni nada la chica! she's tall all right!, you could say she's tall!;

no es por nada: no es por nada pero creo que estás equivocado don't take this the wrong way, but I think you're mistaken;

no es por nada pero llevas la bragueta abierta by the way, your fly's undone

♦ adv

1. [en absoluto] at all;

la película no me ha gustado nada I didn't like the movie at all;

no he dormido nada I didn't get any sleep at all;

no es nada extraño it's not at all strange;

la obra no es nada aburrida the play isn't the slightest bit boring;

no está nada mal it's not at all bad;

no nos llevamos nada bien we don't get on at all well;
Fam
¿te importa que me quede? – ¡para nada! do you mind if I stay? – of course not! o not at all!

2. Fam [enfático]
nada, que no hay manera de convencerle but no, he just refuses to be convinced

♦ nf

1.
la nada nothingness, the void;
[el no ser]
salir o [m5] surgir de la nada to appear out of o from nowhere

2. Méx, RP Fam [muy poco]
le pedí plata y me dio una nada I asked him for some money and he gave me next to nothing;

comí una nada de helado I had a tiny bit of ice cream

♦ de nada loc adj

te he traído un regalito de nada I've brought you a little something;

es sólo un rasguño de nada it's just a little scratch

♦ nada más loc adv

1. [al poco de]
nada más salir de casa… no sooner had I left the house than…, as soon as I left the house…;

nos iremos nada más cenar we'll go as soon as we've had dinner, we'll go straight after dinner

2. Méx [solamente]
nada más vine yo I'm the only one who's come

3. Méx [sin más]
de la fiesta regresaron a casa y nada más they went straight home after the party

* * *

nada

I pron nothing;

no hay nada there isn’t anything;

no es nada it’s nothing;

nada más nothing else;

nada menos que no less than;

nada de nada nothing at all;

para nada not at all;

no lo entiendes para nada you don’t understand at all;

lo dices como si nada you talk about it as if it was nothing;

más que nada more than anything;

no lo haría por nada del mundo I wouldn’t do it if you paid me;

por menos de nada for no reason at all;

nada más llegar as soon as I arrived;

antes de nada first of all;

¡nada de eso! fam you can put that idea out of your head;

¡casi nada! peanuts!;

¡de nada! you’re welcome, not at all;

pues nada, … well, …

II adv not at all;

no ha llovido nada it hasn’t rained;

no estoy nada contento I’m not at all happy

III f nothingness

* * *

nada adv

: not at all, not in the least

no estamos nada cansados: we are not at all tired

nada nf

1) : nothingness

2) : smidgen, bit

una nada le disgusta: the slightest thing upsets him

nada pron

1) : nothing

no estoy haciendo nada: I'm not doing anything

2)

casi nada : next to nothing

3)

de nada : you're welcome

4)

dentro de nada : very soon, in no time

5)

nada más : nothing else, nothing more

* * *

nada¹ adv at all

no le ha gustado nada she didn't like it at all

nada² pron

1. nothing / not... anything

Con el verbo en afirmativo se utiliza nothing

no hay nada, está vacío there's nothing there, it's empty

no tengo nada que hacer I've got nothing to do

Con el verbo en negativo se utiliza anything

dijo que no quería nada she said she didn't want anything

no se me ocurre nada I can't think of anything

2. (en tenis) love

quince nada fifteen love

de nada (como respuesta) you're welcome / don't mention it (sin importancia) little / slight

un retraso de nada a slight delay

nada de no / any

no tengo nada de dinero I've got no money / I haven't got any money

no habla nada de inglés he speaks no English / doesn't speak any English

nada más (eso es todo) that's all (sólo) only / just

era estúpido nada más he was just stupid

nada más... as soon as...

nada más entrar, vi a Fernando I saw Fernando as soon as I went in

Spanish-English dictionary > nada
12 cry

1. I
abs

1) they started to cry она начали кричать

2) the child began to cry ребенок заплакал; stop crying and wipe away your tears перестань плакать и вытри слезы
2. II
cry in some manner

1) cry hoarsely (gaily, triumphantly,indignantly, etc.) хрипло и т. д. кричать; the baby cried lustily ребенок кричал в все горло

2) cry bitterly (softly, hysterically. unrestrainedly, incessantly, inwardly, piteously etc.) горько и т. д. плакать
3. III
cry smth.

1) he cried something unintelligible and rushed past он крикнул что-то невнятно и пронесся /промчался/ мимо || let's cry quits давай больше не будем спорить; давай считать, что мы квиты; cry halves требовать равной доли

2) cry bitter tears плакать /заливаться/ горючими слезами
4. XVI
1) cry for smth. cry for bread (for water, etc.) кричать, требуя хлеба и т. д.; he cried for more tea (for more beer, for cigarettes, etc.) он крикнул чтобы дали /принесли/ еще чаю и т. д., cry for help (for mercy, for liberty, etc.) взывать о помощи и т. д.; cry for vengeance взывать к мщению. cry for reform (for a raise /rise/ in pay, for a remedy, for peace, etc.) [громогласно] трёбовать проведения реформ и т. д., cry to smb. he cried to them он крикнул им /позвал их/; cry with /in/ smth. cry with fear (in pain, etc.) кричать от страха и т. д.; cry with fright (with surprise, etc.) вскрикнуть от испуга и т. д. 0 cry for the moor требовать или желать невозможного; cry in anker (in horror, in desperation, etc.) кричать в гневе и т. д.

2) cry for smth. cry for bread (for water, for some more cake, for more ice-cream, etc.) с плачем просить /плакать и просить/ хлеба и т.д.; cry after smb. the child cried after his mother ребенок плакал по матери; cry over smth. cry over a soiled dress (over a torn book, over a broken toy. etc.) плакать из-за испачканного платья и т. д., cry over a book (over smb.'s letter, over a photograph, etc.) плакать над книгой и т. д., cry over one's misfortune (over one's bad luck, etc.) оплакивать свое rope и т. д., it is no use crying over such things не стоит /бессмысленно/ горевать по поводу таких вещей; cry for /with/ smth. cry for joy (for sorrow, with pain, with shame, with vexation, with delight, etc.) плакать от радости и т. д.
5. XVIII
cry oneself into some state cry oneself hoarse a) накричаться до хрипоты; б) нареветься до хрипоты; cry oneself blue in the face кричать, пока не посинеешь /до посинения/; cry oneself blind ослепнуть от слез, выплакать [все] глаза || cry oneself to sleep наплакаться и уснуть, уснуть в слезах; cry to oneself плакать про себя
6. XXI1
cry smth. over smth. cry the news all over the town раззвонить об этой новости по всему городу
7. XXV
1) cry when... (that..., etc.) he cried when he saw me когда он увидел меня, он закричал; she cried that she saw him она воскликнула, что она его видит abs "My!", she cried softly "Ой!",- тихо вскрикнула она; "Stop him!", she cried "Остановите его!",- закричала /крикнула/ она

2) cry when... (because...) she cried when she heard the news (when she saw him, etc.) она заплакала, когда услышала эту новость и т.д.; she was crying because she lost her money она плакала из-за того, что потеряла деньги

English-Russian dictionary of verb phrases > cry
13 alzar

v.

1 to lift, to raise.

Ricardo alzó los muebles Richard raised the furniture.

2 to raise (increase).

3 to erect (to build).

4 to stir up, to raise.

5 to increase, to jack up.

La tienda alzó los precios The store increased=jacked up the prices.

6 to perk, to liven, to hearten.

La tisana alzó a Ricardo The tisane perked Richard.

7 to earn, to make.

* * *

alzar

Conjugation model [ REALIZAR], like realizar

► verbo transitivo

1 (levantar) to raise, lift

■ alzar los precios to raise prices

■ alzó la mano he raised his hand

■ no alces la voz don't raise your voice

2 (construir) to build, erect

3 (un plano) to draw up, make out

4 (quitar) to remove, take off, take away

■ alzar la mesa to clear the table

5 (una cosecha) to get in, gather in

6 (cortar la baraja) to cut

7 RELIGIÓN to elevate

8 (en impresión) to gather

► verbo pronominal alzarse

1 (levantarse) to rise up, get up

2 (sublevarse) to rise, rebel

■ alzarse en rebelión to rise up in rebellion

3 (sobresalir) to stand out

4 DERECHO to lodge an appeal

\

FRASEOLOGÍA

alzar el vuelo to take off

alzar los ojos to look up

alzar velas MARÍTIMO to hoist sail

alzarse con algo to run off with something

■ se alzó con la recaudación he ran off with the takings

* * *

verb

to lift, raise

- alzarse

* * *

1. VT

1) (=levantar)

a) [+ objeto, persona] to lift; [+ objeto muy pesado] to hoist; [+ copa] to raise

no podía alzarla del suelo — he could not lift her off the floor

los manifestantes alzaron sus banderas — the demonstrators raised o lifted up their flags

alcemos nuestras copas por la victoria — let us raise our glasses to victory

alzaron el telón unos minutos más tarde — the curtain went up a few minutes later

b) [+ brazo, cabeza, cejas] to raise

alzó los brazos al cielo — he raised up his arms to heaven

alzó la mano para pedir la palabra — he put up o raised his hand to ask permission to speak

• alzar la mirada o los ojos o la vista — to look up

ni siquiera alzó la vista cuando entramos — she didn't even look up when we came in

no alzó la mirada del libro ni un momento — he didn't look up o avert his gaze más frm from the book for one moment

• alzar la voz — to raise one's voice

a tu padre no le alces la voz — don't raise your voice at your father

alza un poco más la voz, que no te oigo — speak up a little, I can't hear you

alzan su voz contra la injusticia — they speak out against injustice

siempre se alzarán voces llamando a la unidad — there will always be calls for unity
vuelo II, 1)
2) (=erigir) [+ monumento] to raise; [+ edificio] to erect

3) [+ mantel] to put away

4) [+ prohibición] to lift

5) [+ cosecha] to gather in, bring in

6) (Rel) [+ cáliz, hostia] to elevate

7) (Tip) to gather

8) (=recoger) Méx [del suelo] to pick up; LAm [a un bebé] to pick up

9) Méx (=ordenar) [+ casa, recámara] to tidy up

alzar la mesa — to clear the table

alzar los trastes — to clear away the dishes

10) Méx [+ dinero] to save

2.

See:

alzarse

* * *
1.
verbo transitivo

1) ( levantar) to raise

alzó al niño para que viera el desfile — she lifted the little boy up so he could see the parade

todos alzaron sus pancartas — they all held up their placards

saludaron con el puño alzado — they gave the clenched fist salute

alzó la mirada — she looked up

el bebé quiere que lo alcen — (AmL) the baby wants to be picked up

2) <edificio/monumento> to erect

3) (Méx) ( poner en orden) < juguetes> to pick up; <cuarto/casa> to clean (up)
2.
alzarse v pron

1) ( sublevarse) to rise up

alzarse en armas — to take up arms

2) (period) ( llevarse)

alzarse con algo: se alzó con los fondos del club he ran off with the club funds; se alzó con el título he carried off the title; alzarse con la victoria — to triumph

3) (liter) edificio/montaña

el Aconcagua se alza majestuoso — Aconcagua rises majestically

la torre se alza por encima de los tejados — the tower soars o towers high above the rooftops

4) (CS fam) animal to come into o (BrE) on heat

* * *

----

* alzarse = tower above/over.

* alzarse empinadamente = shoot up.

* máquina de alzar = gathering machine.

* * *
1.
verbo transitivo

1) ( levantar) to raise

alzó al niño para que viera el desfile — she lifted the little boy up so he could see the parade

todos alzaron sus pancartas — they all held up their placards

saludaron con el puño alzado — they gave the clenched fist salute

alzó la mirada — she looked up

el bebé quiere que lo alcen — (AmL) the baby wants to be picked up

2) <edificio/monumento> to erect

3) (Méx) ( poner en orden) < juguetes> to pick up; <cuarto/casa> to clean (up)
2.
alzarse v pron

1) ( sublevarse) to rise up

alzarse en armas — to take up arms

2) (period) ( llevarse)

alzarse con algo: se alzó con los fondos del club he ran off with the club funds; se alzó con el título he carried off the title; alzarse con la victoria — to triumph

3) (liter) edificio/montaña

el Aconcagua se alza majestuoso — Aconcagua rises majestically

la torre se alza por encima de los tejados — the tower soars o towers high above the rooftops

4) (CS fam) animal to come into o (BrE) on heat

* * *

* alzarse = tower above/over.

* alzarse empinadamente = shoot up.

* máquina de alzar = gathering machine.

* * *

alzar [A4 ]

vt

A ‹brazo/cabeza› to raise, lift; ‹voz› to raise; ‹telón/barrera› to raise; ‹velas› to hoist; ‹hostia› to elevate; ‹precios› to raise, put up

alzó al niño para que viera el desfile she lifted the little boy up so he could see the parade

todos alzaron sus pancartas they all held up their placards

saludaron con el puño alzado they gave the clenched fist salute

alzó los ojos al cielo she raised her eyes heavenward(s) o to heaven

alza la voz, que no te oigo speak a little louder o speak up, I can't hear you

fue alzado al poder por los militares he was put in power by the military

alzó la mirada y lo vio she looked up and saw him

el bebé llora, quiere que lo alcen ( AmL); the baby's crying, he wants to be picked up

B ‹edificio/monumento› to erect

C ( Méx) (poner en orden) ‹juguetes› to pick up, tidy up ( BrE), tidy away ( BrE); ‹cuarto/casa› to straighten (up), tidy up ( BrE)

tengo que alzar los trastes I have to clear away the dishes

D

( Méx fam) ‹dinero› estuve lavando coches y alcé 500 pesos I made 500 pesos washing cars

tiene sus centavitos alzados she has a few pennies o ( AmE) cents stashed away ( colloq)

■ alzarse

v pron

A (sublevarse) to rise up

los campesinos se alzaron contra los terratenientes the peasants rose up against the landowners

alzarse en armas to take up arms, to rise up in arms

B ( period) (llevarse) alzarse CON algo:

se alzó con los fondos del club he ran off with the club funds

se alzó con el título he carried off o won the title

el equipo local se alzó con la victoria the home team triumphed o won o was victorious

C ( liter)

(erguirse): el Aconcagua se alza majestuoso entre los demás picos Aconcagua rises majestically from the surrounding peaks

el rascacielos se alza muy por encima de los otros edificios the skyscraper soars o towers high above the other buildings

D

(Méx, Ven) (volverse altivo): se alzó por la fama fame went to o ( BrE) turned his head

E (CS) «animal» to come into o ( BrE) on heat

* * *

alzar ( conjugate alzar) verbo transitivo
1 ( levantar)
a) ‹brazo/cabeza/voz› to raise;

◊ alzó al niño para que viera el desfile she lifted the little boy up so he could see the parade;

alzó la mirada she looked up
b) (AmL) ‹ bebé› to pick up

2 ‹edificio/monumento› to erect
3 (Méx) ( poner en orden) ‹ juguetes› to pick up;
‹cuarto/casa› to clean (up)
alzarse verbo pronominal ( sublevarse) to rise up;
◊ alzarse en armas to take up arms

alzar verbo transitivo to raise, lift: el cormorán alzó el vuelo repentinamente, the cormorant took off suddenly

' alzar' also found in these entries:
Spanish:
torno
- vista
- vuelo
English:
lift up
- look up
- hoist
- raise
- throw

* * *

alzar

♦ vt

1. [levantar] to lift, to raise;
[voz] to raise; [vela] to hoist; [cuello de abrigo] to turn up; [mangas] to pull up; Am [bebé] to pick up;
alzó la cabeza al oír el ruido she looked up when she heard the noise;

alzar la voz a alguien to raise one's voice to sb;

¡a mí no me alzas la voz! don't you talk to me like that!;

alzar el vuelo [despegar] [pájaro] to fly off;
[avión] to take off;
alzar un embargo to lift an embargo

2. [aumentar] to raise;

alzaron el precio del petróleo they put up o raised the price of Br petrol o US gasoline;

alzaron la producción de coches they increased o stepped up car production

3. [construir] to erect;

han alzado un templete en el medio de la plaza they've erected a shrine in the middle of the square

4. [sublevar] to stir up, to raise;

alzaron a los campesinos contra los terratenientes they encouraged the peasants to revolt against the landowners

5. [recoger] to pick (up);

alzar la ropa de invierno to put away one's winter clothes;

alzar los frutos to gather fruit;

alzar la mesa to clear the table

6. Rel to elevate

7. Imprenta to collate

8. Méx Fam [plata] to scrape together;

alzaron lo suficiente para unos tacos they scraped together enough money to buy some tacos

♦ vi
Rel to elevate
♦ See also the pronominal verb alzarse

* * *

alzar

v/t barrera, brazo lift, raise; precios raise;

alzar velas hoist the sails;

alzar la vista raise one’s eyes, look up;

alzar el vuelo take off

* * *

alzar {21} vt

1) elevar, levantar: to lift, to raise

2) : to erect

♦ See also the reflexive verb alzarse

* * *

alzar vb

1. (persona, cosa) to lift up

alzó al niño para que viera mejor he lifted the boy up so that he could see better

2. (voz, mano) to raise

no alces la voz don't raise your voice

Spanish-English dictionary > alzar
14 largarse

largarse

► verbo pronominal

1 familiar (irse) to go, leave

■ me largo I'm off, US I'm out of here

* * *

VPR

1) * (=irse) to be off *, leave

yo me largo — I'm off now *, I'm leaving now

es hora de que nos larguemos — it's time for us to leave o be off *

¡larguémonos de aquí! — let's get out of here! *

¡lárgate! — get lost! *, clear off! *

largarse de casa — to leave home

largarse del trabajo — to quit one's job

2) (Náut) to set sail, start out

3) Cono Sur (=empezar) to start, begin

largarse a hacer algo — to start o begin doing o to do sth

4) Cono Sur (=tirarse)

se largó de cabeza al agua — he dived into the water

largarse un eructo — to let out a burp

largarse un pedo — * to let off a fart **

* * *

= scoot, make off, do + a bunk, naff off, skulk off, sneak off, sneak away.

Ex. The article 'Telling Brown Owl to scoot: on the virtues of disobedience in children's fiction' discusses a range of children's fiction for the presence of mischievousness in the main characters.

Ex. To pull off the heist, the thief stole a swipe card for the complex before using the wheelchair to make off.

Ex. As soon as the advance was paid however the manager did a bunk with the money, around £100000, and was never seen nor heard of again.

Ex. I just smiled and told him to naff off cos short of punching him in the gob what can you do?.

Ex. Good attendance with 21 people there though a few skulked off without paying!.

Ex. One of the great joys in life is sneaking off.

Ex. So I decided to take my chances and sneak away quietly on a day when Fabiola had a group meeting at her lab.

----

* ¡lárgate! = on your bike!.

* largarse con = make off with.

* largarse de = get out of.

* * *

= scoot, make off, do + a bunk, naff off, skulk off, sneak off, sneak away.

Ex: The article 'Telling Brown Owl to scoot: on the virtues of disobedience in children's fiction' discusses a range of children's fiction for the presence of mischievousness in the main characters.

Ex: To pull off the heist, the thief stole a swipe card for the complex before using the wheelchair to make off.

Ex: As soon as the advance was paid however the manager did a bunk with the money, around £100000, and was never seen nor heard of again.

Ex: I just smiled and told him to naff off cos short of punching him in the gob what can you do?.

Ex: Good attendance with 21 people there though a few skulked off without paying!.

Ex: One of the great joys in life is sneaking off.

Ex: So I decided to take my chances and sneak away quietly on a day when Fabiola had a group meeting at her lab.

* ¡lárgate! = on your bike!.

* largarse con = make off with.

* largarse de = get out of.

* * *

■largarse vr fam to clear off, US split: ¡lárgate!, clear off!
' largarse' also found in these entries:
Spanish:
largar
- picar
English:
bunk
- buzz off
- clear off
- make away with
- shove off
- clear
- push
- split
- take

* * *

vpr

1. Fam [marcharse] to clear off;

lárgate antes de que lleguen mis padres clear off o get out of here before my parents arrive;

¡me largo! I'm off!;

se largó a la calle he took off

2. CSur
largarse a hacer algo [empezar a] to begin to do sth, to start doing sth;

se largó a llorar she began to cry, she started crying;

se largó a correr he started running, he broke into a run;

el niño se largó a caminar al año the baby started walking when he was one year old

3. CSur Fam [tirarse]
se largó de cabeza al agua she dived headfirst into the water;

se largó un pedo he farted;

se largó un eructo she burped

* * *

largarse

v/r fam

clear off o

out fam ;

¡lárgate! beat it!, get lost!

* * *

vr fam : to scram, to beat it

* * *

largarse vb to leave [pt. & pp. left] / to be off

me largo I'm off

¡lárgate! clear off!

Spanish-English dictionary > largarse
15 noche

f.

night.

a las diez de la noche at ten o'clock at night

al caer o cuando cae la noche at nightfall

ayer (por la) noche last night

esta noche tonight; (próxima) last night (pasada)

hacer noche en to stay the night in

hacerse de noche to get dark

pasar la noche en claro o vela to have a sleepless night

de noche at night (peninsular SpanishAm)

por la noche at night (peninsular SpanishAm)

en la noche at night (peninsular SpanishAm)

trabaja de noche she works nights

buenas noches good evening; (saludo) good night (despedida)

de la noche a la mañana overnight

ser la noche y el día to be as different as night and day

noche de bodas wedding night

noche de gala gala evening

noche de Reyes Twelfth Night

* * *

noche

► nombre femenino

1 (gen) night; (al atardecer) evening

■ esta noche salimos we are going out tonight

■ hasta mañana por la noche see you tomorrow night

■ ¡pero, si son las 10 de la noche! look at the time, it's ten o'clock!

■ llegaremos de noche it'll be dark when we arrive

\

FRASEOLOGÍA

ayer (por la) noche last night

buenas noches (saludo) good evening 2 (despedida) good night

de noche todos los gatos son pardos all cats are grey in the dark

hacer noche en to spend the night in

■ hicimos noche en Belfast we stayed overnight in Belfast

hacer turno de noche to work nights

hacerse de noche to grow dark

la noche de los tiempos the dawn of time

noche y día day and night

pasar mala noche to sleep badly, have a bad night

pasar la noche en blanco not to sleep a wink all night

por la noche at night, after dark

■ llegamos por la noche we arrived after dark

■ por la noche no abren it is not open at night

ser de noche to be dark

ser noche cerrada to be pitch dark

ser la noche y el día to be like chalk and cheese

de la noche a la mañana figurado overnight

media noche midnight

noche toledana familiar sleepless night

* * *

noun f.

1) night

2) evening

•

- esta noche

* * *

SF

1) (=parte del día) night

a las once de la noche — at eleven o'clock at night

la alarma no dejó de sonar en toda la noche — the alarm didn't stop ringing all night

"Las mil y una noches" — "The Arabian Nights"

• ayer noche — last night

• ¡ buenas noches! — (=al atardecer) good evening!; (=al despedirse o al acostarse) good night!

• de noche — [como adv] at night; [como adj] night antes de s

tiene miedo a salir de noche a la calle — she is afraid to go out after dark o at night

viajaban de noche y dormían durante el día — they travelled by night and slept during the day

crema de noche — night cream

turno de noche — night shift

traje de noche — evening dress

• en la noche de ayer — last night

• en la noche de hoy — tonight

en la noche del martes — on Tuesday night

• hasta muy entrada la noche — till late into the night, into the small hours

• esta noche — (=hoy por la noche) tonight; (=anoche) last night

¿qué hay en la tele esta noche? — what's on TV tonight?

no he podido dormir esta noche — I couldn't sleep last night

• hacer noche en un sitio — to spend the night somewhere

• media noche — midnight

• por la noche o LAm en la noche o Arg, Uru a la noche — at night

cuando se echa una siesta luego por la noche no duerme — when he has a siesta, he doesn't sleep at night

mañana por la noche — tomorrow night

el lunes por la noche — on Monday night

- de la noche a la mañana

- pasar la noche en blanco o de claro en claro o en vela

- perderse en la noche de los tiempos

noche de amor — night of passion

noche de bodas — wedding-night

noche de estreno — (Teat) first night, opening night

noche de los cuchillos largos — night of the long knives

noche toledana — sleepless night

Noche Vieja — New Year's Eve
función 5), gato I, 1., 1)
2) (=oscuridad)

• al caer la noche — at nightfall

• ya es noche cerrada — it's completely dark now

• es de noche — it is dark

ahora es de noche y no se ve nada — it's dark now and you can't see a thing

cuando sea de noche, volveremos al refugio — when night falls o when it's dark, we'll return to the shelter

• hacerse de noche — to get dark

3)

• la noche — (=vida nocturna) nightlife

aquí se vive intensamente la noche — the nightlife is very lively here

es el local de moda de la noche neoyorquina — it is the trendiest nightspot on the New York scene

* * *

femenino

1) ( período de tiempo) night

la noche anterior — the night before, the previous evening

a altas horas de la noche — in the small hours

esta noche — tonight, this evening

a las ocho de la noche — at eight o'clock in the evening o at night

2)

a) ( oscuridad) night

antes de que caiga la noche — before it gets dark, before nightfall

en la noche de los tiempos — (liter) in the mists of time (liter)

b) (liter) ( tristeza) sadness, gloom

3) (en locs)

buenas noches — ( al saludar) good evening; ( al despedirse) goodnight

de noche — <trabajar/conducir> at night

ahora es de noche en el Japón — it's night o nighttime now in Japan

se hizo de noche — it got dark, night fell

en la or (esp Esp) en la or (RPl) a la noche: por la noche fuimos al teatro in the evening we went to the theater; el lunes por la noche on Monday evening/night; de la noche a la mañana overnight; hacer noche to spend the night; pasar la noche en blanco to have a sleepless night; pasar la noche en vela (vigilando, esperando a alguien) to sit o stay up all night; ( no poder dormir) to have a sleepless night; de noche todos los gatos son pardos or (AmL) negros — no one will notice (in the dark)

•

- Noche Vieja

* * *

= night.

Nota: Período del día.

Ex. And two of them I heard two nights ago on 'All in the Family'.

----

* a altas horas de la noche = late at night.

* abierto por la noche = late night.

* a cualquier hora del día o de la noche = at any hour of the day or night, at any time of the day or night.

* a la caída de la noche = at nightfall, at twilight.

* al amparo de la noche = under cover of night.

* al caer la noche = at nightfall.

* aventura de una sola noche = one-night stand.

* bajo el manto de la noche = under the cover of darkness, under the cloak of darkness.

* bien entrada la noche = late at night.

* como barcos que se cruzan (en la noche) = like passing ships (in the night).

* como el día y la noche = worlds apart, like oil and water, like chalk and cheese, like apples and oranges.

* como la noche y el día = like oil and water, worlds apart, like chalk and cheese, like apples and oranges.

* dama de noche = night jasmine.

* de día y de noche = day and night, night and day.

* de la noche a la mañana = overnight.

* del día o de la noche = day or night.

* de noche = after dark.

* desde la mañana a la noche = from morning to night.

* Día + por la noche = Día + night.

* día y noche = round the clock, day and night, night and day, around the clock.

* dormir la noche = stay overnight.

* durante la noche = overnight, night-time.

* durante toda la noche = all-night, all night long.

* en lo más profundo de la noche = in the dead of night.

* en mitad de la noche = in the dead of night.

* esta noche = tonight, tonite.

* galán de noche = night jasmine, clothes valet, men's valet.

* hacer de la noche día = burn + the candle at both ends.

* lámpara de mesita de noche = bedside lamp.

* ligue de una sola noche = one-night stand.

* lugar donde las aves pasan la noche = roost.

* lunes por la noche, el = Monday night.

* luz de mesita de noche = bedside lamp.

* mañana por la noche = tomorrow night.

* mañana, tarde y noche = around the clock.

* medianoche = midnight.

* mesita de noche = bedside table.

* noche + caer = night + fall.

* noche de bodas = wedding night.

* noche de entre semana = weeknight.

* noche de luna = moonlit night.

* noche de luz de luna = moonlight night.

* noche en blanco = sleepless night.

* noche nupcial = wedding night.

* noche sin poder dormir = sleepless night.

* noche tras noche = night after night.

* noche y día = day and night, night and day.

* pasar la noche = spend + the night, stay overnight.

* por el día o por la noche = day or night.

* por el día y por la noche = night and day.

* por el día y por la noche = day and night.

* por la mañana y por la noche = morning and night.

* por la noche = overnight, at night, night-time, after dark, by night.

* portero de noche = nightman [nightmen, -pl.].

* ruidos de la noche = things that go bump in the night.

* ser como el día y la noche = different as night and day.

* ser de la noche = night creature.

* tarde noche = late evening.

* toda la noche = all night long.

* trabajar de día y de noche = work + day and night.

* trabajar día y noche = work + Reflexivo + to the ground, work + Reflexivo + to death, work (a)round + the clock.

* trabajar noche y día = work + day and night.

* traje de noche = evening wear.

* turno de noche = night shift [night-shift].

* una noche tras otra = night after night.

* un + Nombre + a altas horas de la noche = a late night + Nombre.

* vestido de noche = evening dress, evening gown.

* vigilante de noche = nightman [nightmen, -pl.].

* * *

femenino

1) ( período de tiempo) night

la noche anterior — the night before, the previous evening

a altas horas de la noche — in the small hours

esta noche — tonight, this evening

a las ocho de la noche — at eight o'clock in the evening o at night

2)

a) ( oscuridad) night

antes de que caiga la noche — before it gets dark, before nightfall

en la noche de los tiempos — (liter) in the mists of time (liter)

b) (liter) ( tristeza) sadness, gloom

3) (en locs)

buenas noches — ( al saludar) good evening; ( al despedirse) goodnight

de noche — <trabajar/conducir> at night

ahora es de noche en el Japón — it's night o nighttime now in Japan

se hizo de noche — it got dark, night fell

en la or (esp Esp) en la or (RPl) a la noche: por la noche fuimos al teatro in the evening we went to the theater; el lunes por la noche on Monday evening/night; de la noche a la mañana overnight; hacer noche to spend the night; pasar la noche en blanco to have a sleepless night; pasar la noche en vela (vigilando, esperando a alguien) to sit o stay up all night; ( no poder dormir) to have a sleepless night; de noche todos los gatos son pardos or (AmL) negros — no one will notice (in the dark)

•

- Noche Vieja

* * *

= night.

Nota: Período del día.

Ex: And two of them I heard two nights ago on 'All in the Family'.

* a altas horas de la noche = late at night.

* abierto por la noche = late night.

* a cualquier hora del día o de la noche = at any hour of the day or night, at any time of the day or night.

* a la caída de la noche = at nightfall, at twilight.

* al amparo de la noche = under cover of night.

* al caer la noche = at nightfall.

* aventura de una sola noche = one-night stand.

* bajo el manto de la noche = under the cover of darkness, under the cloak of darkness.

* bien entrada la noche = late at night.

* como barcos que se cruzan (en la noche) = like passing ships (in the night).

* como el día y la noche = worlds apart, like oil and water, like chalk and cheese, like apples and oranges.

* como la noche y el día = like oil and water, worlds apart, like chalk and cheese, like apples and oranges.

* dama de noche = night jasmine.

* de día y de noche = day and night, night and day.

* de la noche a la mañana = overnight.

* del día o de la noche = day or night.

* de noche = after dark.

* desde la mañana a la noche = from morning to night.

* Día + por la noche = Día + night.

* día y noche = round the clock, day and night, night and day, around the clock.

* dormir la noche = stay overnight.

* durante la noche = overnight, night-time.

* durante toda la noche = all-night, all night long.

* en lo más profundo de la noche = in the dead of night.

* en mitad de la noche = in the dead of night.

* esta noche = tonight, tonite.

* galán de noche = night jasmine, clothes valet, men's valet.

* hacer de la noche día = burn + the candle at both ends.

* lámpara de mesita de noche = bedside lamp.

* ligue de una sola noche = one-night stand.

* lugar donde las aves pasan la noche = roost.

* lunes por la noche, el = Monday night.

* luz de mesita de noche = bedside lamp.

* mañana por la noche = tomorrow night.

* mañana, tarde y noche = around the clock.

* medianoche = midnight.

* mesita de noche = bedside table.

* noche + caer = night + fall.

* noche de bodas = wedding night.

* noche de entre semana = weeknight.

* noche de luna = moonlit night.

* noche de luz de luna = moonlight night.

* noche en blanco = sleepless night.

* noche nupcial = wedding night.

* noche sin poder dormir = sleepless night.

* noche tras noche = night after night.

* noche y día = day and night, night and day.

* pasar la noche = spend + the night, stay overnight.

* por el día o por la noche = day or night.

* por el día y por la noche = night and day.

* por el día y por la noche = day and night.

* por la mañana y por la noche = morning and night.

* por la noche = overnight, at night, night-time, after dark, by night.

* portero de noche = nightman [nightmen, -pl.].

* ruidos de la noche = things that go bump in the night.

* ser como el día y la noche = different as night and day.

* ser de la noche = night creature.

* tarde noche = late evening.

* toda la noche = all night long.

* trabajar de día y de noche = work + day and night.

* trabajar día y noche = work + Reflexivo + to the ground, work + Reflexivo + to death, work (a)round + the clock.

* trabajar noche y día = work + day and night.

* traje de noche = evening wear.

* turno de noche = night shift [night-shift].

* una noche tras otra = night after night.

* un + Nombre + a altas horas de la noche = a late night + Nombre.

* vestido de noche = evening dress, evening gown.

* vigilante de noche = nightman [nightmen, -pl.].

* * *

noche

feminine

A [ Vocabulary notes (Spanish) ] (período de tiempo) night

el bebé lloró toda la noche the baby cried all night

la noche anterior habíamos cenado juntos we'd had dinner together the night before o the previous evening

a altas horas de la noche late at night, in the small hours

¿tienes ganas de salir esta noche? do you feel like going out tonight o this evening?

a las ocho de la noche at eight o'clock in the evening o at night

a las diez de la noche at ten o'clock at night

B

1 (oscuridad) night

a las seis de la tarde ya es noche cerrada it's completely dark by six o'clock

vuelve antes de que caiga la noche come back before it gets dark o before nightfall

en la noche de los tiempos ( liter); in the mists of time ( liter)

2 ( liter) (tristeza) sadness, gloom

C ( en locs):

buenas noches (al saludar) good evening; (al despedirse) goodnight

de noche: trabajan de noche they work at night

me llamó el jueves de noche she called me on Thursday night/evening

ahora es de noche en el Japón it's night o nighttime now in Japan

se hizo de noche it got dark, night fell

ya es de noche it's already dark

por la noche or ( AmL) en la noche or ( Arg) a la noche: por la noche fuimos al teatro in the evening we went to the theater

el lunes por la noche on Monday evening/night

no me gusta salir sola por la noche I don't like going out on my own at night

de la noche a la mañana overnight

cambió de opinión de la noche a la mañana he changed his mind from one day to the next o overnight

hacer noche to spend the night

pasar la noche en blanco to have a sleepless night

pasé la noche en blanco I had a sleepless night, I didn't sleep a wink ( colloq)

pasar la noche en vela (vigilando, esperando a algn) to sit o stay up all night; (no poder dormir) to have a sleepless night

pasamos la noche en vela esperando que volviera we waited up for him all night

pasar una noche toledana ( Esp fam); to have a terrible night

de noche todos los gatos son pardos no-one will notice (in the dark)

Compuestos:

● noche de bodas

wedding night

● noche de estreno

first night

● Noche Vieja

New Year's Eve ( the evening)

* * *

noche sustantivo femenino
a) night;

◊ la noche anterior the night before, the previous evening;

esta noche tonight, this evening;
¡buenas noches! ( al saludar) good evening!;

( al despedirse) goodnight
b) ( en locs)

◊ de noche ‹trabajar/conducir› at night;

‹vestido/función› evening ( before n);
◊ hacerse de noche to get dark;

en la or (esp Esp) por la or (RPl) a la noche: en la noche fuimos al teatro in the evening we went to the theater;
el lunes en la noche on Monday evening/night;
de la noche a la mañana overnight
noche sustantivo femenino
1 night
2 (espacio de tiempo: antes de las diez) evening
(: después de las diez) night, night-time: me llamó de noche, he phoned me at night
nos veremos por la noche, we'll meet this evening
esta noche, tonight ➣ Ver nota en tarde
♦ Locuciones: hacer noche, to spend the night [en, at/in]
pasar la noche en blanco, to have a sleepless night
ser como la noche y el día, to be like night and day
buenas noches, (saludo) good evening, (despedida) good night
de la noche a la mañana, overnight
traje/vestido de noche, evening dress
' noche' also found in these entries:
Spanish:
aciaga
- aciago
- acribillar
- amarrar
- auto
- ayer
- blanca
- blanco
- buena
- bueno
- caer
- calor
- dar
- dado
- de
- destellar
- día
- durante
- empeorar
- fin
- galán
- garito
- gustar
- hacer
- insomnio
- intemperie
- interlunio
- interrogar
- mesilla
- mesita
- plato
- plena
- pleno
- por
- resplandecer
- rondar
- soñar
- tanta
- tanto
- toledana
- toledano
- vagar
- vela
- velador
- bien
- buró
- comer
- comprometer
- doce
- en
English:
ahead
- all
- all-night
- alone
- approve of
- available
- averse
- battle
- bedside lamp
- bedside table
- blunder
- box
- by
- camp out
- clock
- cover
- crack
- cricket
- crying
- day
- dead
- deep
- discuss
- done
- escort
- evening
- evening dress
- evening gown
- far
- flicker
- flurry
- goblin
- grapple
- guest
- have
- informal
- inn
- into
- late
- lentil
- long
- love
- midnight
- mist
- moonlit
- moor
- night
- night-time
- nightlong
- nightly

* * *

noche nf

1. [en oposición al día] night;
[atardecer] evening;
una noche cerrada a dark night;

una noche de perros a foul night;

el turno de noche the night shift;

un lugar clásico de la noche neoyorquina a classic New York nightspot;

a las diez de la noche at ten o'clock at night;

a estas horas de la noche at this time of night;

ayer (por la) noche last night;

bien entrada la noche late at night;

de noche at night;

trabaja de noche she works nights;

esta noche tonight;

de noche, Esp [m5]por la noche, Am [m5]en la noche, Arg [m5] a la noche at night;

mañana/el sábado Esp [m5] por la noche o Am [m5] en la noche o Arg [m5] a la noche tomorrow/Saturday night;

salir de noche o Esp [m5] por la noche o Am [m5] en la noche o Arg [m5] a la noche to go out in the evening;

toda la noche all night;

vemos la tele todas las noches we watch the TV every night;

mi manzanilla de todas las noches my nightly cup of camomile tea;

buenas noches [saludo] good evening;
[despedida] good night;
de la noche a la mañana overnight;

hicimos noche en Puebla we spent the night in Puebla;

noche y día [constantemente] day and night;

Comp

pasar la noche en claro o [m5] vela [sin poder dormir] to have a sleepless night;
[trabajando, cuidando de alguien] to be up all night;
Comp

ser (como) o [m5] parecerse como la noche y el día to be as different as night and day;

Comp
Esp Fam
pasar una noche toledana to have a sleepless night, not to sleep a wink

Comp
noche de bodas wedding night;
la noche del estreno the first o opening night;

noche temática [en televisión] themed evening

2. [oscuridad]
al caer o [m5] cuando cae la noche at nightfall;

antes de que caiga la noche before nightfall, before it gets dark;

hacerse de noche to get dark;

a las cinco ya es de noche it's already dark by five o'clock;
Literario
en la noche de los tiempos in the mists of time

* * *

noche

f night;

¡buenas noches! saludo good evening; despedida good night;

de noche, por la noche, L.Am.

en la noche at night;

hacerse de noche get dark;

muy de noche, muy entrada la noche well into the night;

llegó a casa muy entrada la noche he got home very late;

de la noche a la mañana fig overnight

* * *

noche nf

1) : night, nighttime, evening

2)

buenas noches : good evening, good night

3)

de noche or

por la noche : at night

4)

hacerse de noche : to get dark

* * *

noche n (en general) night

las noches son más cortas en verano the nights are shorter in summer

trabajan de noche they work at night

vamos a bailar los sábados por la noche we go dancing on Saturday nights

Según la época del año y según la hora, teniendo en cuenta si los días son más o menos cortos, se puede decir evening en vez de night

esta noche tonight / this evening

mañana por la noche tomorrow night / tomorrow evening

ayer (por la) noche last night / yesterday evening buenas noches como saludo se traduce por good evening, sea la hora que sea. Como despedida se traduce por good night

de la noche a la mañana overnight

hacerse de noche to get dark

ser de noche to be dark

Spanish-English dictionary > noche
16 poner

v.

1 to put.

Ella puso el mantel She set the tablecloth.

Ella puso su mejor esfuerzo She exerted her best effort.

2 to give, to set (asignar) (tarea, examen).

le pusieron Mario they called him Mario

le pusieron un cinco en el examen he got five out of ten in the exam

3 to switch or put on (conectar) (televisión, radio).

4 to send (comunicar) (telegrama, fax).

¿me pones con él? can you put me through to him? (peninsular Spanish)

5 to show (Cine, Teatro & TV).

¿qué ponen en la tele? what's on the telly?

6 to set up.

ha puesto una tienda she has opened a shop

poner la mesa to lay the table

7 to do up.

han puesto su casa con mucho lujo they've done up their house in real style

8 to put in.

poner dinero en el negocio to put money into the business

poner algo de mi/tu/etc. parte to do my/your/etc bit

poner mucho empeño en (hacer) algo to put a lot of effort into (doing) something

Ponga más sal Put in more salt.

9 to suppose.

pongamos que sucedió así (let's) suppose that's what happened

pon que necesitemos cinco días suppose we need five days

poniendo que todo salga bien assuming everything goes according to plan

10 to say (decir). (peninsular Spanish)

¿qué pone ahí? what does it say?

11 to lay (eggs) (ave).

12 to make, to render, to turn, to get.

13 to apply, to put on.

Ella puso desinfectante She applied disinfectant.

14 to lay eggs, to lay.

La gallina puso The hen laid eggs.

15 to say about.

* * *

PONER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

pongo, pones, pone, ponemos, ponéis, ponen.

Past Indicative

puse, pusiste, puso, pusimos, pusisteis, pusieron.

Future Indicative

pondré, pondrás, pondrá, pondremos, pondréis, pondrán.

Conditional

pondría, pondrías, pondría, pondríamos, pondríais, pondrían.

Present Subjunctive

ponga, pongas, ponga, pongamos, pongáis, pongan.

Imperfect Subjunctive

pusiera, pusieras, pusiera, pusiéramos, pusierais, pusieran;

pusiese, pusieses, pusiese, pusiésemos, pusieseis, pusiesen.

Future Subjunctive

pusiere, pusieres, pusiere, pusiéremos, pusiereis, pusieren.

Imperative

pon (tú), ponga (él/Vd.), pongamos (nos.), poned (vos.), pongan (ellos/Vds.).

Past Participle

puesto,-a.

* * *

verb

1) to put

2) place

3) set

4) set up, establish

5) add

6) switch on, put on

7) lay

8) install

•

- poner al día
- ponerse
* * *
Para las expresiones poner cuidado, poner en duda, poner por las nubes, poner a parir, poner como un trapo, poner verde, poner de vuelta y media, poner por testigo, ponerse por delante, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=colocar, situar) to put

¿dónde pongo mis cosas? — where shall I put my things?

pon los libros en la estantería — put the books on the shelf

le puso la mano en el hombro — she put a hand on his shoulder

me han puesto en la habitación de arriba — they've put me in the upstairs bedroom

han puesto un anuncio en el periódico — they've put an advertisement in the paper

voy a poner las patatas — I'm going to put the potatoes on

ponle un poco de mantequilla y verás qué bueno — put some butter in it and you'll see how good it is

• poner algo [aparte] — to put sth aside, put sth to one side

• ponlo en su [sitio] — put it back

2) [+ ropa, calzado] to put on

le pusieron un vestido nuevo — they dressed her in a new dress

ponle los zapatos — can you put his shoes on?

3) (=añadir) to add

ponle más sal — add some salt, put some more salt in it

pongo 20 más para llegar a 100 — I'll add 20 more to make it 100

4) (=aplicar, administrar) to put

le pusieron una tirita en la herida — they put a plaster on her wound

ponle talco al cambiarle el pañal — put some talcum powder on him when you change his nappy

le han puesto muchas inyecciones — she's been given a lot of injections

5) (=disponer, preparar)

pon cubiertos para 12 personas — set the table for 12 people

• poner la [mesa] — to lay {o} set the table

6) (=instalar)

a) [+ teléfono, calefacción] to put in

queremos poner moqueta — we want to have a carpet fitted

b) [+ tienda] to open; [+ casa] to furnish

han puesto una tienda de muebles — they've opened a furniture shop

han puesto la casa con todo lujo — they have furnished the house luxuriously

7) (=exponer)

ponlo al sol — leave {o} put it out in the sun

poner algo a secar — to put sth out to dry

8) (=hacer funcionar) [+ radio, televisión, calefacción] to put on, turn on; [+ disco] to put on, play

pon el radiador — put the radiator on

¿pongo música? — shall I put some music on?

9) (=ajustar) [+ despertador] to set

puse el despertador para las siete — I set the alarm for seven o'clock

pon el horno al máximo — put the oven on maximum

• poner el reloj [en hora] — to put one's watch right

• ponlo [más alto] — turn it up

10) (=adoptar)

¿por qué pones esa voz tan tonta? — why are you speaking in that silly voice?

puso acento francés al decirlo — she put on a French accent when she said it

• ¡no pongas esa [cara]! — don't look at me like that!

puso muy mala cara cuando se lo dije — he looked very annoyed when I told him

puso cara de asombro — he looked surprised

11) (=volver) + adj, adv to make

me pone furiosa — he makes me mad

para no ponerle de mal humor — so as not to make him cross, so as not to put him in a bad mood

la has puesto colorada — you've made her blush

la medicina lo puso bueno — the medicine made him better

¡cómo te han puesto! — (=te han manchado) look what a mess you are!; (=te han pegado) they've given you a right thumping!

12) (=servir)

¿qué te pongo? — what can I get you?, what would you like?

¿me pones más patatas? — could I have some more potatoes?

13) (=conectar por teléfono) to put through

póngame con el conserje — put me through to the porter

¿me pone con el Sr. García, por favor? — could you put me through to Mr García, please?

le pongo en seguida — I'll put you through

14) (=exhibir)

¿qué ponen en el cine? — what's on at the cinema?

¿ponen alguna película esta noche? — is there a film on tonight?

15) (=enviar) to send

le puso un telegrama — he sent her a telegram

16) (=escribir) to put

¿qué pongo en la carta? — what shall I put in the letter?

¿te has acordado de poner el remite? — did you remember to put the return address on it?

17) (=decir, estar escrito) to say

¿qué pone aquí? — what does it say here?

18) (=imponer) [+ examen, trabajo] to give, set

nos pone mucho trabajo — he gives {o} sets us a lot of work

el ayuntamiento pone muchos impuestos — council taxes are very high

• me han puesto una [multa] — I've been fined, I've been given a fine

19) (=oponer) [+ inconvenientes] to raise

nos han puesto muchos problemas — they've put a lot of obstacles in our way

• le pone [peros] a todo — he's always finding fault with everything

20) (=aportar, contribuir)
[+ dinero]
he puesto 50 euros de mi bolsillo — I put in 50 euros out of my own pocket

todos pusimos diez euros para el regalo — we all put in ten euros towards the present

yo pongo el dinero pero ella escoge — I do the paying, but she does the choosing

yo pongo la bebida y vosotros el postre — I'll get the drink and you can get the dessert

21) (=invertir) to put in

hemos puesto más de cinco millones — we have put in over five million

puso todos sus ahorros en aquel negocio — he put all his savings into that business

22) (=apostar)

pon tres fichas al rojo — put three chips on red

pongo cinco euros a que mañana llueve — I bet five euros that it will rain tomorrow

23) (=llamar) to call

¿qué nombre {o} cómo le van a poner? — what are they going to call him?, what name are they giving him?

al niño le pusieron Luis — they called the child Luis

24) (=criticar, alabar)

• te puso muy [bien] ante el jefe — she was very nice about you to the boss

me han puesto muy bien esa película — I've heard that film is very good

• ¡[cómo] te han puesto! — (=te han criticado) they had a real go at you!; (=te han alabado) they were really nice about you!

• tu cuñada te ha puesto muy [mal] — your sister-in-law was very nasty about you

25) (=tildar)

• poner a algn [de], la han puesto de idiota para arriba — they called her an idiot and worse

26) (=suponer)

pongamos 120 — let's say 120

• pongamos [que] ganas la lotería — suppose {o} supposing you win the lottery

poniendo que... — supposing that...

27)

• poner a algn [a] + infin —

nada más llegar nos pusieron a barrer — no sooner had we arrived than we were set to sweeping the floor

puso a sus hijos a trabajar — she sent her children out to work

28)

• poner a Juan [bien] con Pedro — to make things up between Juan and Pedro

• poner a Juan [mal] con Pedro — to make Juan fall out with Pedro, cause a rift between Juan and Pedro

29) [en trabajo]

• poner a algn [de], puso a su hija de sirvienta — she got her daughter a job as a servant

lo han puesto de dependiente en una tienda — they got him a job as a shop assistant

30)

- ¡no pongo ni una!

31) [gallina] [+ huevos] to lay

2. VERBO INTRANSITIVO

1) [aves] to lay (eggs)

2) (=apostar)

no pongo a la lotería — I don't play the lottery

3.

See:

ponerse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) ( colocar) to put

lo pusieron en el curso avanzado — he was put o placed in the advanced class

pon agua a calentar — put some water on to boil

no le puso la tapa — he didn't put the lid on

ponle el collar al perro — put the dog's collar on

b) <anuncio/aviso> to place, put

2) ( agregar) to put

¿cuándo se le pone el agua? — when do you put the water in?, when do you add the water?

¿le pones azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

3) <ropa/calzado> (+ me/te/le etc)

¿me pones los zapatos? — can you put my shoes on (for me)?

le puse el vestido rojo — I dressed her in her red dress

4) <inyección/supositorio> to give

5)

poner la mesa — to lay o set the table

pon otro cubierto para Juan — lay another place at the table for Juan

6)

a) (instalar, montar) <oficina/restaurante> to open

puso una autoescuela — he opened up a driving school

les ayudó a poner la casa — he helped them set up house o home

b) <cocina/teléfono/calefacción> to install

c) cerradura/armario to fit

pusimos parqué en el salón — we laid parquet flooring in the living room

7) ave < huevo> to lay

8) (Esp) (servir, dar)

¿qué le pongo? — what can I get you?

póngame un café, por favor — I'll have a coffee, please

¿cuántos le pongo? — how many would you like?

Sentido II

9)

a) ( contribuir)

él pone el capital y yo el trabajo — he puts up the capital and I supply the labor

pusimos 500 pesos cada uno — we put in 500 pesos each

b) ( proporcionar) autobús/tren to lay on

10) < atención> to pay; <cuidado/interés> to take

pon atención en lo que haces — pay attention to what you're doing

pon más cuidado en la presentación — take more care over the presentation

pone mucho entusiasmo en todo lo que hace — he puts a lot of enthusiasm into everything he does

poner énfasis en algo — to stress something

11)

a) ( imponer) < deberes> to give, set; <examen/problema> to set

le pusieron una multa — he was fined

b) ( oponer)

no puso inconveniente — he didn't have o raise any objections

a todo le pone peros or pegas — she finds fault with everything

c) ( adjudicar) < nota> to give

¿qué nota te puso? — what mark did he give you?

le pusieron un cero — he got nought out of ten

12) ( dar) <nombre/apodo> to give; < ejemplo> to give

¿qué título le pusiste? — what title did you give it?

le pusieron Eva — they called her Eva

le pusieron el apodo de `el cojo' — they nicknamed him `el cojo'

13) ( enviar) < telegrama> to send

14) ( escribir) to put

no sé que ponerle — I don't know what to put o say

15) (esp Esp) ( expresar por escrito) to say

allí pone que no se puede pasar — it says there that you can't go in

16) (Esp) (exhibir, dar) <obra/película>

¿ponen algo interesante en la tele? — is there anything interesting on TV?

¿qué ponen en el Royal? — what's on o what's showing at the Royal?

en el teatro ponen una obra de Casares — there's a play by Casares on at the theater

17) (RPl) ( tardar) to take

de allí a Salta pusimos tres horas — it took us three hours from there to Salta

Sentido III

18) (en estado, situación) (+ compl)

poner a alguien nervioso — to make somebody nervous

poner a alguien de mal humor — to put somebody in a bad mood

poner a alguien en evidencia — to show somebody up

poner a alguien en un aprieto — to put somebody in an awkward position

nos puso al corriente de lo sucedido — he brought us up to date on what had happened

mira cómo has puesto la alfombra! — look at the mess you've made on the carpet!

me lo estás poniendo muy difícil — you're making things very difficult for me

19) ( adoptar) cara/voz

no pongas esa cara — there's no need to look like that

puso voz de asustado — he sounded scared

20)

a) ( hacer empezar)

me pusieron a régimen — they put me on a diet

poner a alguien a + inf: puso a las hijas a trabajar he sent his daughters out to work; lo puse a hacer los deberes — I made him do his homework

b)

poner a alguien de algo: la pusieron de jefa de sección they made her head of department; lo pusieron de ángel he was given the part of an angel; siempre te pone de ejemplo — he always holds you up as an example

21) ( suponer)

pon que perdemos ese tren... — say we miss that train o if we (were to) miss that train...

pongamos (por caso) que están equivocados — suppose o let's just say they're wrong

ponerle — (esp AmL)

¿cuánto se tarda? - ponle dos horas — how long does it take? - about two hours o reckon on two hours

Sentido IV

22)

a) (conectar, encender) <televisión/calefacción> to turn on, switch on, put on; <programa/canal> to put on; < disco> to put on

puso el motor en marcha — she switched on o started the engine

nos van a poner la luz — we're going to have our electricity connected

b) (ajustar, graduar)

pon el despertador a las siete — set the alarm (clock) for seven

pon la música más alta — turn the music up

puso el reloj en hora — she put the clock right

poner el motor a punto — to tune up the engine

23) (Esp) ( al teléfono)

en seguida le pongo — I'm just putting you through o connecting you

poner a alguien con algo/alguien — to put somebody through to something/somebody

¿me pone con la extensión 24? — could you put me through to extension 24, please?
2.
vi gallina to lay
3.
1) ponerse v pron

Sentido I

2)

a) (refl) ( colocarse)

pongámonos a la sombra — let's sit (o lie etc) in the shade

ponerse de pie — to stand (up)

ponerse de rodillas — to kneel (down), get down on one's knees

ponte ahí, junto al árbol — stand over there, by the tree

se me/le puso que... — (AmS fam) I/he had a feeling that... (colloq)

se le pone cada cosa... — he gets the strangest ideas into his head

b) (Esp) ( llegar)

en una hora nos pusimos allí — we got there in one hour

3) sol to set

4) (refl) <calzado/maquillaje/alhaja> to put on

no tengo nada que ponerme — I don't have a thing to wear

me puse el collar de perlas — I wore o put on my pearl necklace

Sentido II

5) (en estado, situación) (+ compl)

se puso triste — she became sad

cuando lo vio se puso muy contenta — she was so happy when she saw it

se puso como loco — he went mad

quiero ponerme morena — I want to get a tan

ponerse cómodo — to make oneself comfortable

no te pongas así — don't get so worked up

cómo te has puesto de barro! — look at you, you're covered in mud!

la vida se está poniendo carísima — everything's getting so expensive

6)

a) ( empezar)

ponerse a + inf — to start -ing, to start + inf

se puso a llover — it started raining o started to rain

a ver si te pones a trabajar — you'd better get down to some work

b) (CS arg) ( contribuir dinero)

cuando llega la cuenta hay que ponerse — when the bill comes, everyone has to cough up (colloq)

yo me pongo con cien — I'll put in o chip in a hundred

Sentido III

7) (Esp) ( al teléfono)

¿Pepe? sí, ahora se pone — Pepe? OK, I'll just get him for you

dile a tu madre que se ponga — ask your mother to come to the phone

* * *

= affix, fit, put, set, lay, set up, lay out on, lay down, deposit, play, lay out, plant, bung + Nombe + in, get on.

Ex. Some libraries use small stickers affixed to the spines which have cartoons or ideograms indicating a special genre.

Ex. One such method requires that each book has a magnetic strip inserted into the spine and a special exit door is fitted across which an electric signal is beamed.

Ex. If you encounter an unlabeled document during charge-out, peel off one of the preprinted labels and put it in the document.

Ex. If no fines are to be charged for a particular combination of borrower and material type, set the maximum fine to zero.

Ex. By such mutual assistance, the wits and endeavours of the world may no longer be as so many scattered coals, or firebrands, which, for want of union are soon quenched, whereas, being but laid together, they would have yielded a comfortable light and heat.

Ex. A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex. A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex. A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex. The run-off paper must be thick and absorbent to cope with the thick layer of ink deposited on it by the duplicator.

Ex. In another style of lesson, the book is approached through film clips, dramatizations on TV, or played on records or tapes made commercially.

Ex. There should be plenty of space to lay out all the books attractively and for people to move about without feeling too crowded.

Ex. The article is entitled 'To everything there is a season...a time to plant and a time to pluck up that which is planted: a life-cycle analysis of education for librarianship'.

Ex. Instead of bunging it in the washing machine, clean it carefully by hand using lukewarm water.

Ex. The full-length, two-direction zipper makes it easy to get on and off, and the bottom is easy to unzip for diaper changes.

----

* con la mirada puesta en = in + Posesivo + sights.

* cosas + ponerse feas = things + get rough.

* costes + ponerse por las nubes = costs + spiral.

* de quita y pon = burn-'em-down-build-'em-up, removable.

* encargado de poner en práctica = implementor [implementer].

* no poner en duda = be unquestioned.

* poner a Alguien al cargo de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al frente de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al mando de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al tanto de = fill + Alguien + in on.

* poner a Alguien contra las cuerdas = put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en contacto con = put + Nombre + in touch with.

* poner a Alguien en el compromiso de = leave + Nombre + with the choice of.

* poner a Alguien en guardia = put + Nombre + on + Posesivo + guard.

* poner a Alguien en su sitio = cut + Nombre + down to size, knock + Nombre + off + Posesivo + pedestal, cut + Nombre + down to size.

* poner a Alguien en un aprieto = put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en un apuro = put + Alguien + on the spot, put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en un compromiso = put + Alguien + on the spot.

* poner a Alguien en un pedestal = put + Nombre + on a pedestal.

* poner a cargo de = put in + charge of.

* poner a disposición = keep within + reach.

* poner a disposición de = make + available to, put at + the disposal of, place + at the disposal of, bring within + reach.

* poner a la altura de las circunstancias = bring + Nombre + up to par.

* poner a la defensiva = put on + the defensive.

* poner al alcance = bring within + reach.

* poner al día = bring + Nombre + up to date, bring + Nombre + up to scratch.

* poner al día (de) = bring + Nombre + up to speed (on), get + Nombre + up to speed on.

* poner Algo a disposición = put + Nombre + within reach.

* poner Algo al alcance = put + Nombre + within reach.

* poner Algo al descubierto = bring + Nombre + to the surface.

* poner Algo a mano = put + Nombre + within reach.

* poner Algo a prueba = push + Nombre + to + Posesivo + limits.

* poner Algo en = stick + Nombre + on.

* poner Algo en Internet = put (out) + Nombre + on the web.

* poner Algo patas arriba = turn + Nombre + inside-out.

* poner Algo por delante de = put + Nombre + ahead of.

* poner Alguien al descubierto = blow + Posesivo + cover.

* poner + Alguien + frenético = make + Alguien + furious.

* poner al mismo nivel que = bring + Nombre + to a par with.

* poner al revés = upend.

* poner al tanto (de) = bring into + the swim of, bring + Nombre + up to speed (on), get + Nombre + up to speed on.

* poner al tanto sobre = give + Nombre + the lowdown on.

* poner a mal tiempo buena cara = keep + Posesivo + chin up.

* poner a + Nombre + a la cabeza de = put + Nombre + ahead in.

* poner a + Número = set to + Número.

* poner aparte = set + apart.

* poner a + Posesivo + disposición = put at + Posesivo + fingertips.

* poner a prueba = stretch, tax, try, strain, overtax, pilot, put to + the test, test, plumb + the depths of, trial, overstretch, push + the envelope, put + Nombre + to the test, try + Nombre + on, push + Nombre + to the edge.

* poner a prueba la paciencia de Alguien = test + Posesivo + patience, try + Nombre + patience.

* poner a prueba la paciencia de un santo = try + the patience of a saint.

* poner a prueba la paciencia de un santo = test + the patience of a saint.

* poner a prueba una idea = test + idea, pilot + idea.

* poner a punto = overhaul, hone, fine tune [fine-tune], tune-up.

* poner atención = lend + an ear, listen (to).

* poner a un lado = lay + Nombre + aside, set + aside.

* poner bonito = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* poner carnada = bait.

* poner cebo = bait.

* poner como ejemplo = instance, cite + as an example, showcase.

* poner con chinchetas = thumbtack.

* poner delante de = lay before.

* poner de manifiesto = bring into + relief, highlight, show, state, throw into + relief, throw up, evince, illustrate, underscore, underline, emphasise [emphasize, -USA], bring to + light, make + it + clear, lay + bare, provide + insight into, reveal, flag + Nombre + up.

* poner de manifiesto las mejores cualidades de = bring out + the best in.

* poner demasiado énfasis en Algo = overemphasise [over-emphasise] [overemphasize, -USA].

* poner de patitas en la calle = give + Nombre + the boot, sack, boot (out), give + Nombre + the sack, turf out.

* poner de pie = stand + upright.

* poner de pie apoyado sobre un costado = stand on + Posesivo + side.

* poner de + Posesivo + parte = do + Posesivo + part, do + Posesivo + share, do + Posesivo + bit.

* poner de relieve = bring into + relief, throw into + relief, underscore, highlight, show, state, throw up, evince, illustrate, underline, emphasise [emphasize, -USA], flag + Nombre + up, reveal.

* poner de relieve la importancia = underscore + importance.

* poner doble acristalamiento = double glaze.

* poner el candado = padlock.

* poner el centro de atención = put + focus.

* poner el colofón final = bookend.

* poner el culo = take + Nombre + lying down.

* poner el dedo en la llaga = hit + a (raw) nerve, touch on + raw nerve, hit + the nail on the head, strike + home, strike + a nerve, touch on + a sore spot, touch + a (raw) nerve.

* poner el despertador = set + the alarm clock.

* poner el énfasis = put + focus.

* poner el grito en el cielo = be (all) up in arms, kick up + a stink, kick up + a fuss, blow + Posesivo + top, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack, scream + blue murder, froth at + the mouth, shout + blue murder.

* poner el matasellos a una carta = postmark.

* poner el precio = price.

* poner el sello = stamp.

* poner el sello a = place + a stamp on.

* poner el sello de = rubber stamp.

* poner empeño = strive.

* poner en adobo = marinade.

* poner en alerta = put on + standby, put on + alert, place + Nombre + on standby.

* poner en alquiler = rent out.

* poner en apuros = cast + a shadow over, put + Nombre + in difficulties.

* poner encima = top with.

* poner en circulación = circulate.

* poner en claro = clear up.

* poner en cola = queue.

* poner en cola de espera = place + in queue.

* poner en contacto = bring into + relationship, contact, provide + an interface, bring into + contact.

* poner en contenedor = containerise [containerize, -USA].

* poner en cuarentena = quarantine.

* poner en cuestión = call into + question, render + questionable.

* poner en cuestión la validez de = bring into + question the validity of, question + the validity of.

* poner en dificultades = put + Nombre + in difficulties.

* poner en duda = challenge, be flawed, question, render + suspect, unsettle, cast + doubt on, regard + with suspicion, put in + doubt, call into + question, shed + doubt, throw into + doubt, throw + doubt on.

* poner en duda la validez de = bring into + question the validity of.

* poner en duda unos principios = shake + foundations.

* poner en el haber de = credit.

* poner en entredicho = challenge, cast + doubt on, subvert, compromise, cast + aspersions on, challenge + Posesivo + assumptions, doubt, question, call into + question, impugn.

* poner en entredicho una postura = compromise + position.

* poner en escena = stage.

* poner en estado de alerta = put on + standby, put on + alert, place + Nombre + on standby.

* poner en evidencia = make + it + clear, underline, bring to + light, put + Nombre + to shame, call + Posesivo + bluff, bring to + the fore.

* poner énfasis = put + emphasis.

* poner énfasis en = lay + stress on, place + emphasis on, lay + emphasis on.

* poner en forma = buff up.

* poner en funcionamiento = activate, set in + action, set up, trip, put into + working order, put in + place, put in + place, put into + place, set in + motion.

* poner en funcionamiento un programa = implement + program(me).

* poner en garantía = pawn.

* poner en hielo = ice.

* poner en juego = tap.

* poner en la calle = evict.

* poner en la pared = pin up.

* poner en la red + Documento Impreso = webify + Documento Impreso.

* poner en libertad = release from + jail.

* poner en libertad bajo fianza = release on + bail.

* poner en libertad condicional = release on + bail.

* poner en libertad condicional, poner en libertad bajo fianza = release on + bail.

* poner en lista de espera = put + on a waiting list.

* poner en marcha = implement, set up, trip, set out on, crank up.

* poner en marcha un proyecto = mobilise + effort.

* poner en órbita = place into + orbit.

* poner en orden = tidy up, put in + order, clear up.

* poner en peligro = jeopardise [jeopardize, -USA], put into + jeopardy, imperil, put at + risk, compromise, endanger, pose + risk.

* poner en peligro la seguridad = breach + security.

* poner en peligro la vida = risk + Posesivo + life, risk + life and limb.

* poner en práctica = exercise, implement, put into + practice, put to + work, put into + effect, put into + practical effect, put in + place, put into + place, translate into + practical action, bring to + bear, deploy.

* poner en práctica una idea = put + Posesivo + idea + into practice.

* poner en práctica una normativa = carry out + policy.

* poner en práctica un arte = practise + art.

* poner en préstamo = circulate.

* poner en primer plano = foreground.

* poner en relación = bring into + relationship.

* poner en remojo = steep.

* poner en ridículo = poke + fun at.

* poner en riesgo = put at + risk.

* poner en su sitio = put in + place.

* poner en tela de juicio = throw + doubt on, contest.

* poner en tensión = put + Nombre + under pressure.

* poner entre comillas = enclose + in quotation marks.

* poner entre corchetes = bracket.

* poner entre la espada y la pared = press to + the point.

* poner entre paréntesis = bracket.

* poner entre rejas = put + Nombre + behind bars.

* poner en uso = bring into + use, take in + use.

* poner en venta = put on + sale.

* poner esfuerzo = give + effort.

* poner fin = curb, bring to + a close, draw to + a close.

* poner fin a = put + paid to, put + an end to, put + a stop to, call + a halt on, bring + an end to, bring to + an end, sound + the death knell for, kill off.

* poner fin a un embarazo = terminate + pregnancy.

* poner freno = curb.

* poner freno a = place + a curb on, clamp down on.

* poner fuera de combate = lay + Nombre + low.

* poner guiones = hyphenate.

* poner huevos = lay + eggs, oviposit.

* poner impuestos = impose + VAT.

* poner la brida = bridle.

* poner la casa al revés = turn + everything upside down.

* poner la casa patas arriba = turn + the house upside down.

* poner la dirección en un sobre = address + envelope.

* poner ladrillos = laying of bricks, lay + bricks.

* poner la fecha = date-stamp.

* poner la mesa = lay + the table.

* poner la otra mejilla = turn + the other cheek.

* poner la responsabilidad en = put + the burden on.

* poner las antenas = prick (up) + Posesivo + ears, Posesivo + antennas + go up.

* poner las bases = lay + foundation, lay + the basis for.

* poner las cartas boca arriba = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* poner las cartas sobre la mesa = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* poner las cosas en marcha = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling, get + things rolling, get + things going, set + the wheels in motion.

* poner las cosas en movimiento = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling, get + things rolling, get + things going, set + the wheels in motion.

* poner las cosas en su lugar = set + the record straight.

* poner las esposas = handcuff.

* poner la vida en peligro = put + Posesivo + life at risk.

* ponerle el cascabel al gato = stick + Posesivo + neck out (for), stick out + Posesivo + neck.

* ponerle la guinda = put + icing on the cake.

* ponerle la mano encima a = lay + a finger on.

* ponerle los cuernos a = cuckold.

* ponerlo de otra manera = put it + in a different way.

* poner lo pelos de punta = frighten + the living daylights out of.

* poner los ojos en blanco = roll + Posesivo + eyes.

* poner los pelos de punta = bristle, scare + the living daylights out of, frighten + Nombre + to death, make + Posesivo + hair stand on end, scare + the hell out of.

* poner los pies en alto = put + Posesivo + feet up.

* poner los pies en + Posesivo + casa = darken + Posesivo + door.

* poner los pies sobre la tierra = come down + to earth.

* poner más fuerte = crank up.

* poner mucho ahínco = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho ahínco en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho empeño en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* poner mucho empeño por = take + (great) pains to.

* poner mucho esmero por = take + (great) pains to.

* poner negro = drive + Alguien + (a)round the bend.

* poner nervioso = rattle.

* poner nervioso a Alguien = give + Nombre + the screaming abdabs.

* poner + Nombre + a dieta = put + Nombre + on a diet.

* poner + Nombre + a + Nombre = place + Nombre + against + Nombre.

* poner objeciones = object.

* poner objeciones a = object to.

* poner obstáculos = cramp.

* poner orden = bring + order, tidying (up), create + order, clear out, clear up.

* poner orden en el caos = create + order out of chaos, create + order out of chaos.

* poner papel en la impresora = load + printer.

* poner parches = patch up, patch.

* poner patas arriba = upend.

* poner pegas = cavil (about/at), baulk [balk, -USA], quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner peros = baulk [balk, -USA], cavil (about/at), quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner por las nubes = praise + highly, wax + lyrical, wax + rapturous, praise + Nombre + to the skies, sing + Posesivo + praises.

* poner por los suelos = slate, slag + Nombre + off, mouth off, say + nasty things about, call + Nombre + all the names under the sun, trash, cut + Nombre + up, tear + Nombre + down, rubbish.

* poner + Posesivo + granito de arena = do + Posesivo + share, do + Posesivo + part, do + Posesivo + bit.

* poner precio a la cabeza de = declare + open season on.

* poner precio a la cabeza de Alguien = put + a price on + Posesivo + head.

* poner punto final a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end, close + the book on.

* poner punto y final a = put + a stop to, sound + the death knell for.

* poner reparos = cavil (about/at), baulk [balk, -USA], quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner sal = salt.

* ponerse = don, pull on, wax.

* ponerse a = set about + Gerundio, get (a)round to, settle down to, get down to + Nombre.

* ponerse a cero = roll over to + zero.

* ponerse a cubierto = run for + cover.

* ponerse a dieta = go on + a diet.

* ponerse a hacer = set out to + do.

* ponerse a hacer Algo en serio = buckle down to.

* ponerse al corriente = come up to + speed.

* ponerse al corriente de = catch up with, catch up on.

* ponerse al día = catching up, come up to + speed, get + up to speed.

* ponerse al día de = get up to + speed on.

* ponerse al día de un atraso = clear + backlog.

* ponerse al día en = catch up with, catch up on.

* ponerse Algo = slip + Nombre + on.

* ponerse al rojo vivo = reach + boiling point, fire up.

* ponerse al tanto = get + up to speed, wise up.

* ponerse al tanto de = get up to + speed on.

* ponerse a malas con = run + afoul of, fall + afoul of.

* ponerse amarillo de envidia = turn + green with envy.

* ponerse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* ponerse a trabajar en serio = get on with + Posesivo + work, buckle down to, pull up + Posesivo + socks, pull + (a/Posesivo) finger out.

* ponerse a trabajar por cuenta propia = strike out on + Posesivo + own.

* ponerse a tratar + Algo = get down to + Nombre.

* ponerse blanco = turn + white, whiten.

* ponerse borroso = blur.

* ponerse ciego = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* ponerse + Color = go + Color.

* ponerse colorado = get + red in the face, go + bright red.

* ponerse colorado como un tomate = go + bright red.

* ponerse como loco = go + crazy, get + (all) worked up (about), get + hot under the collar.

* ponerse como una fiera = get + Posesivo + knickers in a twist, get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + top, blow + Posesivo + stack.

* ponerse como unas castañuelas = be tickled pink, be chuffed to bits, thrill + Nombre + to bits.

* ponerse como un energúmeno = get + Posesivo + knickers in a twist, get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, blow + Posesivo + top, blow + a fuse, wax + indignant, throw + a wobbly, throw + a wobbler, tear + Posesivo + hair out, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse contentísimo = be tickled pink, be chuffed to bits, thrill + Nombre + to bits.

* ponerse de acuerdo sobre = agree (on/upon).

* ponerse del lado de = side with.

* ponerse del lado de Alguien = side in + Posesivo + favour.

* ponerse de lleno a = buckle down to.

* ponerse de mil colores = go + bright red.

* ponerse de moda = come into + vogue, come into + fashion.

* ponerse de parte de = side with.

* ponerse de parte de Alguien = side in + Posesivo + favour.

* ponerse de pie = rise, stand up, get to + Posesivo + feet, rise to + Posesivo + feet.

* ponerse de punta = stand out.

* ponerse, el = donning, the.

* ponerse el cinturón = buckle up.

* ponerse en cola = queue up, line up.

* ponerse en contacto = make + contact.

* ponerse en contacto con = be in touch (with), interact (with), get in + touch with.

* ponerse en contra de = turn against.

* ponerse en cuclillas = squat (down), crouch (down).

* ponerse en el lugar de = place + Reflexivo + in the position of, put + Reflexivo + in the position of.

* ponerse en el lugar de Alguien = put + Reflexivo + in + Nombre/Posesivo + shoes, wear + Posesivo + shoes, walk in + Posesivo + shoes.

* ponerse enfermo = get + sick.

* ponerse en fila = line up.

* ponerse en forma = get + fit.

* ponerse en forma para la lucir el cuerpo en la playa = get + beach-fit.

* ponerse en lugar de Alguien = stand in + Posesivo + shoes.

* ponerse en marcha = set off, get off + the ground, swing into + action.

* ponerse en medio = get in + the way (of).

* ponerse en pie de guerra = dig up + the tomahawk, dig up + the hatchet, dig up + the war axe.

* ponerse en práctica = go into + effect.

* ponerse en ridículo = make + a spectacle of + Reflexivo.

* ponerse en tensión = tense up.

* ponerse firme = stand to + attention.

* ponerse frenético = go + berserk, go + postal, go + crazy, work up + a lather, tear + Posesivo + hair out, be furious.

* ponerse fresco con = act + fresh with.

* ponerse furioso = infuriate, get + (all) worked up (about), get + hot under the collar.

* ponerse gallito = bluster.

* ponerse hecho una fiera = go + ballistic, go + berserk, blow + Posesivo + top, go + postal, go + crazy, blow + a fuse, lose + Posesivo + temper, throw + a wobbly, throw + a wobbler, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse hecho una furia = go + berserk, go + postal, go + crazy, lose + Posesivo + temper.

* ponerse hecho un basilisco = go + ballistic, go + berserk, go + postal, go + crazy, lose + Posesivo + temper.

* ponerse hecho un energúmeno = go + ballistic, blow + Posesivo + top, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse histérico = go + berserk, go + postal, work up + a lather, throw + a wobbly, throw + a wobbler.

* ponerse la ropa rápidamente = slip into + Posesivo + clothes.

* ponerse las medallas = take + the credit (for).

* ponerse las orejeras = put on + blinkers.

* ponerse las pilas = buckle down to, pull up + Posesivo + socks, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, pull + (a/Posesivo) finger out.

* ponerse las pilas, ponerse de lleno a, ponerse a trabajar en serio = buckle down to.

* ponerse loco = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* ponerse manos a la obra = get down to + business, swing into + action.

* ponerse marrón = turn + brown.

* ponerse morado = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* ponerse nervioso = get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, be in a tizz(y), get in(to) a tizz(y), have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* ponerse por las nubes = go + ballistic.

* ponerse rígido = stiffen.

* ponerse rojo = get + red in the face, go + bright red.

* ponerse rojo como un tomate = go + bright red.

* ponerse seriamente a = settle to.

* ponerse tenso = tense up, stress + Nombre + out.

* ponerse tibio = pig out (on).

* ponerse una tarea = set + Reflexivo + task.

* poner sobre aviso = alert to.

* poner término a = put + paid to.

* poner toda la carne en el asador = go for + broke, shoot (for) + the moon, put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket.

* poner todo de + Posesivo + parte = give + Posesivo + best, do + Posesivo + best, give + Posesivo + utmost.

* poner todo patas arriba = turn + everything upside down.

* poner todos los huevos en una canasta = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket.

* poner trabas = cramp.

* poner una bomba = plant + bomb.

* poner una demanda = face + legal action.

* poner una denuncia = file + police report.

* poner una marca de comprobación = check-mark.

* poner una nota en un sitio público = post.

* poner una reclamación = appeal.

* poner una señal = put up + a sign, put up + a notice.

* poner una señal de aviso = post + a warning, post + a warning sign.

* poner una tienda = pitch + tent.

* poner un círculo alrededor = circle.

* poner un ejemplo = take + an example, draw + example.

* poner un letrero = put up + a sign, post + a notice, put up + a notice.

* poner un pie = set + foot (inside/in/on).

* poner un poquito de picante = pep up.

* poner un precio a Algo muy alto = overprice.

* poner verde = mouth off, get + the rough edge of + Posesivo + tongue, trash, call + Nombre + all the names under the sun, say + nasty things about, slag + Nombre + off, cut + Nombre + up, tear + Nombre + down, slate, rubbish.

* poner vertical = stand + upright, upend.

* poner y quitar = get on and off.

* pongamos el caso de que = for the sake of + argument.

* pongamos, por ejemplo,... = let us say, take, for example,..., take, for instance,....

* por poner un ejemplo + Adjetivo = to take a + Adjetivo + example.

* por poner un ejemplo sobre + Nombre = to take + Nombre.

* precio + ponerse por las nubes = price + go through the roof, price + spiral out of control, price + soar through the roof.

* precios + ponerse por las nubes = prices + spiral.

* que pone la vida en peligro = life threatening.

* que pone obstáculos = obstructive.

* quita o pon = give or take.

* sin poner en duda la veracidad de Algo temporalmente = suspension of disbelief.

* sin poner en escena = unproduced.

* sin ponerlo en duda = uncritically.

* sin ponerse en duda = unquestioned.

* sólo con la ropa interior puesta = in + Posesivo + underclothes.

* sol + ponerse (por) = sun + set (on).

* volver a ponerse al día = be back on track, be on track.

* ya lo quitas, ya lo pones = burn-'em-down-build-'em-up.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) ( colocar) to put

lo pusieron en el curso avanzado — he was put o placed in the advanced class

pon agua a calentar — put some water on to boil

no le puso la tapa — he didn't put the lid on

ponle el collar al perro — put the dog's collar on

b) <anuncio/aviso> to place, put

2) ( agregar) to put

¿cuándo se le pone el agua? — when do you put the water in?, when do you add the water?

¿le pones azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

3) <ropa/calzado> (+ me/te/le etc)

¿me pones los zapatos? — can you put my shoes on (for me)?

le puse el vestido rojo — I dressed her in her red dress

4) <inyección/supositorio> to give

5)

poner la mesa — to lay o set the table

pon otro cubierto para Juan — lay another place at the table for Juan

6)

a) (instalar, montar) <oficina/restaurante> to open

puso una autoescuela — he opened up a driving school

les ayudó a poner la casa — he helped them set up house o home

b) <cocina/teléfono/calefacción> to install

c) cerradura/armario to fit

pusimos parqué en el salón — we laid parquet flooring in the living room

7) ave < huevo> to lay

8) (Esp) (servir, dar)

¿qué le pongo? — what can I get you?

póngame un café, por favor — I'll have a coffee, please

¿cuántos le pongo? — how many would you like?

Sentido II

9)

a) ( contribuir)

él pone el capital y yo el trabajo — he puts up the capital and I supply the labor

pusimos 500 pesos cada uno — we put in 500 pesos each

b) ( proporcionar) autobús/tren to lay on

10) < atención> to pay; <cuidado/interés> to take

pon atención en lo que haces — pay attention to what you're doing

pon más cuidado en la presentación — take more care over the presentation

pone mucho entusiasmo en todo lo que hace — he puts a lot of enthusiasm into everything he does

poner énfasis en algo — to stress something

11)

a) ( imponer) < deberes> to give, set; <examen/problema> to set

le pusieron una multa — he was fined

b) ( oponer)

no puso inconveniente — he didn't have o raise any objections

a todo le pone peros or pegas — she finds fault with everything

c) ( adjudicar) < nota> to give

¿qué nota te puso? — what mark did he give you?

le pusieron un cero — he got nought out of ten

12) ( dar) <nombre/apodo> to give; < ejemplo> to give

¿qué título le pusiste? — what title did you give it?

le pusieron Eva — they called her Eva

le pusieron el apodo de `el cojo' — they nicknamed him `el cojo'

13) ( enviar) < telegrama> to send

14) ( escribir) to put

no sé que ponerle — I don't know what to put o say

15) (esp Esp) ( expresar por escrito) to say

allí pone que no se puede pasar — it says there that you can't go in

16) (Esp) (exhibir, dar) <obra/película>

¿ponen algo interesante en la tele? — is there anything interesting on TV?

¿qué ponen en el Royal? — what's on o what's showing at the Royal?

en el teatro ponen una obra de Casares — there's a play by Casares on at the theater

17) (RPl) ( tardar) to take

de allí a Salta pusimos tres horas — it took us three hours from there to Salta

Sentido III

18) (en estado, situación) (+ compl)

poner a alguien nervioso — to make somebody nervous

poner a alguien de mal humor — to put somebody in a bad mood

poner a alguien en evidencia — to show somebody up

poner a alguien en un aprieto — to put somebody in an awkward position

nos puso al corriente de lo sucedido — he brought us up to date on what had happened

mira cómo has puesto la alfombra! — look at the mess you've made on the carpet!

me lo estás poniendo muy difícil — you're making things very difficult for me

19) ( adoptar) cara/voz

no pongas esa cara — there's no need to look like that

puso voz de asustado — he sounded scared

20)

a) ( hacer empezar)

me pusieron a régimen — they put me on a diet

poner a alguien a + inf: puso a las hijas a trabajar he sent his daughters out to work; lo puse a hacer los deberes — I made him do his homework

b)

poner a alguien de algo: la pusieron de jefa de sección they made her head of department; lo pusieron de ángel he was given the part of an angel; siempre te pone de ejemplo — he always holds you up as an example

21) ( suponer)

pon que perdemos ese tren... — say we miss that train o if we (were to) miss that train...

pongamos (por caso) que están equivocados — suppose o let's just say they're wrong

ponerle — (esp AmL)

¿cuánto se tarda? - ponle dos horas — how long does it take? - about two hours o reckon on two hours

Sentido IV

22)

a) (conectar, encender) <televisión/calefacción> to turn on, switch on, put on; <programa/canal> to put on; < disco> to put on

puso el motor en marcha — she switched on o started the engine

nos van a poner la luz — we're going to have our electricity connected

b) (ajustar, graduar)

pon el despertador a las siete — set the alarm (clock) for seven

pon la música más alta — turn the music up

puso el reloj en hora — she put the clock right

poner el motor a punto — to tune up the engine

23) (Esp) ( al teléfono)

en seguida le pongo — I'm just putting you through o connecting you

poner a alguien con algo/alguien — to put somebody through to something/somebody

¿me pone con la extensión 24? — could you put me through to extension 24, please?
2.
vi gallina to lay
3.
1) ponerse v pron

Sentido I

2)

a) (refl) ( colocarse)

pongámonos a la sombra — let's sit (o lie etc) in the shade

ponerse de pie — to stand (up)

ponerse de rodillas — to kneel (down), get down on one's knees

ponte ahí, junto al árbol — stand over there, by the tree

se me/le puso que... — (AmS fam) I/he had a feeling that... (colloq)

se le pone cada cosa... — he gets the strangest ideas into his head

b) (Esp) ( llegar)

en una hora nos pusimos allí — we got there in one hour

3) sol to set

4) (refl) <calzado/maquillaje/alhaja> to put on

no tengo nada que ponerme — I don't have a thing to wear

me puse el collar de perlas — I wore o put on my pearl necklace

Sentido II

5) (en estado, situación) (+ compl)

se puso triste — she became sad

cuando lo vio se puso muy contenta — she was so happy when she saw it

se puso como loco — he went mad

quiero ponerme morena — I want to get a tan

ponerse cómodo — to make oneself comfortable

no te pongas así — don't get so worked up

cómo te has puesto de barro! — look at you, you're covered in mud!

la vida se está poniendo carísima — everything's getting so expensive

6)

a) ( empezar)

ponerse a + inf — to start -ing, to start + inf

se puso a llover — it started raining o started to rain

a ver si te pones a trabajar — you'd better get down to some work

b) (CS arg) ( contribuir dinero)

cuando llega la cuenta hay que ponerse — when the bill comes, everyone has to cough up (colloq)

yo me pongo con cien — I'll put in o chip in a hundred

Sentido III

7) (Esp) ( al teléfono)

¿Pepe? sí, ahora se pone — Pepe? OK, I'll just get him for you

dile a tu madre que se ponga — ask your mother to come to the phone

* * *

= affix, fit, put, set, lay, set up, lay out on, lay down, deposit, play, lay out, plant, bung + Nombe + in, get on.

Ex: Some libraries use small stickers affixed to the spines which have cartoons or ideograms indicating a special genre.

Ex: One such method requires that each book has a magnetic strip inserted into the spine and a special exit door is fitted across which an electric signal is beamed.

Ex: If you encounter an unlabeled document during charge-out, peel off one of the preprinted labels and put it in the document.

Ex: If no fines are to be charged for a particular combination of borrower and material type, set the maximum fine to zero.

Ex: By such mutual assistance, the wits and endeavours of the world may no longer be as so many scattered coals, or firebrands, which, for want of union are soon quenched, whereas, being but laid together, they would have yielded a comfortable light and heat.

Ex: A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex: A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex: A table is set up in a classroom, books are laid out on it by pupil 'shop assistants' supervised by a rota of teachers, and regular opening hours are laid down and adhered to.

Ex: The run-off paper must be thick and absorbent to cope with the thick layer of ink deposited on it by the duplicator.

Ex: In another style of lesson, the book is approached through film clips, dramatizations on TV, or played on records or tapes made commercially.

Ex: There should be plenty of space to lay out all the books attractively and for people to move about without feeling too crowded.

Ex: The article is entitled 'To everything there is a season...a time to plant and a time to pluck up that which is planted: a life-cycle analysis of education for librarianship'.

Ex: Instead of bunging it in the washing machine, clean it carefully by hand using lukewarm water.

Ex: The full-length, two-direction zipper makes it easy to get on and off, and the bottom is easy to unzip for diaper changes.

* con la mirada puesta en = in + Posesivo + sights.

* cosas + ponerse feas = things + get rough.

* costes + ponerse por las nubes = costs + spiral.

* de quita y pon = burn-'em-down-build-'em-up, removable.

* encargado de poner en práctica = implementor [implementer].

* no poner en duda = be unquestioned.

* poner a Alguien al cargo de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al frente de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al mando de = put + Nombre + in charge of.

* poner a Alguien al tanto de = fill + Alguien + in on.

* poner a Alguien contra las cuerdas = put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en contacto con = put + Nombre + in touch with.

* poner a Alguien en el compromiso de = leave + Nombre + with the choice of.

* poner a Alguien en guardia = put + Nombre + on + Posesivo + guard.

* poner a Alguien en su sitio = cut + Nombre + down to size, knock + Nombre + off + Posesivo + pedestal, cut + Nombre + down to size.

* poner a Alguien en un aprieto = put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en un apuro = put + Alguien + on the spot, put + Nombre + on the spot.

* poner a Alguien en un compromiso = put + Alguien + on the spot.

* poner a Alguien en un pedestal = put + Nombre + on a pedestal.

* poner a cargo de = put in + charge of.

* poner a disposición = keep within + reach.

* poner a disposición de = make + available to, put at + the disposal of, place + at the disposal of, bring within + reach.

* poner a la altura de las circunstancias = bring + Nombre + up to par.

* poner a la defensiva = put on + the defensive.

* poner al alcance = bring within + reach.

* poner al día = bring + Nombre + up to date, bring + Nombre + up to scratch.

* poner al día (de) = bring + Nombre + up to speed (on), get + Nombre + up to speed on.

* poner Algo a disposición = put + Nombre + within reach.

* poner Algo al alcance = put + Nombre + within reach.

* poner Algo al descubierto = bring + Nombre + to the surface.

* poner Algo a mano = put + Nombre + within reach.

* poner Algo a prueba = push + Nombre + to + Posesivo + limits.

* poner Algo en = stick + Nombre + on.

* poner Algo en Internet = put (out) + Nombre + on the web.

* poner Algo patas arriba = turn + Nombre + inside-out.

* poner Algo por delante de = put + Nombre + ahead of.

* poner Alguien al descubierto = blow + Posesivo + cover.

* poner + Alguien + frenético = make + Alguien + furious.

* poner al mismo nivel que = bring + Nombre + to a par with.

* poner al revés = upend.

* poner al tanto (de) = bring into + the swim of, bring + Nombre + up to speed (on), get + Nombre + up to speed on.

* poner al tanto sobre = give + Nombre + the lowdown on.

* poner a mal tiempo buena cara = keep + Posesivo + chin up.

* poner a + Nombre + a la cabeza de = put + Nombre + ahead in.

* poner a + Número = set to + Número.

* poner aparte = set + apart.

* poner a + Posesivo + disposición = put at + Posesivo + fingertips.

* poner a prueba = stretch, tax, try, strain, overtax, pilot, put to + the test, test, plumb + the depths of, trial, overstretch, push + the envelope, put + Nombre + to the test, try + Nombre + on, push + Nombre + to the edge.

* poner a prueba la paciencia de Alguien = test + Posesivo + patience, try + Nombre + patience.

* poner a prueba la paciencia de un santo = try + the patience of a saint.

* poner a prueba la paciencia de un santo = test + the patience of a saint.

* poner a prueba una idea = test + idea, pilot + idea.

* poner a punto = overhaul, hone, fine tune [fine-tune], tune-up.

* poner atención = lend + an ear, listen (to).

* poner a un lado = lay + Nombre + aside, set + aside.

* poner bonito = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* poner carnada = bait.

* poner cebo = bait.

* poner como ejemplo = instance, cite + as an example, showcase.

* poner con chinchetas = thumbtack.

* poner delante de = lay before.

* poner de manifiesto = bring into + relief, highlight, show, state, throw into + relief, throw up, evince, illustrate, underscore, underline, emphasise [emphasize, -USA], bring to + light, make + it + clear, lay + bare, provide + insight into, reveal, flag + Nombre + up.

* poner de manifiesto las mejores cualidades de = bring out + the best in.

* poner demasiado énfasis en Algo = overemphasise [over-emphasise] [overemphasize, -USA].

* poner de patitas en la calle = give + Nombre + the boot, sack, boot (out), give + Nombre + the sack, turf out.

* poner de pie = stand + upright.

* poner de pie apoyado sobre un costado = stand on + Posesivo + side.

* poner de + Posesivo + parte = do + Posesivo + part, do + Posesivo + share, do + Posesivo + bit.

* poner de relieve = bring into + relief, throw into + relief, underscore, highlight, show, state, throw up, evince, illustrate, underline, emphasise [emphasize, -USA], flag + Nombre + up, reveal.

* poner de relieve la importancia = underscore + importance.

* poner doble acristalamiento = double glaze.

* poner el candado = padlock.

* poner el centro de atención = put + focus.

* poner el colofón final = bookend.

* poner el culo = take + Nombre + lying down.

* poner el dedo en la llaga = hit + a (raw) nerve, touch on + raw nerve, hit + the nail on the head, strike + home, strike + a nerve, touch on + a sore spot, touch + a (raw) nerve.

* poner el despertador = set + the alarm clock.

* poner el énfasis = put + focus.

* poner el grito en el cielo = be (all) up in arms, kick up + a stink, kick up + a fuss, blow + Posesivo + top, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack, scream + blue murder, froth at + the mouth, shout + blue murder.

* poner el matasellos a una carta = postmark.

* poner el precio = price.

* poner el sello = stamp.

* poner el sello a = place + a stamp on.

* poner el sello de = rubber stamp.

* poner empeño = strive.

* poner en adobo = marinade.

* poner en alerta = put on + standby, put on + alert, place + Nombre + on standby.

* poner en alquiler = rent out.

* poner en apuros = cast + a shadow over, put + Nombre + in difficulties.

* poner encima = top with.

* poner en circulación = circulate.

* poner en claro = clear up.

* poner en cola = queue.

* poner en cola de espera = place + in queue.

* poner en contacto = bring into + relationship, contact, provide + an interface, bring into + contact.

* poner en contenedor = containerise [containerize, -USA].

* poner en cuarentena = quarantine.

* poner en cuestión = call into + question, render + questionable.

* poner en cuestión la validez de = bring into + question the validity of, question + the validity of.

* poner en dificultades = put + Nombre + in difficulties.

* poner en duda = challenge, be flawed, question, render + suspect, unsettle, cast + doubt on, regard + with suspicion, put in + doubt, call into + question, shed + doubt, throw into + doubt, throw + doubt on.

* poner en duda la validez de = bring into + question the validity of.

* poner en duda unos principios = shake + foundations.

* poner en el haber de = credit.

* poner en entredicho = challenge, cast + doubt on, subvert, compromise, cast + aspersions on, challenge + Posesivo + assumptions, doubt, question, call into + question, impugn.

* poner en entredicho una postura = compromise + position.

* poner en escena = stage.

* poner en estado de alerta = put on + standby, put on + alert, place + Nombre + on standby.

* poner en evidencia = make + it + clear, underline, bring to + light, put + Nombre + to shame, call + Posesivo + bluff, bring to + the fore.

* poner énfasis = put + emphasis.

* poner énfasis en = lay + stress on, place + emphasis on, lay + emphasis on.

* poner en forma = buff up.

* poner en funcionamiento = activate, set in + action, set up, trip, put into + working order, put in + place, put in + place, put into + place, set in + motion.

* poner en funcionamiento un programa = implement + program(me).

* poner en garantía = pawn.

* poner en hielo = ice.

* poner en juego = tap.

* poner en la calle = evict.

* poner en la pared = pin up.

* poner en la red + Documento Impreso = webify + Documento Impreso.

* poner en libertad = release from + jail.

* poner en libertad bajo fianza = release on + bail.

* poner en libertad condicional = release on + bail.

* poner en libertad condicional, poner en libertad bajo fianza = release on + bail.

* poner en lista de espera = put + on a waiting list.

* poner en marcha = implement, set up, trip, set out on, crank up.

* poner en marcha un proyecto = mobilise + effort.

* poner en órbita = place into + orbit.

* poner en orden = tidy up, put in + order, clear up.

* poner en peligro = jeopardise [jeopardize, -USA], put into + jeopardy, imperil, put at + risk, compromise, endanger, pose + risk.

* poner en peligro la seguridad = breach + security.

* poner en peligro la vida = risk + Posesivo + life, risk + life and limb.

* poner en práctica = exercise, implement, put into + practice, put to + work, put into + effect, put into + practical effect, put in + place, put into + place, translate into + practical action, bring to + bear, deploy.

* poner en práctica una idea = put + Posesivo + idea + into practice.

* poner en práctica una normativa = carry out + policy.

* poner en práctica un arte = practise + art.

* poner en préstamo = circulate.

* poner en primer plano = foreground.

* poner en relación = bring into + relationship.

* poner en remojo = steep.

* poner en ridículo = poke + fun at.

* poner en riesgo = put at + risk.

* poner en su sitio = put in + place.

* poner en tela de juicio = throw + doubt on, contest.

* poner en tensión = put + Nombre + under pressure.

* poner entre comillas = enclose + in quotation marks.

* poner entre corchetes = bracket.

* poner entre la espada y la pared = press to + the point.

* poner entre paréntesis = bracket.

* poner entre rejas = put + Nombre + behind bars.

* poner en uso = bring into + use, take in + use.

* poner en venta = put on + sale.

* poner esfuerzo = give + effort.

* poner fin = curb, bring to + a close, draw to + a close.

* poner fin a = put + paid to, put + an end to, put + a stop to, call + a halt on, bring + an end to, bring to + an end, sound + the death knell for, kill off.

* poner fin a un embarazo = terminate + pregnancy.

* poner freno = curb.

* poner freno a = place + a curb on, clamp down on.

* poner fuera de combate = lay + Nombre + low.

* poner guiones = hyphenate.

* poner huevos = lay + eggs, oviposit.

* poner impuestos = impose + VAT.

* poner la brida = bridle.

* poner la casa al revés = turn + everything upside down.

* poner la casa patas arriba = turn + the house upside down.

* poner la dirección en un sobre = address + envelope.

* poner ladrillos = laying of bricks, lay + bricks.

* poner la fecha = date-stamp.

* poner la mesa = lay + the table.

* poner la otra mejilla = turn + the other cheek.

* poner la responsabilidad en = put + the burden on.

* poner las antenas = prick (up) + Posesivo + ears, Posesivo + antennas + go up.

* poner las bases = lay + foundation, lay + the basis for.

* poner las cartas boca arriba = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* poner las cartas sobre la mesa = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* poner las cosas en marcha = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling, get + things rolling, get + things going, set + the wheels in motion.

* poner las cosas en movimiento = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling, get + things rolling, get + things going, set + the wheels in motion.

* poner las cosas en su lugar = set + the record straight.

* poner las esposas = handcuff.

* poner la vida en peligro = put + Posesivo + life at risk.

* ponerle el cascabel al gato = stick + Posesivo + neck out (for), stick out + Posesivo + neck.

* ponerle la guinda = put + icing on the cake.

* ponerle la mano encima a = lay + a finger on.

* ponerle los cuernos a = cuckold.

* ponerlo de otra manera = put it + in a different way.

* poner lo pelos de punta = frighten + the living daylights out of.

* poner los ojos en blanco = roll + Posesivo + eyes.

* poner los pelos de punta = bristle, scare + the living daylights out of, frighten + Nombre + to death, make + Posesivo + hair stand on end, scare + the hell out of.

* poner los pies en alto = put + Posesivo + feet up.

* poner los pies en + Posesivo + casa = darken + Posesivo + door.

* poner los pies sobre la tierra = come down + to earth.

* poner más fuerte = crank up.

* poner mucho ahínco = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho ahínco en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho empeño en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* poner mucho empeño por = take + (great) pains to.

* poner mucho esmero por = take + (great) pains to.

* poner negro = drive + Alguien + (a)round the bend.

* poner nervioso = rattle.

* poner nervioso a Alguien = give + Nombre + the screaming abdabs.

* poner + Nombre + a dieta = put + Nombre + on a diet.

* poner + Nombre + a + Nombre = place + Nombre + against + Nombre.

* poner objeciones = object.

* poner objeciones a = object to.

* poner obstáculos = cramp.

* poner orden = bring + order, tidying (up), create + order, clear out, clear up.

* poner orden en el caos = create + order out of chaos, create + order out of chaos.

* poner papel en la impresora = load + printer.

* poner parches = patch up, patch.

* poner patas arriba = upend.

* poner pegas = cavil (about/at), baulk [balk, -USA], quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner peros = baulk [balk, -USA], cavil (about/at), quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner por las nubes = praise + highly, wax + lyrical, wax + rapturous, praise + Nombre + to the skies, sing + Posesivo + praises.

* poner por los suelos = slate, slag + Nombre + off, mouth off, say + nasty things about, call + Nombre + all the names under the sun, trash, cut + Nombre + up, tear + Nombre + down, rubbish.

* poner + Posesivo + granito de arena = do + Posesivo + share, do + Posesivo + part, do + Posesivo + bit.

* poner precio a la cabeza de = declare + open season on.

* poner precio a la cabeza de Alguien = put + a price on + Posesivo + head.

* poner punto final a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end, close + the book on.

* poner punto y final a = put + a stop to, sound + the death knell for.

* poner reparos = cavil (about/at), baulk [balk, -USA], quibble (about/over/with), raise + objection, find + fault with.

* poner sal = salt.

* ponerse = don, pull on, wax.

* ponerse a = set about + Gerundio, get (a)round to, settle down to, get down to + Nombre.

* ponerse a cero = roll over to + zero.

* ponerse a cubierto = run for + cover.

* ponerse a dieta = go on + a diet.

* ponerse a hacer = set out to + do.

* ponerse a hacer Algo en serio = buckle down to.

* ponerse al corriente = come up to + speed.

* ponerse al corriente de = catch up with, catch up on.

* ponerse al día = catching up, come up to + speed, get + up to speed.

* ponerse al día de = get up to + speed on.

* ponerse al día de un atraso = clear + backlog.

* ponerse al día en = catch up with, catch up on.

* ponerse Algo = slip + Nombre + on.

* ponerse al rojo vivo = reach + boiling point, fire up.

* ponerse al tanto = get + up to speed, wise up.

* ponerse al tanto de = get up to + speed on.

* ponerse a malas con = run + afoul of, fall + afoul of.

* ponerse amarillo de envidia = turn + green with envy.

* ponerse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* ponerse a trabajar en serio = get on with + Posesivo + work, buckle down to, pull up + Posesivo + socks, pull + (a/Posesivo) finger out.

* ponerse a trabajar por cuenta propia = strike out on + Posesivo + own.

* ponerse a tratar + Algo = get down to + Nombre.

* ponerse blanco = turn + white, whiten.

* ponerse borroso = blur.

* ponerse ciego = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* ponerse + Color = go + Color.

* ponerse colorado = get + red in the face, go + bright red.

* ponerse colorado como un tomate = go + bright red.

* ponerse como loco = go + crazy, get + (all) worked up (about), get + hot under the collar.

* ponerse como una fiera = get + Posesivo + knickers in a twist, get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + top, blow + Posesivo + stack.

* ponerse como unas castañuelas = be tickled pink, be chuffed to bits, thrill + Nombre + to bits.

* ponerse como un energúmeno = get + Posesivo + knickers in a twist, get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, blow + Posesivo + top, blow + a fuse, wax + indignant, throw + a wobbly, throw + a wobbler, tear + Posesivo + hair out, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse contentísimo = be tickled pink, be chuffed to bits, thrill + Nombre + to bits.

* ponerse de acuerdo sobre = agree (on/upon).

* ponerse del lado de = side with.

* ponerse del lado de Alguien = side in + Posesivo + favour.

* ponerse de lleno a = buckle down to.

* ponerse de mil colores = go + bright red.

* ponerse de moda = come into + vogue, come into + fashion.

* ponerse de parte de = side with.

* ponerse de parte de Alguien = side in + Posesivo + favour.

* ponerse de pie = rise, stand up, get to + Posesivo + feet, rise to + Posesivo + feet.

* ponerse de punta = stand out.

* ponerse, el = donning, the.

* ponerse el cinturón = buckle up.

* ponerse en cola = queue up, line up.

* ponerse en contacto = make + contact.

* ponerse en contacto con = be in touch (with), interact (with), get in + touch with.

* ponerse en contra de = turn against.

* ponerse en cuclillas = squat (down), crouch (down).

* ponerse en el lugar de = place + Reflexivo + in the position of, put + Reflexivo + in the position of.

* ponerse en el lugar de Alguien = put + Reflexivo + in + Nombre/Posesivo + shoes, wear + Posesivo + shoes, walk in + Posesivo + shoes.

* ponerse enfermo = get + sick.

* ponerse en fila = line up.

* ponerse en forma = get + fit.

* ponerse en forma para la lucir el cuerpo en la playa = get + beach-fit.

* ponerse en lugar de Alguien = stand in + Posesivo + shoes.

* ponerse en marcha = set off, get off + the ground, swing into + action.

* ponerse en medio = get in + the way (of).

* ponerse en pie de guerra = dig up + the tomahawk, dig up + the hatchet, dig up + the war axe.

* ponerse en práctica = go into + effect.

* ponerse en ridículo = make + a spectacle of + Reflexivo.

* ponerse en tensión = tense up.

* ponerse firme = stand to + attention.

* ponerse frenético = go + berserk, go + postal, go + crazy, work up + a lather, tear + Posesivo + hair out, be furious.

* ponerse fresco con = act + fresh with.

* ponerse furioso = infuriate, get + (all) worked up (about), get + hot under the collar.

* ponerse gallito = bluster.

* ponerse hecho una fiera = go + ballistic, go + berserk, blow + Posesivo + top, go + postal, go + crazy, blow + a fuse, lose + Posesivo + temper, throw + a wobbly, throw + a wobbler, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse hecho una furia = go + berserk, go + postal, go + crazy, lose + Posesivo + temper.

* ponerse hecho un basilisco = go + ballistic, go + berserk, go + postal, go + crazy, lose + Posesivo + temper.

* ponerse hecho un energúmeno = go + ballistic, blow + Posesivo + top, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack.

* ponerse histérico = go + berserk, go + postal, work up + a lather, throw + a wobbly, throw + a wobbler.

* ponerse la ropa rápidamente = slip into + Posesivo + clothes.

* ponerse las medallas = take + the credit (for).

* ponerse las orejeras = put on + blinkers.

* ponerse las pilas = buckle down to, pull up + Posesivo + socks, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, pull + (a/Posesivo) finger out.

* ponerse las pilas, ponerse de lleno a, ponerse a trabajar en serio = buckle down to.

* ponerse loco = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* ponerse manos a la obra = get down to + business, swing into + action.

* ponerse marrón = turn + brown.

* ponerse morado = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* ponerse nervioso = get + Posesivo + knickers in a bundle, get + Posesivo + panties in a bundle, be in a tizz(y), get in(to) a tizz(y), have + butterflies in + Posesivo + stomach.

* ponerse por las nubes = go + ballistic.

* ponerse rígido = stiffen.

* ponerse rojo = get + red in the face, go + bright red.

* ponerse rojo como un tomate = go + bright red.

* ponerse seriamente a = settle to.

* ponerse tenso = tense up, stress + Nombre + out.

* ponerse tibio = pig out (on).

* ponerse una tarea = set + Reflexivo + task.

* poner sobre aviso = alert to.

* poner término a = put + paid to.

* poner toda la carne en el asador = go for + broke, shoot (for) + the moon, put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket.

* poner todo de + Posesivo + parte = give + Posesivo + best, do + Posesivo + best, give + Posesivo + utmost.

* poner todo patas arriba = turn + everything upside down.

* poner todos los huevos en una canasta = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket.

* poner trabas = cramp.

* poner una bomba = plant + bomb.

* poner una demanda = face + legal action.

* poner una denuncia = file + police report.

* poner una marca de comprobación = check-mark.

* poner una nota en un sitio público = post.

* poner una reclamación = appeal.

* poner una señal = put up + a sign, put up + a notice.

* poner una señal de aviso = post + a warning, post + a warning sign.

* poner una tienda = pitch + tent.

* poner un círculo alrededor = circle.

* poner un ejemplo = take + an example, draw + example.

* poner un letrero = put up + a sign, post + a notice, put up + a notice.

* poner un pie = set + foot (inside/in/on).

* poner un poquito de picante = pep up.

* poner un precio a Algo muy alto = overprice.

* poner verde = mouth off, get + the rough edge of + Posesivo + tongue, trash, call + Nombre + all the names under the sun, say + nasty things about, slag + Nombre + off, cut + Nombre + up, tear + Nombre + down, slate, rubbish.

* poner vertical = stand + upright, upend.

* poner y quitar = get on and off.

* pongamos el caso de que = for the sake of + argument.

* pongamos, por ejemplo,... = let us say, take, for example,..., take, for instance,....

* por poner un ejemplo + Adjetivo = to take a + Adjetivo + example.

* por poner un ejemplo sobre + Nombre = to take + Nombre.

* precio + ponerse por las nubes = price + go through the roof, price + spiral out of control, price + soar through the roof.

* precios + ponerse por las nubes = prices + spiral.

* que pone la vida en peligro = life threatening.

* que pone obstáculos = obstructive.

* quita o pon = give or take.

* sin poner en duda la veracidad de Algo temporalmente = suspension of disbelief.

* sin poner en escena = unproduced.

* sin ponerlo en duda = uncritically.

* sin ponerse en duda = unquestioned.

* sólo con la ropa interior puesta = in + Posesivo + underclothes.

* sol + ponerse (por) = sun + set (on).

* volver a ponerse al día = be back on track, be on track.

* ya lo quitas, ya lo pones = burn-'em-down-build-'em-up.

* * *

poner [ E22 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ poner (verbo transitivo)

Sentido I

A

1 colocar

2 poner: anuncio, aviso

B agregar

C ropa, calzado etc

D ‹inyección/supositorio›

E poner la mesa

F

1 instalar, montar

2 poner: cocina, teléfono etc

3 poner: cerradura etc

G poner: huevos

H servir, dar

Sentido II

A

1 contribuir

2 proporcionar

B poner: atención, cuidado

C

1 imponer

2 oponer

3 adjudicar

D poner: nombre

E enviar

F escribir

G

1 expresar por escrito

2 impersonal

H exhibir, dar

I tardar

Sentido III

A en un estado, una situación

B poner: cara, voz, etc

C

1 hacer empezar

2 poner a alguien de algo

D suponer

Sentido IV

A

1 conectar, encender

2 ajustar, graduar

B poner al teléfono

■ poner (verbo intransitivo)

A

1 apostar

2 contribuir dinero

B poner: gallinas

C México: vulg

■ ponerse (verbo pronominal)

Sentido I

A

1 colocarse

2 llegar

B ponerse: el sol

C ponerse: calzado etc

Sentido II

A en un estado, una situación

B

1 empezar

2 esforzarse, esmerarse

3 contribuir dinero

Sentido III ponerse al teléfono

vt

Sentido I

A

1 (colocar) to put

¿dónde habré puesto las llaves? where can I have put the keys?

¿dónde vas a poner este cuadro? where are you going to put o hang this picture?

pon ese cuadro derecho put that picture straight, straighten that picture

lo pusieron en el curso avanzado he was put o placed in the advanced class

ponle la cadena a la puerta put the chain on the door

pon agua a calentar put some water on to boil

2 ‹anuncio/aviso› to place, put

pusieron un anuncio en el periódico they put o placed an advertisement in the newspaper

B (agregar) to put

¿cuándo se le pone el agua? when do you put the water in?, when do you add the water?

¿le has puesto sal a la sopa? have you put any salt in the soup?

¿le pones azúcar al café? do you take sugar in your coffee?

C ‹ropa/calzado› (+ me/te/le etc):

¿me pones los zapatos? can you put my shoes on (for me)?

le puse el vestido rojo I dressed her in her red dress

D ‹inyección/supositorio› to give

el dentista le puso una inyección the dentist gave him an injection

E

poner la mesa to lay o set the table

F

1 (instalar, montar) ‹oficina/restaurante› to open

puso un estudio junto con otra arquitecta she set up in business with another architect

consiguió permiso para poner una autoescuela he got permission to open a driving school

les ayudó a poner la casa he helped them set up house o home

pusieron la casa/oficina a todo lujo they furnished the house/fitted the office out in style

le puso un apartamento a su amante he set his mistress up in an apartment

2 ‹cocina/teléfono/calefacción› to install

van a poner cocinas de gas they are going to install o fit gas cookers

3 ‹cerradura/armario› to fit

G «ave» ‹huevos› to lay

H

( Esp) (servir, dar): ¿qué le pongo? what can I get you?

póngame un café, por favor I'll have a coffee, please

¿cuántos le pongo, señora? how many would you like, madam?

Sentido II

A

1 (contribuir):

él pone el capital y yo el trabajo he puts up the capital and I supply the labor

pusimos 500 pesos cada uno we put in 500 pesos each

que cada uno ponga lo que pueda each person should give what he or she can afford

2 (proporcionar) ‹autobús/tren› to lay on

la empresa puso la comida y la bebida food and drink was laid on by the company

B ‹atención› to pay; ‹cuidado› to take

pon más atención en lo que estás haciendo pay more attention to what you're doing

no ha puesto ningún cuidado en este trabajo she hasn't taken any care at all over this piece of work

pone mucho entusiasmo en todo lo que hace he's very enthusiastic about everything he does, he puts a lot of enthusiasm into everything he does

C

1 (imponer) ‹deberes› to give, set; ‹examen› to set

nos pusieron 20 preguntas we were given o set 20 questions

le pusieron una multa por exceso de velocidad he was fined for speeding

2

(oponer): no me puso ningún inconveniente he didn't have o raise any objections

a todo le tiene que poner peros or pegas she finds fault with everything

3 (adjudicar) ‹nota› to give

¿qué (nota) te puso en la redacción? what (mark) did he give you for your essay?

le pusieron un cero he got nought out of ten

D (dar) ‹nombre/apodo› to give

¡qué nombre más feo le pusieron! what a horrible name to give him!

le pusieron Eva they called her Eva

¿qué título le vas a poner al poema? what title are you going to give the poem?, what are you going to call the poem?

le pusieron el sobrenombre de `el cojo' they nicknamed him `el cojo'

E (enviar) ‹telegrama› to send; ‹carta› to mail ( AmE), to post ( BrE)

F (escribir) to put

no has puesto ningún acento you haven't put any of the accents in

no sé qué más ponerle I don't know what else to put o write

puso mi nombre en la lista she put my name down on the list

G ( esp Esp)

1 (expresar por escrito) to say

el periódico no pone nada sobre el robo the newspaper doesn't say anything about the robbery

2 ( impersonal):

mira a ver lo que pone en esa nota see what that note says

allí pone que no se puede pasar it says there that you can't go in

¿qué pone aquí? what does it say here?, what does this say?

H ( Esp) (exhibir, dar)

‹obra/película› ¿ponen algo interesante en la tele? is there anything interesting on TV?

¿qué ponen en el Trocadero? what's on o what's showing at the Trocadero?

en el teatro ponen una obra de Casares there's a play by Casares on at the theater

no pusieron ninguna película buena en Navidad there wasn't a single good film on over Christmas, they didn't show a single good film over Christmas

I ( RPl) (tardar) to take

el avión pone media hora de Montevideo a Buenos Aires the plane takes half an hour from Montevideo to Buenos Aires

de allí a Salta pusimos tres horas it took us three hours from there to Salta

Sentido III

A (en un estado, una situación) (+ compl):

me pones nerviosa you're making me nervous

ya la has puesto de mal humor now you've put her in a bad mood

¿por qué me pusiste en evidencia así? why did you show me up like that?

lo pusiste en un aprieto you put him in an awkward position

nos puso al corriente de lo sucedido he brought us up to date with what had happened

¡mira cómo has puesto la alfombra! look at the mess you've made on the carpet!

me estás poniendo las cosas muy difíciles you're making things very difficult for me

B (adoptar) ‹cara/voz›

no pongas esa cara there's no need to look like that

puso cara de enfado he looked annoyed

puso voz de asustado he sounded scared

C

1

(hacer empezar): el médico me puso a régimen the doctor put me on a diet

poner a algn A + INF:

tuvo que poner a las hijas a trabajar he had to send his daughters out to work

lo puso a estudiar guitarra con Rodríguez she sent him to have guitar lessons with Rodríguez

lo puso a pelar cebollas she set him to work peeling onions

2 poner a algn DE algo:

la pusieron de jefa de sección they made her head of department

lo pusieron de ángel he was given a part as an angel, he was given the part of an angel

su padre lo puso de botones en la oficina his father gave him a job as an office boy

siempre te pone de ejemplo he always holds you up as an example

D

(suponer): pon que perdemos ese tren, no podríamos volver say we miss that train o if we (were to) miss that train, then we wouldn't be able to get back

pon que es cierto ¿qué harías entonces? say o suppose o supposing it is true, then what would you do?

pongamos (por caso) que están equivocados suppose o let's just say they're wrong

ponerle ( AmL): ¿cuánto se tarda? — ponle dos horas how long does it take? — about two hours o in the region of two hours o reckon on two hours

¿cuánto nos costará? — y … pónganle alrededor de $200 how much will it cost us? — well, … you'd better reckon on about $200

Sentido IV

A

1 (conectar, encender) ‹televisión/calefacción› to turn o switch o put on; ‹programa/canal› to put on

pon un disco put on a record

puso el motor en marcha she switched on o started the engine

todavía no nos han puesto la luz we haven't had our electricity connected yet

2

(ajustar, graduar): pon el despertador a las siete set the alarm (clock) for seven

¿puedes poner la música un poco más alta? can you turn the music up a bit?

puso el reloj en hora she put the clock right, she set the clock to the right time

poner el motor a punto to tune up the engine

B

( Esp) (al teléfono): en seguida le pongo I'm just putting you through o connecting you

poner a algn CON algn/algo to put sb THROUGH TO sb/sth

¿me puede poner con el director, por favor? could you put me through to o could I speak to the director, please?

¿me pone con la extensión 24? could you put me through to o can I have extension 24, please?

■ poner

vi

A

1 ( Jueg) (apostar) to put in

2 (contribuir dinero) to contribute

¿vas a poner para el regalo de Pilar? are you going to give something o contribute toward(s) Pilar's present?

B «gallina» to lay

C ( Méx vulg) (copular) to score (sl)

■ ponerse

v pron

Sentido I

A

1 ( refl)

(colocarse): pongámonos un rato a la sombra let's sit ( o lie etc) in the shade for a while

ponerse de pie to stand up, stand

ponerse de rodillas to kneel, kneel down, get down on one's knees

ponte ahí, junto al árbol stand over there, by the tree

ponérsele a algn algo ( AmL fam): se le puso que tenía que escalar la montaña he got it into his head that he had to climb the mountain

a ese viejo se le pone cada cosa that old man gets the strangest ideas into his head

2

( Esp) (llegar): en diez minutos nos ponemos allí we can be there in ten minutes

B «sol» to set

C ( refl) ‹calzado/maquillaje/alhaja› to put on

ponte el abrigo put your coat on

no tengo nada que ponerme I don't have a thing to wear

mi hermano siempre se pone mi ropa my brother is always borrowing my clothes

ponte un poco de sombra de ojos put on a little eyeshadow

me puse el collar de perlas I wore o put on my pearl necklace

Sentido II

A (en un estado, una situación) (+ compl):

me puse furiosa I got very angry

cuando lo vio se puso muy contenta she was so happy when she saw it

adelante, pónganse cómodos come in, make yourselves comfortable

no te pongas así, que no es para tanto don't get so worked up, it's not that bad

¡mira cómo te has puesto de barro! just look at you, you're covered in mud!

no te imaginas cómo se puso, hecha una fiera you wouldn't believe the way she reacted, she went absolutely wild

la vida se está poniendo carísima everything's getting so expensive

B

1 (empezar) ponerse A + INF to start -ING

se va a poner a llover de un momento a otro it's going to start raining o to start to rain any minute

a ver si te pones a trabajar you'd better start working

se puso a llorar sin motivo aparente she started crying o to cry for no apparent reason

2 ( fam) (esforzarse, esmerarse) to try, make an effort

si te pones lo acabas hoy mismo if you make an effort o if you try o if you put your mind to it, you'll finish it today

3

(CS arg) (contribuir dinero): cuando se casaron el viejo se puso con $5.000 when they got married, her old man shelled out $5,000 ( colloq)

cuando llega la cuenta hay que ponerse when the check comes, everyone has to cough up ( colloq)

yo me pongo con cien I'll put in o chip in a hundred ( colloq)

Sentido III

( Esp) (al teléfono): ¿Pepe? sí, ahora se pone Pepe? OK, I'll just get him for you

dile a tu madre que se ponga tell your mother I want to speak to her, ask your mother to come to the phone

* * *

poner ( conjugate poner) verbo transitivo
1
a) ( colocar) to put;

◊ ponlo en el suelo put it on the floor;

ponle el collar al perro put the dog's collar on;
poner una bomba to plant a bomb
b) ‹anuncio/aviso› to place, put

c) ‹ ropa› (+ me/te/le etc):

◊ le puse el sombrero I put his hat on (for him)

2 ( agregar) to put
3 ‹inyección/supositorio› to give
4
◊ poner la mesa to lay o set the table

5 (instalar, montar)
a) ‹oficina/restaurante› to open

b) ‹cocina/teléfono/calefacción› to install

c) ‹cerradura/armario› to fit

6 [ ave] ‹ huevo› to lay
7 (Esp) (servir, dar):
◊ póngame un café, por favor I'll have a coffee, please;

¿cuántos le pongo? how many would you like?
1 ‹ dinero› ( contribuir) to put in;
◊ pusimos 500 pesos cada uno we put in 500 pesos each

2 ‹ atención› to pay;
‹cuidado/interés› to take;
◊ pon más cuidado en la presentación take more care over the presentation

3
a) ( imponer) ‹ deberes› to give, set;

‹examen/problema› to set;
◊ le pusieron una multa he was fined

b) ( oponer) ‹ inconvenientes› to raise;

◊ me pusieron problemas para entrar they made it difficult for me to get in

c) ( adjudicar) ‹ nota› to give

4 ( dar) ‹nombre/apodo› to give;
‹ ejemplo› to give;
◊ le pusieron Eva they called her Eva

5 ( enviar) ‹ telegrama› to send
6 ( escribir) ‹dedicatoria/líneas› to write
7 (Esp) (exhibir, dar) ‹ película› to show;
◊ ¿ponen algo interesante en la tele? is there anything interesting on TV?;

¿qué ponen en el Royal? what's on o what's showing at the Royal?
1
a) (conectar, encender) ‹televisión/calefacción› to turn on, switch on, put on;

‹programa/canal› to put on;
‹cinta/disco/música› to put on;
◊ puso el motor en marcha she switched on o started the engine

b) (ajustar, graduar) ‹ despertador› to set;

◊ pon la música más alta turn the music up;

puso el reloj en hora she put the clock right
2 (Esp) ( al teléfono): poner a algn con algo/algn to put sb through to sth/sb
(en estado, situación) (+ compl):
◊ poner a algn nervioso to make sb nervous;

poner a algn en un aprieto to put sb in an awkward position
vi [ ave] to lay
ponerse verbo pronominal
1 ( refl) ( colocarse):
◊ pongámonos ahí let's stand (o sit etc) there;

ponerse de pie to stand (up);
ponerse de rodillas to kneel (down), get down on one's knees
2 [ sol] to set
3 ( refl) ‹calzado/maquillaje/alhaja› to put on;
◊ no tengo nada que ponerme I don't have a thing to wear

1 (en estado, situación) (+ compl):
◊ ponerse enfermo to get sick;

se puso triste she became sad;
cuando lo vio se puso muy contenta she was so happy when she saw it;
se puso como loco he went mad;
ponerse cómodo to make oneself comfortable
2 ( empezar) ponerse a + inf to start -ing, to start + inf;
◊ se puso a llover it started raining, it started to rain

(Esp):
◊ ponerse al teléfono to come to the phone

poner verbo transitivo
1 (en un lugar, una situación) to put: me puso en un aprieto, he put me in a tight corner
(seguido de adjetivo) to make: me pone contento, he makes me happy
2 (hacer funcionar) to turn o switch on
3 (un fax, telegrama) to send
poner una conferencia, to make a long-distance call
4 (una multa, un castigo) to impose
5 (abrir un negocio) to set up
6 (vestir) to put on
7 (exponer) tienes que poner la planta al sol/a la sombra, you have to put the plant in the sun/shade
8 (aportar) yo puse mil pesetas, I contributed a thousand pesetas
9 (conjeturar, imaginar) to suppose: pongamos que..., supposing (that)...
10 (estar escrito) lo pone aquí, it's written here
no pone nada de eso, it doesn't say anything about that
11 TV Cine to put on, show
12 Tel ponme con él, put me through to him
13 (un nombre) le pondremos Tadeo, we are going to call him Tadeo
ya le puso título a la novela, he has already given the novel a title
♦ Locuciones: poner a alguien a caldo, to pull sb to pieces
poner a cien, to make sb nervous: me pone a cien cuando habla de ese modo, when he talks that way I get nervous
poner en duda, to call into question: los inversores pusieron su competencia en duda, the investors questioned his competence
poner a alguien en evidencia, to show sb up
poner en evidencia, to show up: la situación pone en evidencia la falta de justicia del sistema, the situation exposes the system's unfairness
poner a alguien en su sitio, to put sb in his place
' poner' also found in these entries:
Spanish:
activar
- alinear
- alta
- alto
- altura
- antecedente
- antena
- arreglar
- arrinconar
- aunar
- bandeja
- brete
- cabeza
- calzar
- caldo
- calle
- cara
- cargar
- carta
- caso
- cien
- codificar
- comprometer
- confiar
- coto
- crecer
- cuenco
- cuestión
- dejar
- denuncia
- depositar
- descomponer
- descubierta
- descubierto
- desesperar
- diente
- dirigir
- discutir
- distribuir
- enchufar
- enderezar
- enervar
- enfermar
- enfrentar
- enmascarar
- entregar
- entregarse
- escenificar
- escobilla
- esmerarse
English:
acquaint
- action
- apply
- arm
- arrange
- aside
- best
- blur
- bond
- box
- bracket
- bundle
- bung
- cap
- cast
- cheek
- claim
- code
- collect
- compromise
- connect
- cork
- crack
- cross
- crown
- curb
- date
- dip
- discomfit
- dishwasher
- egg
- end
- endanger
- excite
- face
- fault
- feature
- fetter
- fill in
- fit
- fluster
- follow up
- forewarn
- free
- gather
- get
- glaze
- go
- gown
- grin

* * *

poner

♦ vt

1. [situar, agregar, meter] to put;

me pusieron en la última fila I was put in the back row;

ponle un poco más de sal put some more salt in it, add a bit of salt to it;

pon los juguetes en el armario put the toys (away) in the cupboard;

¿dónde habré puesto la calculadora? where can I have put o left the calculator?;

poner un anuncio en el periódico to put an advert in the paper;

poner un póster en la pared to put a poster up on the wall;

poner una inyección a alguien to give sb an injection;

hubo que ponerle un bozal al perro we had to put a muzzle on the dog, we had to muzzle the dog

2. [ropa, zapatos, maquillaje]
poner algo a alguien to put sth on sb;

ponle este pañal al bebé put this Br nappy o US diaper on the baby

3. [servir]
¿qué le pongo? what can I get you?, what would you like?;

póngame una cerveza, por favor I'd like o I'll have a beer, please;

¿cuánto le pongo? how much would you like?;

póngame un kilo give me a kilo

4. [contribuir, aportar] to put in;

poner dinero en el negocio to put money into the business;

poner algo de mi/tu/ etc[m5]. parte to do my/your/ etc bit;

poner mucho empeño en (hacer) algo to put a lot of effort into (doing) sth;

pon atención en lo que digo pay attention to what I'm saying;

hay que poner más cuidado con o [m5] en la ortografía you have to take more care over your spelling

5. [hacer estar de cierta manera]
poner a alguien en un aprieto/de mal humor to put sb in a difficult position/in a bad mood;

le has puesto colorado/nervioso you've made him blush/feel nervous;

ponérselo fácil/difícil a alguien to make things easy/difficult for sb;

lo puso todo perdido she made a real mess;

el profesor nos puso a hacer cuentas the teacher gave us some sums to do;

llegó y nos puso a todos a trabajar she arrived and set us all to work;

pon la sopa a calentar warm the soup up;

me pusieron de aprendiz de camarero they had me work as a trainee waiter;

poner cara de tonto/inocente to put on a stupid/an innocent face

6. [calificar]
poner a alguien de algo to call sb sth;

me pusieron de mentiroso they called me a liar;

poner bien algo/a alguien to praise sth/sb;

poner mal algo/a alguien to criticize sth/sb

7. [oponer]
poner obstáculos a algo to hinder sth;

poner pegas a algo to raise objections to sth

8. [asignar] [precio] to fix, to settle on;
[multa] to give; [deberes, examen, tarea] to give, to set;
le pusieron (de nombre) Mario they called him Mario;

me han puesto (en el turno) de noche I've been assigned to the night shift, they've put me on the night shift;

le pusieron un cinco en el examen he got five out of ten in the exam

9. [comunicar] [telegrama, fax, giro postal] to send;
[conferencia] to make; Esp
¿me pones con él? can you put me through to him?;
Esp
no cuelgue, ahora le pongo don't hang up, I'll put you through in a second

10. [conectar, hacer funcionar] [televisión, radio] to switch o put on;
[despertador] to set; [instalación, gas] to put in; [música, cinta, disco] to put on;
pon la lavadora put the washing machine on;

pon el telediario put the news on;

puse el despertador a las seis/el reloj en hora I set my alarm clock for six o'clock/my watch to the right time;

¿te han puesto ya el teléfono? are you on the phone yet?, have they connected your phone yet?;

ponlo más alto, que no se oye turn it up, I can't hear it

11. [en el cine, el teatro, la televisión] to show;

anoche pusieron un documental muy interesante last night they showed a very interesting documentary;

¿qué ponen en la tele/en el Rialto? what's on the TV/on at the Rialto?;

en el Rialto ponen una de Stallone there's a Stallone movie on at the Rialto

12. [montar] to set up;

poner la casa to set up home;

poner un negocio to start a business;

ha puesto una tienda she has opened a shop;

han puesto una cocina nueva they've had a new Br cooker o US stove put in;

hemos puesto moqueta en el salón we've had a carpet fitted in the living-room;

poner la mesa to lay the table;

pusieron la tienda (de campaña) en un prado they pitched their tent o put their tent up in a meadow

13. [decorar] to do up;

han puesto su casa con mucho lujo they've done up their house in real style

14. [suponer] to suppose;

pongamos que sucedió así (let's) suppose that's what happened;

pon que necesitemos cinco días suppose we need five days;

poniendo que todo salga bien assuming everything goes according to plan;

¿cuándo estará listo? – ponle que en dos días when will it be ready? – reckon on it taking two days

15. Esp [decir] to say;

¿qué pone ahí? what does it say there?

16. [escribir] to put;

¿qué pusiste en la segunda pregunta? what did you put for the second question?

17. [huevo] to lay

18. RP [demorar] to take;

el tren pone media hora en llegar allá the train takes half an hour to get there

19. Fam [excitar]
esa actriz me pone that actress totally does it for me

♦ vi
[gallina, aves] to lay (eggs)
♦ v impersonal
Am Fam [parecer]
se me pone que… it seems to me that…

♦ See also the pronominal verb ponerse

* * *

poner

<part puesto> v/t

1 put;

poner en escena stage;

poner en marcha set in motion;

pongamos que let’s suppose o assume that

2 ropa put on

3 ( añadir) put in

4 RAD, TV turn on, switch on

5 la mesa set

6 ( escribir) put down

7 en periódico, libro etc say;

la crítica puso muy bien su última película the critics gave his last film very good reviews

8 negocio set up

9 telegrama send

10 huevos lay

11 AUTO marcha put the car in, move into

12 dinero deposit

13

:

poner a alguien furioso make s.o. angry;

ponerle a alguien con alguien TELEC put s.o. through to s.o.;

ponerle una multa a alguien fine s.o.

* * *

poner {60} vt

1) colocar: to put, to place

pon el libro en la mesa: put the book on the table

2) agregar, añadir: to put in, to add

3) : to put on (clothes)

4) contribuir: to contribute

5) escribir: to put in writing

no le puso su nombre: he didn't put his name on it

6) imponer: to set, to impose

7) exponer: to put, to expose

lo puso en peligro: she put him in danger

8) : to prepare, to arrange

poner la mesa: to set the table

9) : to name

le pusimos Ana: we called her Ana

10) establecer: to set up, to establish

puso un restaurante: he opened up a restaurant

11) instalar: to install, to put in

12) (with an adjective or adverb) : to make

siempre lo pones de mal humor: you always put him in a bad mood

13) : to turn on, to switch on

14) suponer: to suppose

pongamos que no viene: supposing he doesn't come

15) : to lay (eggs)

16)

poner a : to start (someone doing something)

lo puse a trabajar: I put him to work

17)

poner de : to place as

la pusieron de directora: they made her director

18)

poner en : to put in (a state or condition)

poner en duda: to call into question

poner vi

1) : to contribute

2) : to lay eggs

♦ See also the reflexive verb ponerse

* * *

poner vb

1. (colocar) to put [pt. & pp. put]

he puesto los libros en la estantería I've put the books on the shelf

2. (ropa, etc) to put on

ponle el abrigo al niño put the baby's coat on

3. (añadir) to put

¿le has puesto sal a las patatas? have you put any salt on the potatoes?

¿te pones azúcar? do you take sugar?

4. (escribir) to write [pt. wrote; pp. written] / to put

hay que poner la dirección en el sobre you have to write the address on the envelope

5. (programar) to set [pt. & pp. set]

he puesto el despertador a las siete I've set the alarm clock for seven

6. (encender) to put on / to turn on / to switch on

pon la tele turn the TV on

no pongas la radio muy alta don't put the radio on too loud

pon otro disco put another record on

7. (establecer) to open

han puesto una tienda de ordenadores they've opened a computer shop

8. (enviar) to send [pt. & pp. sent]

voy a poner un fax I'm going to send a fax

9. (comunicar) to put through

¿me pones con Asunción, por favor? can you put me through to Asunción, please?

10. (decir) to say [pt. & pp. said]

en el periódico pone que la película está muy bien it says in the newspaper that the film is very good

11. (proyectar) to be on

¿qué ponen en el Renoir? what's on at the Renoir?

esta noche no ponen nada interesante en la tele there's nothing interesting on TV tonight

12. (dar un nombre) to call

le han puesto Paula they've called her Paula

13. (imponer) to give [pt. gave; pp. given]

nos ponen muchos deberes they give us a lot of homework

le han puesto una multa he was fined

me han puesto un 8 I got 8 out of 10

14. (servir) to give

¿qué te pongo? what can I get you?

me puso una tapa de aceitunas he gave me some olives

¿me pone un kilo de tomates? can I have a kilo of tomatoes, please?

15. (aportar) to supply [pt. & pp. supplied] / to put in

yo pongo el pastel y tú traes el champán I'll supply the cake and you bring the champagne

pusimos mil pesetas cada uno we each put in a thousand pesetas

16. (suponer) to suppose / to say [pt. & pp. said]

pongamos por caso... suppose... / let's say...

poner cara de sorpresa to look surprised

poner huevos to lay eggs [pt. & pp. laid]

poner nervioso a alguien to get on somebody's nerves

Spanish-English dictionary > poner
17 it

it
pronoun

1) ((used as the subject of a verb or object of a verb or preposition) the thing spoken of, used especially of lifeless things and of situations, but also of animals and babies: If you find my pencil, please give it to me; The dog is in the garden, isn't it?; I picked up the baby because it was crying; He decided to run a mile every morning but he couldn't keep it up.) él; ella; ello (sujeto); lo, la (complemento directo)

2) (used as a subject in certain kinds of sentences eg in talking about the weather, distance or time: Is it raining very hard?; It's cold; It is five o'clock; Is it the fifth of March?; It's two miles to the village; Is it your turn to make the tea?; It is impossible for him to finish the work; It was nice of you to come; Is it likely that he would go without us?) (se usa como sujeto en frases impersonales: it is cold = hace frío)

3) ((usually as the subject of the verb be) used to give emphasis to a certain word or phrase: It was you (that) I wanted to see, not Mary.) (se usa para dar énfasis a ciertas palabras o frases)

4) (used with some verbs as a direct object with little meaning: The car broke down and we had to walk it; Oh, bother it!) lo, la

•

- its
- itself

it pron

1. él / ella / ello

where's my shirt?, it's not in my room ¿dónde está mi camisa?, no está en mi habitación

2. lo / la

I've lost my wallet and I can't find it he perdido mi cartera y no la encuentro

3. le

the dog's thirsty Give it some water el perro tiene sed Dale un poco de agua

Muchas veces it funciona como un sujeto impersonal

who is it? It's me, Peter ¿quién es? Soy yo, Peter

it is very hot today hace mucho calor hoy

it's nearly four o'clock son casi las cuatro

it is September 11th es el 11 de septiembre

it's 10 miles to the next village hay 10 millas hasta el próximo pueblo

IT

tr['aɪ'tiː]

abbreviation

1 ( information technology) informática

it ['ɪt] pron

1) (as subject; generally omitted) : él, ella, ello

it's a big building: es un edificio grande

who was it?: ¿quién era?

2) (as indirect object) : le

I'll give it some water: voy a darle agua

3) (as direct object) : lo, la

give it to me: dámelo

4) (as object of a preposition; generally omitted) : él, ella, ello

behind it: detrás, detrás de él

5) (in impersonal constructions)

it's raining: está lloviendo

it's 8 o'clock: son las ocho

6) (as the implied subject or object of a verb)

it is necessary to study: es necesario estudiar

to give it all one's got: dar lo mejor de sí

it

pron.

• ella pron.

• ello pron.

• la pron.

• le pron.

• lo pron.

• él pron.

pron.

• le pron.

mass noun = information technology

I [ɪt]
1. PRON

1) (specific)

It as subject or following a preposition is often not translated. (direct object) lo, la; (indirect object) le; (after prep) (if translated) él m, ella f; (neuter) ello
it's on the table — está en la mesa

where is it? — ¿dónde está?

"here's the book" - "give it to me" — -aquí está el libro -dámelo

if you have the list, give it to him — si tienes la lista, dásela

it's a good film, have you seen it? — es una buena película, ¿la has visto?

give it a kick — dale una patada

I have no money for it — no tengo dinero para comprarlo

I doubt it — lo dudo

there's a wall in front of/behind it — hay una pared delante/detrás (de ello)

she put a plate on top of it — le puso un plato encima, lo tapó con un plato

it's a she — [dog, cat etc] es hembra

it's a boy — [baby] es niño

2) (indefinite)
The indefinite subject is not translated.
it's raining — está lloviendo

it's Friday tomorrow — mañana es viernes

it's 10 October or the 10th of October — es el diez de octubre

it's six o'clock — son las seis

how far is it? — ¿a qué distancia está?

it's ten miles to London — son diez millas de aquí a Londres

I like it here, it's quiet — me gusta aquí, es tranquilo

it was kind of you — fue muy amable de su parte

it's easy to talk — hablar no cuesta nada

it is not in him to do it — no es capaz de hacer eso

• it's me — soy yo

don't worry, it's only me — soy yo, no te emociones

• it's no use worrying — no vale la pena inquietarse

• it is said that... — se dice que...

I have heard it said that... — he oído decir que...

• it was Peter who phoned — fue Peter quien llamó

• what is it? — (=what's the matter?) ¿qué pasa?

• who is it? — ¿quién es?

3) (special uses with "to be")

• how is it that...? — ¿cómo es que...?, ¿cómo resulta que...?

• that's it for today — eso es todo por hoy

that's it! just there is fine — ¡eso es! ahí mismo está bien

that's it! I've had enough of this waiting! — ¡ya está bien! ¡estoy harto de esperar!

that's it then! we leave on Sunday — ¡muy bien! or ¡solucionado! salimos el domingo

that's just it! — ¡ahí está el problema!

• this is it — (=it's time) ya llegó la hora; (=train, bus etc) ahí viene

4) (referring to situation)

he won't agree to it — no lo aceptará

I spoke to him about it — lo hablé con él

• I'm against it — estoy en contra

• I'm (all) for it * — estoy (muy) a favor

• the worst of it is that... — lo peor del caso es que...

- he's dropped us in it
at, get 1., 20)
5) (in games)

you're it! — ¡te tocó!

6) * (=sexual attraction)

you've either got it or you haven't — ese algo, o se tiene o no, no hay vuelta de hoja

7) * (=something special)

she thinks she's just it! * — se las da de maravillosa *

2.

CPD

It Girl * N — (esp Brit) mujer muy moderna, famosa, que inicia modas

II

* [ɪt]
N vermú m or vermut m italiano
* * *

mass noun = information technology

English-spanish dictionary > it
18 coger

v.

1 to take.

coger a alguien de la mano to take somebody by the hand

coge esta bolsa un momento hold this bag a moment

¿puedes coger el teléfono, por favor? could you pick the phone up o answer the phone, please?

Ella cogió una rama She caught a branch.

Ella cogió impulso para despegar She took impulse to lift off.

2 to catch (atrapar) (ladrón, pez, pájaro).

¿a que no me coges? bet you can't catch me!

Ella cogió un ratón con su ratonera She caught a mouse with her mousetrap.

Ella cogió una enfermedad contagiosa She caught a contagious disease.

3 to catch up with (alcanzar) (persona, vehículo).

4 to pick up (recoger) (objeto caído).

se me ha caído el bolígrafo, ¿me lo puedes coger? I've dropped my pen, could you pick it up for me?

5 to take (quedarse con) (propina, empleo, piso).

llegaremos pronto para coger buen sitio we'll get there early to get a good seat

6 to take on (contratar) (personal).

7 to take.

¿quién me ha cogido el lápiz? who's taken my pencil?

te he cogido la calculadora un momento I've just borrowed your calculator for a moment

8 to take, to catch.

no me gusta coger el avión I don't like flying

9 to catch, to get (contraer) (gripe, resfriado).

coger una borrachera to get drunk

coger frío to get cold

10 to start to feel (sentir) (manía, odio, afecto).

coger cariño/miedo a to become fond/scared of

11 to knock over, to run over.

12 to catch.

no cogió el chiste he didn't get the joke

13 to get, to receive (sintonizar) (canal, emisora).

14 to cover, to take up (abarcar) (espacio).

15 to screw, to fuck. ( Latin American Spanish)

16 to be.

coge muy cerca de aquí it's not very far from here

17 to catch on, to understand, to catch.

Ella cogió la conversación She caught on the conversation.

18 to have.

Nos cogió un acceso de tos We had a coughing fit.

* * *

coger

Conjugation model [ PROTEGER], like link=proteger proteger

► verbo transitivo

1 (asir) to seize, take hold of

■ coge al bebé hold the baby

2 (apresar) to capture, catch

3 (tomar) to take

■ coger un empleo to take a job

■ coge algo para beber take a drink

4 (contratar) to take on

■ cogimos a una secretaria we took on a secretary

5 (tren etc) to catch

6 (tomar prestado) to borrow

■ te he cogido el libro I've borrowed your book

7 (recolectar frutos etc) to pick; (del suelo) to gather

8 (enfermedad, balón) to catch

■ cogí un resfriado I caught a cold

9 (acento, costumbres) to pick up

10 (velocidad, fuerza) to gather

11 (atropellar) to run over, knock down

12 (emisora, canal) to pick up, get

■ coger la BBC to get the BBC

13 (notas) to take, take down

14 (oír) to catch

■ no he cogido lo que ha dicho I didn't catch what she said

15 (entender) to understand, get

■ no cogí el final I didn't get the end

16 ESPAÑOL AMERICANO tabú to fuck

► verbo intransitivo

1 (plantas, colores) to take

■ el limonero no ha cogido the lemon tree didn't take

2 (ir) to turn, take, go

■ coge a la izquierda turn left

■ coge todo recto go straight on

3 familiar (caber) to fit

■ coge allí it fits there

■ no cogemos todos there isn't room for all of us

► verbo pronominal cogerse

1 (pillarse) to catch

2 (agarrarse) to hold on

■ cógete fuerte hold on tight

\

FRASEOLOGÍA

coger algo por los pelos figurado to just make something

■ cogimos el tren por los pelos we just made the train

coger del brazo a alguien to take somebody by the arm, grab somebody by the arm

coger cariño a algo/alguien to become fond of something/somebody, take a liking to something/somebody

coger desprevenido,-a figurado to catch unawares

coger miedo a algo to become afraid of something

coger por sorpresa to catch by surprise

coger puntos (de media etc) to pick up stitches

coger una borrachera familiar to get drunk

coger una manía a alguien familiar to take a dislike to somebody

coger y... familiar to up and..., go and...

■ cogió y se fue she upped and left

■ y entonces coge y lo insulta so then she goes and insults him

cogerse un cabreo familiar to get very angry

no hay por dónde cogerlo he hasn't got a leg to stand on

* * *

verb

1) to take

2) seize

3) catch

4) gather

5) pick

* * *
Para las expresiones coger desprevenido, coger in fraganti, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=con la mano)

a) (=tomar) to take

¿puedo coger este? — can I take this one?

coger un libro de un estante — to take a book from a shelf

coge un poco más de queso — have a bit more cheese

• coger a algn de la [mano] — to take sb by the hand

ir cogidos de la mano — to walk along holding hands {o} hand in hand

b) (=levantar) to pick up

cogió la guitarra y se puso a tocar — he picked up the guitar and started to play

coge al niño, que está llorando — pick up the baby, he's crying

cogió el bolso y salió de casa — she picked up her handbag and went out

c) [con fuerza] to grasp

la cogió por la muñeca y no la soltó — he grabbed her by the wrist and wouldn't let go

d) (=sostener) to hold

coge bien el bolígrafo — hold the biro properly

no ha cogido un fusil en la vida — he's never held a gun in his life

2) (=escoger) to pick

cogió el azul — she picked the blue one

coge el que más te guste — take {o} pick the one you like best

has cogido un mal momento — you've picked a bad time

3) [+ flor, fruta] to pick

4) (=quitar) [gen] to take; (=pedir prestado) to borrow

me coge siempre las cerillas — he's always taking my matches

¿quién ha cogido el periódico? — who's taken the newspaper?

¿te puedo coger el bolígrafo? — can I borrow your pen?

te he cogido la regla — I've borrowed your ruler, I've pinched your ruler *

5) (=apuntar) to take (down)

cogió la dirección del cliente — she took (down) the customer's address

coger apuntes — to take notes

6) esp Esp (=conseguir) to get

¿nos coges dos entradas? — would you get us two tickets?

cógeme un buen sitio — get me a good place

he cogido un billete de avión — I've bought an air ticket

• coger [hora] para el dentista/en la peluquería — to make an appointment to see {o} with the dentist/at the hairdresser's

7) (=adquirir)

a) [+ enfermedad] to catch

coger un resfriado — to catch a cold

el niño cogió sarampión — the child got {o} caught measles

• coger [frío] — to get cold

• ha cogido una [insolación] — she's got sunstroke

b) [+ costumbre, hábito] to get into; [+ acento] to pick up

ha cogido la costumbre de morderse las uñas — she has got into the habit of biting her nails

ha cogido la manía de las quinielas — he's caught the pools craze

cogieron acento irlandés — they picked up an Irish accent

c) [+ fuerzas] to gather; [+ velocidad] to gather, pick up

8) (=atrapar)

a) esp Esp [+ persona, pez, balón] to catch

¡coge la pelota! — catch the ball!

¡por fin te he cogido! — caught you at last!

les cogieron con varios kilos de heroína — they were caught with several kilos of heroin

b) esp Esp [toro] (=cornear) to gore; (=voltear) to toss

c) esp Esp [coche] (=atropellar) to knock down, run over

d) (Mil) to take prisoner, capture

han cogido a quince soldados — fifteen soldiers have been taken prisoner {o} have been captured

9) esp Esp (=sorprender) to catch

la cogieron robando — they caught her stealing

coger a algn en una mentira — to catch sb lying, catch sb in a lie

la guerra nos cogió en Francia — the war found {o} caught us in France

la noche nos cogió todavía en el mar — the night caught us still at sea

antes que nos coja la noche — before night overtakes us {o} comes down on us

- coger a algn detrás de la puerta

- coger de nuevas a algn

10) (=empezar a sentir)

• coger [aversión] a algo — to take a strong dislike to sth

• coger [cariño] a algn — to grow {o} become fond of sb, become attached to sb

• coger [celos] de algn — to become jealous of sb

11) (=tomarse) to take

no sé si podré coger vacaciones — I don't know if I'll be able to take any holidays

¿vas a coger fiesta mañana? — are you going to take tomorrow off?, are you going to take the day off tomorrow?

12) (=entender) [+ sentido, giro] to get

¿no has cogido el chiste? — don't you get the joke?

13) esp Esp (=aceptar) [+ empleados, trabajo] to take on; [+ alumnos] to take in; [+ pacientes] [en hospital] to take in; [en consultorio] to take on

acabo de coger una secretaria nueva — I've just taken on a new secretary

14) (=alquilar) to take, rent

cogimos un apartamento — we took {o} rented an apartment

15) (=viajar en) [+ tren, avión, autobús] to take

vamos a coger el tren — let's take {o} get the train

quiero coger el tren de las tres — I want to catch the three o'clock train

16) (=ir por) to take

coja la primera calle a la derecha — take the first street on the right

no cojas las curvas tan rápido — don't take the bends so fast

17) (=recibir) [+ emisora, canal] to pick up, get

con esta radio cogemos Radio Praga — we can pick up {o} get Radio Prague on this set

18) (=retener) [+ polvo] to gather, collect

esta moqueta coge mucho polvo — this carpet gathers {o} collects a lot of dust

los perros cogen pulgas — dogs get {o} catch fleas

19) (=aprender) to pick up

los niños lo cogen todo enseguida — children pick things up very quickly

20) (=incorporarse a)

cogí la conferencia a la mitad — I joined the discussion halfway through

cogí la obra casi al final — the play was almost over when I got there

21) Méx, Arg, Ven *** [sexualmente] to fuck ***, screw ***

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (=estar) to be

¿coge muy lejos de aquí? — is it very far from here?

el cine coge bastante cerca — the cinema is quite near here

el banco me coge de camino — the bank's on my way

2) (=ir)

• coger [por], cogió por esta calle — he went down this street

3) Esp * (=caber) to fit

aquí no coge — there's no room for it here, it doesn't fit (in) here

4) [planta] to take

5) Méx, Arg, Ven *** [sexualmente] to fuck ***, screw ***

6)

- cogió y se fue

3.

See:

cogerse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) (esp Esp)

a) ( tomar) to take

lo cogió del brazo — she took him by the arm

coge un folleto — pick up o take a leaflet

esto no hay or no tiene por donde cogerlo — (fam) I just don't know where to start with this

b) ( quitar) (+ me/te/le etc) to take

siempre me está cogiendo los lápices — she's always taking my pencils

c) <flores/fruta> to pick; < levantar> to pick up

coge esa revista del suelo — pick that magazine up off the floor

cogió al niño en brazos — she picked the child up in her arms

coger a alguien en autostop — (Esp) to pick up a hitchhiker

no cogen el teléfono — (Esp) they're not answering the phone

2) (esp Esp) (alcanzar, atrapar)

a) <ladrón/terrorista> to catch

b) < pelota> to catch

c) <pescado/liebre> to catch

d) toro to gore

3) (esp Esp)

a) ( descubrir) to catch

lo cogieron in fraganti/robando — he was caught red-handed/stealing

b) ( encontrar) to catch

me cogió de buenas — she caught me in a good mood

la noticia nos cogió en París — we were in Paris when we got the news

4)

a) <tren/autobús/taxi> to catch, take

b) <calle/camino> to take

coge la primera a la derecha — take the first right

5) (Esp fam)

a) (sacar, obtener) <billete/entrada> to get

coger hora para el médico — to make an appointment to see the doctor

b) ( traer)

vete a coger el coche — go and get o bring the car

c) ( ocupar)

coger sitio — to save a place

coge la vez en la cola — take your turn in the line (AmE) o (BrE) queue

cogió la delantera — he took the lead

Sentido II

6) (Esp)

a) ( aceptar) <dinero/trabajo/casa> to take

no puedo coger más clases — I can't take on any more classes

b) ( admitir) to take

ya no cogen más niños en ese colegio — they're not taking any more children at that school now

c) ( atender)

no pudieron cogerme en la peluquería — they couldn't fit me in at the hairdresser's

7) (esp Esp) ( adquirir)

a) < enfermedad> to catch; < insolación> to get

vas a coger frío — you'll catch cold

cogí una borrachera — I got plastered (colloq)

cogió un berrinche — she had a temper tantrum

b) <polvo/suciedad> to collect, gather

coger algo de color — ( broncearse) to get a bit of color

c) < acento> to pick up; <costumbre/vicio> to pick up; < ritmo> to get into

le cogí cariño — I got quite fond of him

cogerle manía a alguien — to take a dislike to somebody

cogerla con alguien — to take it out on somebody

cogerla por hacer algo — (Ven fam) to take to doing something

8) (esp Esp) ( captar)

a) <sentido/significado> to get

b) < emisora> to pick up, get

9) (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
2.
coger vi

1) (esp Esp) planta to take; tinte/permanente to take

2)

a) (esp Esp)

cojo/cogió y... — (fam)

si empiezas con eso cojo y me voy — if you're going to start talking about that, I'm off o (AmE) I'm taking off (colloq)

de repente cogió y se fue — suddenly he upped and went (colloq)

cogió y se puso a llorar — she (suddenly) burst into tears

b) (esp Esp) ( por un camino)

coge por esta calle y... — take this street and...

c) (Esp fam) ( caber) to fit

3) (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
3.
cogerse v pron (esp Esp)

a) (agarrarse, sujetarse) to hold on

cógete de la barandilla — hold on to the railing

b) (recípr)

ir cogidos de la mano — to walk hand in hand

* * *

= pick up, seize, take, trap, brace, catch, grab, pick, entrap, hop on, pull from, pull off, reach out, grasp.

Ex. Then these suggestion can be picked up by the editor, and communicated to the author.

Ex. A vague sensation of apprehension seized the newly appointed personnel officer as she knocked on the director's door.

Ex. If we take Cindi, Albert will almost surely grieve.

Ex. If the borrower being processed has been set to be trapped, DOBIS/LIBIS displays the message: 'You have trapped a borrower'.

Ex. The cheeks were braced from their tops to the ceiling, to prevent the press from twisting or shifting about in use.

Ex. 'And of course,' said the director, brightening as his idea gave birth to another one in her mind, 'it will be interesting to know how efficient electronic systems are at catching thieves'.

Ex. If we move fast, we can grab the space for the library.

Ex. The network itself is assumed to be unreliable; any portion of the network could disappear at any moment ( pick your favorite catastrophe -- these days backhoes cutting cables are more of a threat than bombs).

Ex. Librarians have been known to devote time to entrap and arrest individuals who use the library toilets for sexual purposes = Hay casos de bibliotecarios que han dedicado tiempo a atrapar y detener a individuos que utilizan los servicios de la biblioteca con fines sexuales.

Ex. The article ' Hop on the Internet, it's time' provides a general discussion of the advantages to be gained by using the Internet.

Ex. The data is pulled directly from all the bibliographic data bases on DIALOG that have a JN field.

Ex. One of its main advantages is the potential to pull off descriptive entries onto disc to create annotated booklists.

Ex. The three monkeys used in this study chose the left arm as the leading arm to reach out and pull back a spring-loaded drawer containing a food morsel.

Ex. A mouse is commonly moved or lifted from its cage by grasping the base of the tail.

----

* coger a Alguien con las manos en la masa = catch + Nombre + red-handed, catch + Nombre + in the act.

* coger a Alguien desprevenido = catch + Nombre + off-guard, catch + Nombre + napping, catch + Nombre + flat-footed.

* coger a Alguien in fraganti = catch + Nombre + red-handed, catch + Nombre + in the act.

* coger a Alguien por sorpresa = catch + Nombre + off-guard, catch + Nombre + napping, catch + Nombre + flat-footed.

* coger cariño a = grow + fond of.

* coger con chinchetas = thumbtack.

* coger de la mano = hold + Posesivo + hand.

* coger desprevenido = come as + a great surprise, catch + unprepared, take + Nombre + unawares.

* coger el avión = jet off.

* coger el toro por los cuernos = seize + the bull by the horns, take + the bull by the horns, grasp + the nettle, face + Posesivo + fears.

* coger la mano = take + Posesivo + hand.

* coger las tetas = breast grabbing.

* cogerle el gusto a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* cogerle el truco a Algo = get + the hang of.

* coger miedo = scare + Reflexivo.

* coger peso = put on + weight, gain + weight.

* coger por sorpresa = come as + a great surprise, catch out, blindside, take + Nombre + unawares.

* coger rápidamente = snatch up.

* cogerse = snag.

* cogerse de la mano = hold + hands.

* cogerse la mano = join + hands.

* coger una indirecta = take + a hint, get + a hint.

* coger un enfriamiento = catch + a chill.

* coger un resfriado de muerte = catch + Posesivo + death (of cold).

* coger un taxi = take + a taxi.

* extender la mano para coger algo = hand + reach for.

* intentar coger = reach for.

* no coger Algo = go (way) over + Posesivo + head.

* no coger por sorpresa = come as + no surprise.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) (esp Esp)

a) ( tomar) to take

lo cogió del brazo — she took him by the arm

coge un folleto — pick up o take a leaflet

esto no hay or no tiene por donde cogerlo — (fam) I just don't know where to start with this

b) ( quitar) (+ me/te/le etc) to take

siempre me está cogiendo los lápices — she's always taking my pencils

c) <flores/fruta> to pick; < levantar> to pick up

coge esa revista del suelo — pick that magazine up off the floor

cogió al niño en brazos — she picked the child up in her arms

coger a alguien en autostop — (Esp) to pick up a hitchhiker

no cogen el teléfono — (Esp) they're not answering the phone

2) (esp Esp) (alcanzar, atrapar)

a) <ladrón/terrorista> to catch

b) < pelota> to catch

c) <pescado/liebre> to catch

d) toro to gore

3) (esp Esp)

a) ( descubrir) to catch

lo cogieron in fraganti/robando — he was caught red-handed/stealing

b) ( encontrar) to catch

me cogió de buenas — she caught me in a good mood

la noticia nos cogió en París — we were in Paris when we got the news

4)

a) <tren/autobús/taxi> to catch, take

b) <calle/camino> to take

coge la primera a la derecha — take the first right

5) (Esp fam)

a) (sacar, obtener) <billete/entrada> to get

coger hora para el médico — to make an appointment to see the doctor

b) ( traer)

vete a coger el coche — go and get o bring the car

c) ( ocupar)

coger sitio — to save a place

coge la vez en la cola — take your turn in the line (AmE) o (BrE) queue

cogió la delantera — he took the lead

Sentido II

6) (Esp)

a) ( aceptar) <dinero/trabajo/casa> to take

no puedo coger más clases — I can't take on any more classes

b) ( admitir) to take

ya no cogen más niños en ese colegio — they're not taking any more children at that school now

c) ( atender)

no pudieron cogerme en la peluquería — they couldn't fit me in at the hairdresser's

7) (esp Esp) ( adquirir)

a) < enfermedad> to catch; < insolación> to get

vas a coger frío — you'll catch cold

cogí una borrachera — I got plastered (colloq)

cogió un berrinche — she had a temper tantrum

b) <polvo/suciedad> to collect, gather

coger algo de color — ( broncearse) to get a bit of color

c) < acento> to pick up; <costumbre/vicio> to pick up; < ritmo> to get into

le cogí cariño — I got quite fond of him

cogerle manía a alguien — to take a dislike to somebody

cogerla con alguien — to take it out on somebody

cogerla por hacer algo — (Ven fam) to take to doing something

8) (esp Esp) ( captar)

a) <sentido/significado> to get

b) < emisora> to pick up, get

9) (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
2.
coger vi

1) (esp Esp) planta to take; tinte/permanente to take

2)

a) (esp Esp)

cojo/cogió y... — (fam)

si empiezas con eso cojo y me voy — if you're going to start talking about that, I'm off o (AmE) I'm taking off (colloq)

de repente cogió y se fue — suddenly he upped and went (colloq)

cogió y se puso a llorar — she (suddenly) burst into tears

b) (esp Esp) ( por un camino)

coge por esta calle y... — take this street and...

c) (Esp fam) ( caber) to fit

3) (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
3.
cogerse v pron (esp Esp)

a) (agarrarse, sujetarse) to hold on

cógete de la barandilla — hold on to the railing

b) (recípr)

ir cogidos de la mano — to walk hand in hand

* * *

= pick up, seize, take, trap, brace, catch, grab, pick, entrap, hop on, pull from, pull off, reach out, grasp.

Ex: Then these suggestion can be picked up by the editor, and communicated to the author.

Ex: A vague sensation of apprehension seized the newly appointed personnel officer as she knocked on the director's door.

Ex: If we take Cindi, Albert will almost surely grieve.

Ex: If the borrower being processed has been set to be trapped, DOBIS/LIBIS displays the message: 'You have trapped a borrower'.

Ex: The cheeks were braced from their tops to the ceiling, to prevent the press from twisting or shifting about in use.

Ex: 'And of course,' said the director, brightening as his idea gave birth to another one in her mind, 'it will be interesting to know how efficient electronic systems are at catching thieves'.

Ex: If we move fast, we can grab the space for the library.

Ex: The network itself is assumed to be unreliable; any portion of the network could disappear at any moment ( pick your favorite catastrophe -- these days backhoes cutting cables are more of a threat than bombs).

Ex: Librarians have been known to devote time to entrap and arrest individuals who use the library toilets for sexual purposes = Hay casos de bibliotecarios que han dedicado tiempo a atrapar y detener a individuos que utilizan los servicios de la biblioteca con fines sexuales.

Ex: The article ' Hop on the Internet, it's time' provides a general discussion of the advantages to be gained by using the Internet.

Ex: The data is pulled directly from all the bibliographic data bases on DIALOG that have a JN field.

Ex: One of its main advantages is the potential to pull off descriptive entries onto disc to create annotated booklists.

Ex: The three monkeys used in this study chose the left arm as the leading arm to reach out and pull back a spring-loaded drawer containing a food morsel.

Ex: A mouse is commonly moved or lifted from its cage by grasping the base of the tail.

* coger a Alguien con las manos en la masa = catch + Nombre + red-handed, catch + Nombre + in the act.

* coger a Alguien desprevenido = catch + Nombre + off-guard, catch + Nombre + napping, catch + Nombre + flat-footed.

* coger a Alguien in fraganti = catch + Nombre + red-handed, catch + Nombre + in the act.

* coger a Alguien por sorpresa = catch + Nombre + off-guard, catch + Nombre + napping, catch + Nombre + flat-footed.

* coger cariño a = grow + fond of.

* coger con chinchetas = thumbtack.

* coger de la mano = hold + Posesivo + hand.

* coger desprevenido = come as + a great surprise, catch + unprepared, take + Nombre + unawares.

* coger el avión = jet off.

* coger el toro por los cuernos = seize + the bull by the horns, take + the bull by the horns, grasp + the nettle, face + Posesivo + fears.

* coger la mano = take + Posesivo + hand.

* coger las tetas = breast grabbing.

* cogerle el gusto a = acquire + a taste for, develop + a taste for.

* cogerle el truco a Algo = get + the hang of.

* coger miedo = scare + Reflexivo.

* coger peso = put on + weight, gain + weight.

* coger por sorpresa = come as + a great surprise, catch out, blindside, take + Nombre + unawares.

* coger rápidamente = snatch up.

* cogerse = snag.

* cogerse de la mano = hold + hands.

* cogerse la mano = join + hands.

* coger una indirecta = take + a hint, get + a hint.

* coger un enfriamiento = catch + a chill.

* coger un resfriado de muerte = catch + Posesivo + death (of cold).

* coger un taxi = take + a taxi.

* extender la mano para coger algo = hand + reach for.

* intentar coger = reach for.

* no coger Algo = go (way) over + Posesivo + head.

* no coger por sorpresa = come as + no surprise.

* * *

coger [E6 ]

vt

Sentido I

A

1 (tomar) to take

coge lo que quieras take what you like

a la salida coge un folleto pick up o take a leaflet on the way out

lo cogió del brazo she took him by the arm

no ha cogido una brocha en su vida she's never used o picked up a paintbrush in her life

esto no hay or no tiene por donde cogerlo ( fam); I just don't know where to start with this, I can't make head or tail of this ( colloq)

2 (quitar) (+ me/te/le etc) to take

siempre me está cogiendo los lápices she's always taking my pencils

3 (recoger) to pick up; ‹flores/moras/uvas› to pick

coge esa revista del suelo pick that magazine up off the floor

¿quién ha cogido el dinero que dejé aquí? who's taken the money I left here?

cogió sus cosas y se largó she got her things together o picked up her things and left

coger los puntos pick up the stitches

cogió al niño en brazos she picked the child up in her arms

no cogen el teléfono they're not answering the phone

B (alcanzar, atrapar)

1 ( esp Esp) ‹ladrón/terrorista› to catch

como te coja, ya verás you'll be sorry if I catch you

2 ‹pelota› to catch

3 ‹pescado› to catch; ‹liebres/faisanes› to catch, bag

4 ( esp Esp) «toro» to gore; «coche» to knock … down

C

1 ( esp Esp) (descubrir) to catch

lo cogieron in fraganti/robando he was caught red-handed/stealing

los cogieron con 100 gramos de cocaína they were caught with 100 grams of cocaine

2 (encontrar) ( esp Esp) to catch

no quiero que me coja la noche en la carretera I don't want to be driving when it gets dark

la noticia nos cogió en París we were in Paris when we got the news

me cogió de buenas/malas she caught me in a good/bad mood

nos cogió desprevenidos it took us by surprise, it caught us unawares

D

1 ‹tren/autobús/taxi› to catch, take

no me apetece coger el coche I don't feel like taking the car

hace años que no cojo un coche I haven't driven for years

2 ‹calle/camino› to take

coge la primera a la derecha take the first right

E

1 ( Esp fam) (sacar, obtener) ‹billete/entrada› to get

tengo que coger hora para ir al médico I have to make an appointment to see the doctor

2

(ocupar): ve pronto y coge sitio get there early and save a place

coge la vez en la cola take your turn in the line ( AmE) o ( BrE) queue

cogió la delantera he took the lead

Sentido II

A (aceptar)

1 ‹dinero/propina› to take

2 ‹trabajo/casa› to take

cogió una casa en las afueras she took a house in the outskirts

no puedo coger más clases I can't take on any more classes

3

( Esp) (admitir, atender): ya no cogen más niños en ese colegio they're not taking any more children at that school now

estuvimos haciendo autostop durante horas hasta que nos cogieron we were hitching for hours before someone picked us up

no pudieron cogerme en la peluquería, they couldn't fit me in at the hairdresser's

entrevistó a cinco personas, pero no cogió a ninguno she interviewed five people, but she didn't give the job to any of them o she didn't take any of them on

B (adquirir)

1 ‹enfermedad› to catch; ‹insolación› to get

vas a coger frío you'll catch cold

2 ‹borrachera/berrinche›

cogí una borrachera I got plastered ( colloq)

cogió un berrinche she had a temper tantrum

3 ‹polvo/suciedad› to collect, gather

con dos días en la playa ya cojo algo de color it only takes me a couple of days on the beach to start to tan o to get a bit of color

los tejidos sintéticos no cogen bien el tinte synthetic fabrics don't dye well

4 ‹costumbre/vicio/acento› to pick up; ‹ritmo› to get into

le cogí cariño I got quite fond of him

si le gritas te va a coger manía if you shout at him he'll take against you

cogerla con algn to take it out on sb

cogerla por hacer algo ( Ven fam); to take to doing sth

C (captar)

1 ‹sentido/significado› to get

no cogió el chiste/la indirecta he didn't get the joke/take the hint

2 ‹emisora› to pick up, get

3 ‹programa/frase› to catch

cogí el programa por la mitad I only caught the second half of the program

4 ‹apuntes/notas› to take

le cogió las medidas para el vestido she measured her o took her measurements for the dress

D (Méx, RPl, Ven vulg) (acostarse con) to screw ( vulg), to fuck ( vulg)

■ coger

vi

A

1 «planta» to take

2 «tinte/permanente» to take

el tinte no cogió the dye didn't take

B

1

coge/cogió y … ( fam): si empiezas con ese tema cojo y me voy if you're going to start talking about that, I'm off o ( AmE) I'm taking off ( colloq)

de repente cogió y se fue suddenly he upped and went ( colloq)

cogió y se puso a llorar she (suddenly) burst into tears

2

(por un camino): cogieron por el camino más corto they took the shortest route

coge por esta calle go down this street

3 ( Esp fam) (caber) to fit

C (Méx, RPl, Ven vulg) (copular) to screw ( vulg), to fuck ( vulg)

■ cogerse

v pron

1 (agarrarse, sujetarse) to hold on

cógete de la barandilla hold on to the railing

2 ( recípr):

iban cogidos de la mano they were walking along hand in hand

* * *

coger ( conjugate coger) verbo transitivo
1 (esp Esp)
a) ( tomar) to take;

◊ lo cogió del brazo she took him by the arm;

coge un folleto pick up o take a leaflet
b) ( quitar) to take;

◊ siempre me está cogiendo los lápices she's always taking my pencils

c) ‹flores/fruta› to pick

d) ( levantar) to pick up;

◊ coge esa revista del suelo pick that magazine up off the floor;

no cogen el teléfono (Esp) they're not answering the phone
2 ( atrapar) (esp Esp)
a) ‹ladrón/pelota› to catch

b) ‹pescado/liebre› to catch

c) ( descubrir) to catch;

◊ lo cogieron robando he was caught stealing

d) [ toro] to gore

3
a) ‹tren/autobús/taxi› to catch, take

b) ‹calle/camino› to take

4 (Esp fam)
a) ( obtener) ‹billete/entrada› to get;

◊ coger hora para el médico to make an appointment to see the doctor;

coger sitio to save a place
b) ( aceptar) ‹dinero/trabajo/casa› to take

c) ( admitir) ‹alumnos/solicitudes› to take

5 (esp Esp) ( adquirir)
a) ‹ enfermedad› to catch;

‹ insolación› to get;
◊ vas a coger frío you'll catch cold

b) ‹ acento› to pick up;

‹costumbre/vicio› to pick up;
◊ le cogí cariño I got quite fond of him

6 (esp Esp) ( captar)
a) ‹sentido/significado› to get

b) ‹ emisora› to pick up, get

7 (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
verbo intransitivo
1 (esp Esp) [ planta] to take;
[tinte/permanente] to take
2 (Méx, RPl, Ven vulg) to screw (vulg), to fuck (vulg)
cogerse verbo pronominal (esp Esp)
a) (agarrarse, sujetarse) to hold on;

◊ cógete de la barandilla hold on to the railing

b) ( recípr):

◊ se cogieron de la mano they held hands

coger
I verbo transitivo
1 to take
(agarrar) to seize: me cogió del brazo, he seized me by the arm
(sostener) to hold: cógeme el bolso un momento, por favor, please hold my bag for a moment
2 (un medio de transporte) to take, catch
(una pelota, un resfriado, a alguien que huye, a alguien haciendo algo) to catch: ¡te cogí!, I caught you!
3 (recoger del suelo) to pick (up)
(una cosecha, flores, ropa tendida) to pick
4 (un hábito) to pick up
(velocidad, impulso) to gather
5 (entender el sentido de algo) to grasp: no lo cojo, I don't understand it
6 (atropellar) to run over, knock down
7 LAm vulgar to fuck
II verbo intransitivo familiar
1 (caber) to fit
2 (para indicar inicio de acción) cogió y se puso a cantar, he went and started singing
♦ Locuciones: ¡Dios me/te/le... coja confesado!, Lord help us!
no hay por donde cogerlo, awful, third-rate
' coger' also found in these entries:
Spanish:
A
- acostumbrada
- acostumbrado
- agarrar
- alcanzar
- anillo
- atajo
- baja
- banda
- calle
- camino
- debajo
- despechugada
- despechugado
- desprevenida
- desprevenido
- embalarse
- empuñar
- enfriarse
- horizontal
- ligar
- mona
- prestar
- separarse
- soler
- sorprender
- sujetar
- timón
- tomar
- toro
- turca
- volante
- carrerilla
- catarro
- frío
- mano
- perra
- sorpresa
- tren
- trompa
English:
act
- bend
- bypass
- catch
- catch out
- catch up
- cotton
- end
- entrap
- gather
- get
- go down with
- hold
- hook
- hop
- lasso
- luckily
- nail
- observe
- opt
- pants
- pick
- pluck
- reach
- red-handed
- stick
- take
- take to
- tape
- train
- trip up
- umbrella
- unawares
- answer
- fuck
- hint
- knack
- latch
- nab
- prisoner
- red
- surprise
- up

* * *

coger Although the word coger is accepted in educated use throughout Latin America, in many places its principal meaning is the taboo sense indicated at 21. For this reason it tends to be avoided in other contexts, and is usually replaced by agarrar.

♦ vt

1. [tomar, agarrar] to take;

coger a alguien de la mano to take sb by the hand;

pasear cogidos de la mano to walk hand in hand;

coger a alguien en brazos to take sb in one's arms;

coge la tetera por el asa take o hold the teapot by the handle;

coge esta bolsa un momento hold this bag a moment;

¿puedes coger el teléfono, por favor? could you pick the phone up o answer the phone, please?;
Fam
éste no ha cogido un libro en su vida he's never picked up a book in his life;

Comp
Fam
no haber por dónde cogerlo: esta película no hay por dónde cogerla I couldn't make head or tail of this movie o Br film;

tu hermano es muy raro, no hay por dónde cogerlo your brother's very strange, it's hard to know what to make of him;

se sabe todas las respuestas, no hay por dónde cogerlo he knows all the answers, it's impossible to catch him out

2. [quitar] to take;

coger algo a alguien to take sth from sb;

¿quién me ha cogido el lápiz? who's taken my pencil?;

te he cogido la calculadora un momento I've just borrowed your calculator for a moment

3. [recoger] [objeto caído] to pick up;
[frutos, flores] to pick;
se me ha caído el bolígrafo, ¿me lo puedes coger? I've dropped my pen, could you pick it up for me?;

nos gusta mucho coger setas we really enjoy picking mushrooms o going mushrooming;

cogimos a un autoestopista muy simpático we picked up a very friendly hitchhiker

4. [atrapar] [ladrón, pez, pájaro, pelota] to catch;

¿a que no me coges? bet you can't catch me!;
Fam
¡si te cojo, te la cargas! if I catch you, you'll be in for it!

5. [sorprender]
coger a alguien haciendo algo to catch sb doing sth;

coger a alguien desprevenido to take sb by surprise;

coger a alguien in fraganti to catch sb red-handed o in the act;

la tormenta me cogió cerca de casa the storm broke when I was nearly home;

el terremoto nos cogió en la capital the earthquake happened while we were in the capital;

lo cogí de buen humor I caught him in a good mood

6. [alcanzar] [persona, vehículo] to catch up with;

aceleró para coger al corredor que llevaba delante she ran faster to try and catch up with the runner in front of her;

cogió la delantera tras la segunda vuelta she went into o took the lead after the second lap

7. [tren, autobús] to take, to catch;

no me gusta coger el avión I don't like flying;

prefiero coger el coche I'd rather drive

8. [sacar, obtener] to get;

he cogido hora con el dentista I've made an appointment with the dentist;

¿has cogido las entradas? have you got the tickets?

9. [quedarse con] [propina, empleo, apartamento] to take;

ha cogido un trabajo de mecanógrafo he has taken a job as a typist;

llegaremos pronto para coger buen sitio we'll get there early to get a good seat;

están tan ocupados que ya no cogen más encargos they're so busy they've stopped taking on o accepting orders

10. [contratar, admitir] [personal] to take on;

hemos cogido a una secretaria nueva we've taken on a new secretary;

el colegio ya no coge más alumnos para este curso the school has stopped taking pupils for this year

11. [contraer] [gripe, resfriado] to catch, to get;

coger frío to get cold;

coger una insolación to get sunstroke;

coger el sarampión to get o catch (the) measles;

coger una borrachera to get drunk;

coger un berrinche to throw a tantrum

12. [absorber] to absorb, to soak up;

este tipo de esponja coge mucha agua this type of sponge absorbs a lot of water;

esta mesa coge mucho polvo al lado de la ventana this table gets very dusty o gathers a lot of dust next to the window

13. [empezar a sentir] [odio, afecto] to start to feel;

coger cariño/miedo a to become fond/scared of

14. [adquirir] [costumbre, vicio, acento] to pick up;

los hijos cogen los hábitos de los padres children pick up the habits of their parents;

ha cogido la costumbre de cantar por las mañanas she has taken to singing in the mornings;

Comp
Fam
cogerle el truco o [m5] tranquillo a algo to get the knack of sth;

Comp
Fam
cogerla con alguien: la ha cogido con nosotros, y no deja de molestarnos she's got it in for us and never leaves us alone

15. [sintonizar] [canal, emisora] to get, to receive

16. [entender] to get;
[oír] to catch;
¿coges lo que te digo? do you get o understand what I'm saying to you?;

no cogió la indirecta she didn't take the hint;

no cogió el chiste he didn't get the joke;

cogí su comentario a mitad I only half heard what she said, I only caught half of what she said

17. [cobrar]
coger fuerzas to build up one's strength;

coger velocidad to gather o gain speed

18. [sujeto: vehículo] to knock over, to run over;
[sujeto: toro] to gore;
me cogió un coche, y ando con muletas I was run over o hit by a car, and I'm on crutches now;

le cogió un toro he was gored by a bull

19. [abarcar] [espacio] to cover, to take up;

estas oficinas cogen tres plantas del edificio these offices take up o occupy three floors of the building

20. [elegir] to choose;

cogió un mal momento para anunciar el resultado she chose a bad moment to announce the result

21. Am Vulg [tener relaciones sexuales con] to screw, to fuck;

coger a alguien to screw o fuck sb

♦ vi

1. [situarse] to be;

coge muy cerca de aquí it's not very far from here

2. [dirigirse]
coger a la derecha/la izquierda to turn right/left;

coge por la calle de la iglesia take the church road

3. [enraizar] to take;

los rosales han cogido the roses have taken

4. [contestar al teléfono] to answer;

llevo un rato llamando, pero no cogen I've been calling for a while now, but there's no answer o they don't answer

5. [indicando acción repentina]
cogió y se fue she upped and went;

de pronto cogió y me insultó he turned round and insulted me;

si seguimos así, cojo y me marcho if we carry on like this, I'm off

6. Am Vulg [tener relaciones sexuales] to screw, to fuck;

coger con alguien to screw o fuck sb

♦ See also the pronominal verb cogerse

* * *

coger

I v/t

1 ( asir) take (hold of); del suelo pick up

2 L.Am. vulg

screw vulg

3 ladrón, enfermedad catch

4 TRANSP catch, take;

coger el tren/bus catch the train/bus

5 ( entender) get

6 emisora de radio pick up

II v/i

1 en un espacio fit

2 L.Am. vulg

screw vulg

3 de una planta take, take root

4

:

coger por la primera a la derecha take the first right

* * *

coger {15} vt

1) : to seize, to take hold of

2) : to catch

3) : to pick up

4) : to gather, to pick

5) : to gore

♦ See also the reflexive verb cogerse

* * *

coger vb

1. (tomar) to take [pt. took; pp. taken]

coge un trozo más grande take a bigger piece

¿quién ha cogido mi libro? who's taken my book?

voy a coger un poco más de tortilla I'm going to have some more omelette

2. (pillar) to catch [pt. & pp. caught]

quiero coger el tren de las 10.30 I want to catch the 10.30 train

ha cogido la gripe she's caught the flu

¿a que no me coges? I bet you can't catch me

3. (entender) to get

no he cogido el chiste I didn't understand the joke

4. (fruta, flor) to pick

hemos cogido unas moras we've picked some blackberries

5. (emisora, canal) to pick up

no cojo el canal local I can't pick up the local channel

6. (tomar prestado) to borrow

te cojo el diccionario, ¿vale? I'm just borrowing your dictionary, OK?

coger de camino to be on your way

te llevo a tu casa, me coge de camino I'll take you home, it's on my way

Spanish-English dictionary > coger
19 go

1. intransitive verb,
pres. he goes, p.t. went, pres. p. going, p.p. gone

1) gehen; [Fahrzeug:] fahren; [Flugzeug:] fliegen; [Vierfüßer:] laufen; [Reptil:] kriechen; (on horseback etc.) reiten; (on skis, roller skates) laufen; (in wheelchair, pram, lift) fahren

go by bicycle/car/bus/train or rail/boat or sea or ship — mit dem [Fahr]rad/Auto/Bus/Zug/Schiff fahren

go by plane or air — fliegen

go on foot — zu Fuß gehen; laufen (ugs.)

as one goes [along] — (fig.) nach und nach

do something as one goes [along] — (lit.) etwas beim Gehen od. unterwegs tun

go on a journey — eine Reise machen; verreisen

go first-class/at 50 m.p.h. — erster Klasse reisen od. fahren/80 Stundenkilometer fahren

have far to go — weit zu gehen od. zu fahren haben; es weit haben

the doll/dog goes everywhere with her — sie hat immer ihre Puppe/ihren Hund dabei

who goes there? — (sentry's challenge) wer da?

there you go — (coll., giving something) bitte!; da! (ugs.)

2) (proceed as regards purpose, activity, destination, or route) [Bus, Zug, Lift, Schiff:] fahren; (use means of transportation) fahren; (fly) fliegen; (proceed on outward journey) weg-, abfahren; (travel regularly) [Verkehrsmittel:] verkehren (from... to zwischen + Dat.... und)

his hand went to his pocket — er griff nach seiner Tasche

go to the toilet/cinema/moon/a museum/a funeral — auf die Toilette/ins Kino gehen/zum Mond fliegen/ins Museum/zu einer Beerdigung gehen

go to a dance — tanzen gehen

go to the doctor['s] — etc. zum Arzt usw. gehen

go [out] to China — nach China gehen

go [over] to America — nach Amerika [hinüber]fliegen/-fahren

go [off] to London — nach London [ab]fahren/[ab]fliegen

last year we went to Italy — letztes Jahr waren wir in Italien

go this/that way — hier/da entlanggehen/-fahren

go out of one's way — einen Umweg machen; (fig.) keine Mühe scheuen

go towards something/somebody — auf etwas/jemanden zugehen

don't go on the grass — geh nicht auf den Rasen

go by something/somebody — [Festzug usw.:] an etwas/jemandem vorbeiziehen; [Bus usw.:] an etwas/jemandem vorbeifahren

go in and out [of something] — [in etwas (Dat.)] ein- und ausgehen

go into something — in etwas (Akk.) [hinein]gehen

go looking for somebody — jemanden suchen gehen

go chasing after something/somebody — hinter etwas/jemandem herrennen (ugs.)

go to live in Berlin — nach Berlin ziehen

go to see somebody — jemanden aufsuchen

I went to water the garden — ich ging den Garten sprengen

go and do something — [gehen und] etwas tun

I'll go and get my coat — ich hole jetzt meinen Mantel

go and see whether... — nachsehen [gehen], ob...

go on a pilgrimage — etc. eine Pilgerfahrt usw. machen

go on TV/the radio — im Fernsehen/Radio auftreten

I'll go! — ich geh schon!; (answer phone) ich geh ran od. nehme ab; (answer door) ich mache auf

you go! — (to the phone) geh du mal ran!

3) (start) losgehen; (in vehicle) losfahren

let's go! — (coll.) fangen wir an!

here goes! — (coll.) dann mal los!

whose turn is it to go? — (in game) wer ist an der Reihe?

go first — (in game) anfangen

from the word go — (fig. coll.) [schon] von Anfang an

4) (pass, circulate, be transmitted) gehen

a shiver went up or down my spine — ein Schauer lief mir über den Rücken od. den Rücken hinunter

go to — (be given to) [Preis, Sieg, Gelder, Job:] gehen an (+ Akk.); [Titel, Krone, Besitz:] übergehen auf (+ Akk.); [Ehre, Verdienst:] zuteil werden (Dat.)

go towards — (be of benefit to) zugute kommen (+ Dat.)

go according to — (be determined by) sich richten nach

5) (make specific motion, do something specific)

go round — [Rad:] sich drehen

there he etc. goes again — (coll.) da, schon wieder!

here we go again — (coll.) jetzt geht das wieder los!

6) (act, work, function effectively) gehen; [Mechanismus, Maschine:] laufen

get the car to go — das Auto ankriegen (ugs.) od. starten

at midnight we were still going — um Mitternacht waren wir immer noch dabei od. im Gange

go by electricity — mit Strom betrieben werden

keep going — (in movement) weitergehen/-fahren; (in activity) weitermachen; (not fail) sich aufrecht halten

keep somebody going — (enable to continue) jemanden aufrecht halten

that'll keep me going — damit komme ich aus

keep something going — etwas in Gang halten

make something go, get/set something going — etwas in Gang bringen

7)

go to — (attend)

go to work — zur Arbeit gehen

go to church/school — in die Kirche/die Schule gehen

go to a comprehensive school — eine Gesamtschule besuchen; auf eine Gesamtschule gehen

8) (have recourse)

go to the originals — auf die Quellen zurückgreifen

go to the relevant authority/UN — sich an die zuständige Behörde/UN wenden

where do we go from here? — (fig.) und was nun? (ugs.)

9) (depart) gehen; [Bus, Zug:] [ab]fahren; [Post:] rausgehen (ugs.)

I must be going now — ich muss allmählich gehen

time to go! — wir müssen/ihr müsst usw. gehen!

to go — (Amer.) [Speisen, Getränke:] zum Mitnehmen

10) (euphem.): (die) sterben

be dead and gone — tot sein

after I go — wenn ich einmal nicht mehr bin

11) (fail) [Gedächtnis, Kräfte:] nachlassen; (cease to function) kaputtgehen; [Maschine, Computer usw.:] ausfallen; [Sicherung:] durchbrennen; (break) brechen; [Seil usw.:] reißen; (collapse) einstürzen; (fray badly) ausfransen

the jacket has gone at the elbows — die Jacke ist an den Ellbogen durchgescheuert

12) (disappear) verschwinden; [Geruch, Rauch:] sich verziehen; [Geld, Zeit:] draufgehen (ugs.) (in, on für); (be relinquished) aufgegeben werden; [Tradition:] abgeschafft werden; (be dismissed) [Arbeitskräfte:] entlassen werden

be gone from sight — außer Sicht geraten sein

my coat/the stain has gone — mein Mantel/der Fleck ist weg

where has my hat gone? — wo ist mein Hut [geblieben]?

all his money goes on women — er gibt sein ganzes Geld für Frauen aus

13) (elapse) [Zeit:] vergehen; [Interview usw.:] vorüber-, vorbeigehen

that has all gone by — das ist jetzt alles vorbei

in days gone by — in längst vergangenen Zeiten

14)

to go — (still remaining)

have something [still] to go — [noch] etwas übrig haben

there's hours to go — es dauert noch Stunden

one week etc. to go to... — noch eine Woche usw. bis...

there's only another mile to go — [es ist] nur noch eine Meile

still have a mile to go — noch eine Meile vor sich (Dat.) haben

one down, two to go — einer ist bereits erledigt, bleiben noch zwei übrig (salopp)

15) (be sold) weggehen (ugs.); verkauft werden

it went for £1 — es ging für 1 Pfund weg

going! going! gone! — zum ersten! zum zweiten! zum dritten!

16) (run) [Grenze, Straße usw.:] verlaufen, gehen; (afford access, lead) gehen; führen; (extend) reichen; (fig.) gehen

as or so far as he/it goes — soweit

17) (turn out, progress) [Ereignis, Projekt, Interview, Abend:] verlaufen

go against somebody/something — [Wahl, Kampf:] zu jemandes/einer Sache Ungunsten ausgehen; [Entscheidung, Urteil:] zu jemandes/einer Sache Ungunsten ausfallen

how did your holiday/party go? — wie war Ihr Urlaub/Ihre Party?

how is the book going? — was macht [denn] das Buch?

things have been going well/badly/smoothly — etc. in der letzten Zeit läuft alles gut/schief/glatt usw.

how are things going?, how is it going? — wie steht's od. (ugs.) läuft's?

18) (be, have form or nature, be in temporary state) sein; [Sprichwort, Gedicht, Titel:] lauten

this is how things go, that's the way it goes — so ist es nun mal

go against something — mit etwas nicht übereinstimmen

go against one's principles — gegen seine Prinzipien gehen

go hungry — hungern; hungrig bleiben

go without food/water — es ohne Essen/Wasser aushalten

go in fear of one's life — in beständiger Angst um sein Leben leben; see also academic.ru/31520/go_against">go against

19) (become) werden

the tyre has gone flat — der Reifen ist platt

the phone has gone dead — die Leitung ist tot

the constituency/York went Tory — der Wahlkreis/York ging an die Tories

20) (have usual place) kommen; (belong) gehören

where does the box go? — wo kommt od. gehört die Kiste hin?

where do you want this chair to go? — wo soll od. kommt der Stuhl hin?

21) (fit) passen

go in[to] something — in etwas (Akk.) gehen od. [hinein]passen

go through something — durch etwas [hindurch]gehen od. [hindurch]passen

six into twelve goes twice — sechs geht zweimal in zwölf

five goes into forty exactly — vierzig durch fünf geht auf

22) (harmonize, match) passen ( with zu)

the two colours don't go — die beiden Farben passen nicht zusammen od. beißen sich

23) (serve, contribute) dienen

the qualities that go to make a leader — die Eigenschaften, die einen Führer ausmachen

it just goes to show that... — daran zeigt sich, dass...

24) (make sound of specified kind) machen; (emit sound) [Turmuhr, Gong:] schlagen; [Glocke:] läuten

There goes the bell. School is over — Es klingelt. Die Schule ist aus

the fire alarm went at 3 a. m. — der Feueralarm ging um 3 Uhr morgens los

a police car with its siren going — ein Polizeiwagen mit eingeschalteter Sirene

25) as intensifier (coll.)

don't go making or go and make him angry — verärgere ihn bloß nicht

don't go looking for trouble — such keinen Streit

I gave him a £10 note and, of course, he had to go and lose it — (iron.) ich gab ihm einen 10-Pfund-Schein, und er musste ihn natürlich prompt verlieren

now you've been and gone and done it! — (coll.) du hast ja was Schönes angerichtet! (ugs. iron.)

go tell him I'm ready — (coll./Amer.) geh und sag ihm, dass ich fertig bin

26) (coll.): (be acceptable or permitted) erlaubt sein; gehen (ugs.)

everything/anything goes — es ist alles erlaubt

it/that goes without saying — es/das ist doch selbstverständlich

what he etc. says, goes — was er usw. sagt, gilt. See also going; gone
2. transitive verb, forms as
I

1) (Cards) spielen

2) (coll.)

go it — es toll treiben; (work hard) rangehen

he has been going it a bit too hard — er hat es etwas zu weit getrieben

go it! — los!; weiter!
3. noun
, pl. goes (coll.)

1) (attempt, try) Versuch, der; (chance) Gelegenheit, die

have a go — es versuchen od. probieren

have a go at doing something — versuchen, etwas zu tun

have a go at something — sich an etwas (Dat.) versuchen

let me have/can I have a go? — lass mich [auch ein]mal/kann ich [auch ein]mal? (ugs.)

it's my go — ich bin an der Reihe od. dran

in two/three goes — bei zwei/drei Versuchen

at the first go — auf Anhieb

2)

have a go at somebody — (scold) sich (Dat.) jemanden vornehmen od. vorknöpfen (ugs.); (attack) über jemanden herfallen

3) (period of activity)

in one go — auf einmal

he downed his beer in one go — er trank sein Bier in einem Zug aus

4) (energy) Schwung, der

be full of go — voller Schwung od. Elan sein

have plenty of go — einen enormen Schwung od. Elan haben

5) (vigorous activity)

it's all go — es ist alles eine einzige Hetzerei (ugs.)

it's all go at work — es ist ganz schön was los bei der Arbeit

be on the go — auf Trab sein (ugs.)

keep somebody on the go — jemanden auf Trab halten (ugs.)

6) (success)

make a go of something — mit etwas Erfolg haben

it's no go — da ist nichts zu machen
4. adjective
(coll.)

all systems go — alles klar

Phrasal Verbs:

- go about

- go after

- go against

- go ahead

- go along

- go along with

- go around

- go at

- go away

- go back

- go by

- go down

- go down with

- go for

- go forward

- go in

- go in for

- go into

- go in with

- go off

- go on

- go on for

- go on to

- go on with

- go out

- go over

- go over to

- go round

- go through

- go through with

- go together

- go under

- go up

- go with

- go without

* * *
[ɡəu] 1. 3rd person singular present tense - goes; verb
1) (to walk, travel, move etc: He is going across the field; Go straight ahead; When did he go out?) gehen

2) (to be sent, passed on etc: Complaints have to go through the proper channels.) gehen

3) (to be given, sold etc: The prize goes to John Smith; The table went for $100.) abgehen

4) (to lead to: Where does this road go?) führen

5) (to visit, to attend: He goes to school every day; I decided not to go to the movie.) gehen

6) (to be destroyed etc: This wall will have to go.) verschwinden

7) (to proceed, be done: The meeting went very well.) ablaufen

8) (to move away: I think it is time you were going.) gehen

9) (to disappear: My purse has gone!)

10) (to do (some action or activity): I'm going for a walk; I'm going hiking next week-end.) im Begriff stehen, zu...

11) (to fail etc: I think the clutch on this car has gone.) versagen

12) (to be working etc: I don't think that clock is going.) gehen

13) (to become: These apples have gone bad.) werden

14) (to be: Many people in the world regularly go hungry.) sich befinden

15) (to be put: Spoons go in that drawer.) gehören

16) (to pass: Time goes quickly when you are enjoying yourself.) vorbeigehen

17) (to be used: All her pocket-money goes on sweets.) draufgehen

18) (to be acceptable etc: Anything goes in this office.) gehen

19) (to make a particular noise: Dogs go woof, not miaow.) ertönen, machen

20) (to have a particular tune etc: How does that song go?) gehen

21) (to become successful etc: She always makes a party go.) erfolgreich
2. noun
1) (an attempt: I'm not sure how to do it, but I'll have a go.) der Versuch

2) (energy: She's full of go.) der Schwung

•

- going
3. adjective
1) (successful: That shop is still a going concern.) gutgehend

2) (in existence at present: the going rate for typing manuscripts.) bestehend

•

- go-ahead
4. noun
(permission: We'll start as soon as we get the go-ahead.) grünes Licht

- go-getter
- going-over
- goings-on
- no-go
- all go
- be going on for
- be going on
- be going strong
- from the word go
- get going
- give the go-by
- go about
- go after
- go against
- go along
- go along with
- go around
- go around with
- go at
- go back
- go back on
- go by
- go down
- go far
- go for
- go in
- go in for
- go into
- go off
- go on
- go on at
- go out
- go over
- go round
- go slow
- go steady
- go through
- go through with
- go too far
- go towards
- go up
- go up in smoke/flames
- go with
- go without
- keep going
- make a go of something
- make a go
- on the go
* * *

go

[gəʊ, AM goʊ]

I. INTRANSITIVE VERB

<goes, went, gone>

1. (proceed) gehen; vehicle, train fahren; plane fliegen

don't \go any closer — that animal is dangerous geh' nicht näher ran — das Tier ist gefährlich

the bus \goes from Vaihingen to Sillenbuch der Bus verkehrt zwischen Vaihingen und Sillenbuch

a shiver went down my spine mir fuhr ein Schauer über den Rücken

you \go first! geh du zuerst!

you \go next du bist als Nächste(r) dran!

hey, I \go now he, jetzt bin ich dran! fam

the doll \goes everywhere with him die Puppe nimmt er überallhin mit

drive to the end of the road, \go left, and... fahren Sie die Straße bis zum Ende entlang, biegen Sie dann links ab und...

\go south till you get to the coast halte dich südlich, bis du zur Küste kommst

we have a long way to \go wir haben noch einen weiten Weg vor uns

we've completed all of our goals — where do we \go from here? wir haben all unsere Ziele erreicht — wie geht es jetzt weiter?

the train hooted as it went into the tunnel der Zug pfiff, als er in den Tunnel einfuhr

who \goes there? wer da?; (to dog)

\go fetch it! hol'!

▪ to \go towards sb/sth auf jdn/etw zugehen

to \go home nach Hause gehen

to \go to hospital/a party/prison/the toilet ins Krankenhaus/auf eine Party/ins Gefängnis/auf die Toilette gehen

to \go across to the pub rüber in die Kneipe gehen fam

to \go to sea zur See gehen fam

to \go across the street über die Straße gehen

to \go aboard/ashore an Bord/Land gehen

to \go below nach unten gehen

to \go below deck unter Deck gehen

to \go downhill ( also fig) bergab gehen

to have it far to \go es weit haben

to \go offstage [von der Bühne] abgehen

to \go round sich akk drehen

2. (in order to get)

could you \go into the kitchen and get me something to drink, please? könntest du bitte in die Küche gehen und mir was zu trinken holen?

would you \go and get me some things from the supermarket? würdest du mir ein paar Sachen vom Supermarkt mitbringen?

I just want to \go and have a look at that antique shop over there ich möchte nur schnell einen Blick in das Antiquitätengeschäft da drüben werfen

would you wait for me while I \go and fetch my coat? wartest du kurz auf mich, während ich meinen Mantel hole?

I'll just \go and put my shoes on ich ziehe mir nur schnell die Schuhe on

\go and wash your hands geh und wasch deine Hände

she's gone to meet Brian at the station sie ist Brian vom Bahnhof abholen gegangen

to \go and get some fresh air frische Luft schnappen gehen

to \go to see sb jdn aufsuchen

3. (travel) reisen

have you ever gone to Africa before? warst du schon einmal in Afrika?

to \go by bike/car/coach/train mit dem Fahrrad/Auto/Bus/Zug fahren

to \go on a cruise eine Kreuzfahrt machen

to \go on [a] holiday in Urlaub gehen

to \go to Italy nach Italien fahren

last year I went to Spain letztes Jahr war ich in Spanien

to \go on a journey verreisen, eine Reise machen

to \go by plane fliegen

to \go on a trip eine Reise machen

to \go abroad ins Ausland gehen

4. (disappear) stain, keys verschwinden

where have my keys gone? wo sind meine Schlüssel hin?

ah, my tummy ache is gone! ah, meine Bauchschmerzen sind weg!

I really don't know where all my money \goes ich weiß auch nicht, wo mein ganzes Geld hinverschwindet!

half of my salary \goes on rent die Hälfte meines Gehaltes geht für die Miete drauf

gone are the days when... vorbei sind die Zeiten, wo...

here \goes my free weekend... das war's dann mit meinem freien Wochenende...

all his money \goes on his car er steckt sein ganzes Geld in sein Auto

there \goes another one! und wieder eine/einer weniger!

hundreds of jobs will \go das wird Hunderte von Arbeitsplätzen kosten

the president will have to \go der Präsident wird seinen Hut nehmen müssen

that cat will have to \go die Katze muss verschwinden!

all hope has gone jegliche Hoffnung ist geschwunden

to \go adrift NAUT abtreiben, wegtreiben; ( fig) gestohlen werden

one of my books has gone adrift from my desk eines meiner Bücher ist von meinem Schreibtisch verschwunden

to \go missing BRIT, AUS verschwinden

5. (leave) gehen

we have to \go now [or it's time to \go] wir müssen jetzt gehen

I must be \going ich muss jetzt allmählich gehen

has she gone yet? ist sie noch da?

the bus has gone der Bus ist schon weg; ( old)

be gone! hinweg mit dir veraltet

to let sth/sb \go, to let \go of sth/sb etw/jdn loslassen

6. (do)

to \go biking/jogging/shopping/swimming etc. Rad fahren/joggen/einkaufen/schwimmen etc. gehen

to \go looking for sb/sth jdn/etw suchen gehen

if you \go telling all my secrets,... wenn du hergehst und alle meine Geheimnisse ausplauderst,...

don't you dare \go crying to your mum about this untersteh dich, deswegen heulend zu deiner Mama zu laufen

7. (attend)

to \go to church/a concert in die Kirche/ins Konzert gehen

to \go to the cinema [or AM a movie] [or BRIT ( fam) the pictures] ins Kino gehen

to \go to the doctor zum Arzt gehen

to \go to kindergarten/school/university in den Kindergarten/in die Schule/auf die Universität gehen

to \go on a pilgrimage auf Pilgerfahrt gehen

8. (answer)

I'll \go (phone) ich geh' ran; (door) ich mach' auf

9. (dress up)

▪ to \go as sth witch, pirate als etw gehen

what shall I \go in? als was soll ich gehen?

10. + adj (become) werden

the line has gone dead die Leitung ist tot

the milk's gone sour die Milch ist sauer

the tyre has gone flat der Reifen ist platt

my mind suddenly went blank ich hatte plötzlich wie ein Brett vorm Kopf sl

I always \go red when I'm embarrassed ich werde immer rot, wenn mir etwas peinlich ist

he described the new regulations as bureaucracy gone mad er bezeichnete die neuen Bestimmungen als Ausgeburt einer wild gewordenen Bürokratie

I went cold mir wurde kalt

she's gone Communist sie ist jetzt Kommunistin

he's gone all environmental er macht jetzt voll auf Öko fam

to \go bad food schlecht werden

to \go bald/grey kahl/grau werden

to \go bankrupt bankrottgehen

to \go haywire (out of control) außer Kontrolle geraten; (malfunction) verrücktspielen fam

to \go public an die Öffentlichkeit treten; STOCKEX an die Börse gehen

to \go to sleep einschlafen

11. + adj (be) sein

to \go hungry hungern

to \go thirsty dursten, durstig sein ÖSTERR

to \go unmentioned/unnoticed/unsolved unerwähnt/unbemerkt/ungelöst bleiben

12. (turn out) gehen

how did your party \go? und, wie war deine Party?

how's your thesis \going? was macht deine Doktorarbeit?

how are things \going? und, wie läuft's? fam

if everything \goes well... wenn alles gutgeht...

things have gone well es ist gut gelaufen

the way things \go wie das halt so geht

the way things are \going at the moment... so wie es im Moment aussieht...

to \go like a bomb ein Bombenerfolg sein fam

to \go according to plan nach Plan laufen

to \go from bad to worse vom Regen in die Traufe kommen

to \go against/for sb election zu jds Ungunsten/Gunsten ausgehen

to \go wrong schiefgehen, schieflaufen fam

13. (pass) vergehen, verstreichen

time seems to \go faster as you get older die Zeit scheint schneller zu vergehen, wenn man älter wird

only two days to \go... nur noch zwei Tage...

one week to \go till Christmas noch eine Woche bis Weihnachten

in days gone by in längst vergangenen Zeiten

two exams down, one to \go zwei Prüfungen sind schon geschafft, jetzt noch eine, dann ist es geschafft!

I've three years to \go before I can retire mir fehlen noch drei Jahre bis zur Rente!

14. (begin) anfangen

ready to \go? bist du bereit?

one, two, three, \go! eins, zwei, drei, los!

we really must get \going with these proposals wir müssen uns jetzt echt an diese Konzepte setzen

let's \go! los!

here \goes! jetzt geht's los!

15. (fail) kaputtgehen; hearing, health, memory nachlassen; rope reißen

our computer is \going unser Computer gibt seinen Geist auf hum fam

my jeans is gone at the knees meine Jeans ist an den Knien durchgescheuert

her mind is \going sie baut geistig ganz schön ab! fam

16. (die) sterben

she went peacefully in her sleep sie starb friedlich im Schlaf

17. (belong) hingehören

I'll put it away if you tell me where it \goes ich räum's weg, wenn du mir sagst, wo es hingehört

the silverware \goes in the drawer over there das Silber kommt in die Schublade da drüben

those tools \go in the garage diese Werkzeuge gehören in die Garage

that is to \go into my account das kommt auf mein Konto

where do you want that to \go? wo soll das hin?

that \goes under a different chapter das gehört in ein anderes Kapitel

18. (be awarded)

▪ to \go to sb prize, house an jdn gehen; property auf jdn übergehen geh

Manchester went to Labour Manchester ging an Labour

19. (lead) road führen

where does this trail \go? wohin führt dieser Pfad?

20. (extend) gehen

the meadow \goes all the way down to the road die Weide erstreckt sich bis hinunter zur Straße

your idea is good enough, as far as it \goes... deine Idee ist so weit ganz gut,...

the numbers on the paper \go from 1 to 10 die Nummern auf dem Blatt gehen von 1 bis 10

21. (in auction) gehen

I'll \go as high as £200 ich gehe bis zu 200 Pfund

22. (function) watch gehen; machine laufen

our business has been \going for twenty years unser Geschäft läuft seit zwanzig Jahren

I'm not saying anything as long as the tape recorder is \going ich sage gar nichts, solange das Tonbandgerät läuft

to \go slow ECON einen Bummelstreik machen; watch nachgehen

to get sth \going [or to \go] [or to make sth \go] etw in Gang bringen

to get a party \going eine Party in Fahrt bringen

to get [or set] sb \going jdn in Fahrt bringen

to keep \going person weitermachen; car weiterfahren

come on! keep \going! ja, weiter! fam

to keep sth \going etw in Gang halten; factory in Betrieb halten

to keep a conversation \going eine Unterhaltung am Laufen halten

to keep a fire \going ein Feuer am Brennen halten

that thought kept me \going dieser Gedanke ließ mich durchhalten

here's some food to keep you \going hier hast du erst mal was zu essen

23. (have recourse) gehen

to \go to court over sth wegen einer S. gen vor Gericht gehen

to \go to the police zur Polizei gehen

to \go to war in den Krieg ziehen

24. (match, be in accordance)

▪ to \go [with sth] [zu etw dat] passen

these two colours don't \go diese beiden Farben beißen sich

to \go against logic unlogisch sein

to \go against one's principles gegen jds Prinzipien verstoßen

25. (fit)

five \goes into ten two times [or five into ten \goes twice] fünf geht zweimal in zehn

do you think all these things will \go into our little suitcase? glaubst du, das ganze Zeug wird in unseren kleinen Koffer passen? fam

26. (be sold) weggehen fam

\going, \going, gone! zum Ersten, zum Zweiten, [und] zum Dritten!

pocketbooks are \going for $10 for the next two days in den nächsten zwei Tagen sind die Taschenbücher für 10 Dollar zu haben

▪ to \go to sb an jdn gehen

to \go like hot cakes weggehen wie warme Semmeln fam

to be \going cheap billig zu haben sein

27. (serve, contribute)

▪ to \go [to sth] [zu etw dat] beitragen

the money will \go to the victims of the earthquake das Geld ist für die Erdbebenopfer bestimmt

this will \go towards your holiday das [Geld] ist für deinen Urlaub bestimmt

your daughter's attitude only \goes to prove how much... die Einstellung deiner Tochter zeigt einmal mehr, wie sehr...

28. (move) machen

when I \go like this, my hand hurts wenn ich so mache, tut meine Hand weh

\go like this with your hand to show that... mach so mit deiner Hand, um zu zeigen, dass...

29. (sound) machen

I think I heard the doorbell \go just now ich glaube, es hat gerade geklingelt

there \goes the bell es klingelt

ducks \go ‘quack’ Enten machen ‚quack‘

with sirens \going ambulance mit heulender Sirene

30. (accepted)

anything \goes alles ist erlaubt

that \goes for all of you das gilt für euch alle!

31. (be told, sung) gehen; title, theory lauten

I can never remember how that song \goes ich weiß nie, wie dieses Lied geht

the story \goes that... es heißt, dass...

the rumour \goes that... es geht das Gerücht, dass...

32. (compared to)

as hospitals/things \go verglichen mit anderen Krankenhäusern/Dingen

as things \go today it wasn't that expensive für heutige Verhältnisse war es gar nicht so teuer

33. ( fam: use the toilet)

I really have to \go ich muss ganz dringend mal! fam

34. ( fam: expressing annoyance)

I've gone and lost my earring ich habe meinen Ohrring verloren

you've really gone and done it now! jetzt hast du aber was Schönes angerichtet! iron; (pej!)

\go to hell! geh [o scher dich] zum Teufel! fam

35. AM (in restaurant)

do you want that pizza here or to \go? möchten Sie die Pizza hier essen oder mitnehmen?; AM

I'd like a cheeseburger to \go, please ich hätte gerne einen Cheeseburger zum Mitnehmen

36. (available)

is there any beer \going? gibt es Bier?

I'll have whatever is \going ich nehme das, was gerade da ist

37. ( fam: treat)

to \go easy on sb jdn schonend behandeln, jdn glimpflich davonkommen lassen

38.

▶ to \go all out to do sth alles daransetzen, etw zu tun

▶ to \go Dutch getrennt zahlen

▶ easy come, easy \go ( prov) wie gewonnen, so zerronnen prov

▶ \go [and] get stuffed! ( fam) du kannst mich mal! fam

▶ to \go halves on sth sich dat etw je zur Hälfte teilen

▶ here we \go again ( fam) jetzt geht das wieder los! fam

▶ \go [and] take a running jump! mach bloß, dass du abhaust [o ÖSTERR verschwindest]! fam

▶ there you \go bitte schön!; (told you so) sag ich's doch! fam

▶ there he \goes again ( fam) jetzt fängt er schon wieder damit an! fam

▶ don't \go there ( fam) lass dich nicht darauf ein

▶ that \goes without saying das versteht sich von selbst

II. AUXILIARY VERB

future tense

▪ to be \going to do sth etw tun werden

we are \going to have a party tomorrow wir geben morgen eine Party

he was \going to phone me this morning er wollte mich heute Morgen anrufen

isn't she \going to accept the job after all? nimmt sie den Job nun doch nicht an?

III. TRANSITIVE VERB

<goes, went, gone>

1. esp AM (travel)

▪ to \go sth a route, a highway etw nehmen

2. ( fam: say)

▪ to \go sth:

she \goes to me: I never want to see you again! sie sagt zu mir: ich will dich nie wieder sehen!

3. CARDS

▪ to \go sth etw reizen

to \go nap die höchste Zahl von Stichen ansagen

4. BRIT (like)

to not \go much on sth sich dat nicht viel aus etw dat machen

5. (become)

▪ to \go sth:

my mind went a complete blank ich hatte voll ein Brett vorm Kopf! fam

6.

▶ to \go it alone etw im Alleingang tun

▶ to \go it ( fam) es toll treiben fam; (move quickly) ein tolles Tempo drauf haben; (work hard) sich akk reinknien

▶ to \go a long way lange [vor]halten

▶ sb will \go a long way jd wird es weit bringen

▶ to \go nap alles auf eine Karte setzen

▶ to \go it some es laufenlassen fam

IV. NOUN

<pl -es>

1. (turn)

I'll have a \go at driving if you're tired ich kann dich mit dem Fahren ablösen, wenn du müde bist fam

you've had your \go already! du warst schon dran!

hey, it's Ken's \go now he, jetzt ist Ken dran

can I have a \go? darf ich mal?

to miss one \go einmal aussetzen; (not voluntarily) einmal übersprungen werden

2. (attempt) Versuch m

have a \go! versuch' es doch einfach mal! fam

at one \go auf einen Schlag; (drink) in einem Zug fam

all in one \go alle[s] auf einmal

at the first \go auf Anhieb

to give sth a \go etw versuchen

to have a \go at sb (criticize) jdn runtermachen fam; (attack) über jdn herfallen

his boss had a \go at him about his appearance sein Chef hat sich ihn wegen seines Äußeren vorgeknöpft fam

members of the public are strongly advised not to have a \go at this man die Öffentlichkeit wird eindringlich davor gewarnt, etwas gegen diesen Mann zu unternehmen

to have a \go at doing sth versuchen, etw zu tun

to have several \goes at sth für etw akk mehrere Anläufe nehmen

3. no pl (energy) Antrieb m, Elan m

to be full of \go voller Elan sein

4. esp BRIT ( fam: dose) Anfall m

she had such a bad \go of the flu that she took a week off from work sie hatte so eine schlimme Grippe, dass sie eine Woche in Krankenstand ging

5. ( fam: lots of activity)

it's all \go here hier ist immer was los fam

it's all \go and no relaxing on those bus tours auf diesen Busfahrten wird nur gehetzt und man kommt nie zum Ausruhen fam

I've got two projects on the \go at the moment ich habe momentan zwei Projekte gleichzeitig laufen

to be on the \go [ständig] auf Trab sein

I've been on the \go all day long ich war den ganzen Tag auf Achse fam

to keep sb on the \go jdn auf Trab halten fam

6.

▶ to be all the \go BRIT ( dated fam) der letzte Schrei sein

▶ to make a \go of sth mit etw dat Erfolg haben

she's making a \go of her new antique shop ihr neues Antiquitätengeschäft ist ein voller Erfolg fam

▶ that was a near \go das war knapp

▶ it's no \go da ist nichts zu machen

▶ to be touch and \go auf der Kippe stehen fam

▶ from the word \go von Anfang an

V. ADJECTIVE

pred [start]klar, in Ordnung

all systems [are] \go alles klar

all systems \go, take-off in t minus 10 alle Systeme zeigen grün, Start in t minus 10

* * *

go¹ [ɡəʊ]

A pl goes [ɡəʊz] s

1. Gehen n:

on the go umg

a) (ständig) in Bewegung oder auf Achse

b) obs im Verfall begriffen, im Dahinschwinden;

from the word go umg von Anfang an

2. Gang m, (Ver)Lauf m

3. umg Schwung m, Schmiss m umg:

this song has no go;

he is full of go er hat Schwung, er ist voller Leben

4. umg Mode f:

it is all the go now es ist jetzt große Mode

5. umg Erfolg m:

make a go of sth etwas zu einem Erfolg machen;

no go

a) kein Erfolg,

b) aussichts-, zwecklos;

it’s no go es geht nicht, nichts zu machen

6. umg Abmachung f:

it’s a go! abgemacht!

7. umg Versuch m:

have a go at sth etwas probieren oder versuchen;

let me have a go lass mich mal (probieren)!;

have a go at sb jemandem was zu hören geben umg;

have a go (Fußball) abziehen;

at one go auf einen Schlag, auf Anhieb;

in one go auf einen Sitz;

at the first go gleich beim ersten Versuch;

it’s your go du bist an der Reihe oder dran

8. umg ( besonders unangenehme) Sache, Geschichte f:

what a go! ’ne schöne Geschichte oder Bescherung!, so was Dummes!;

it was a near go das ging gerade noch (einmal) gut

9. umg

a) Portion f (einer Speise)

b) Glas n:

his third go of brandy sein dritter Kognak

10. Anfall m (einer Krankheit):

my second go of influenza meine zweite Grippe

B adj TECH umg funktionstüchtig

C v/i prät went [went], pperf gone [ɡɒn; US ɡɔːn], 3. sg präs goes [ɡəʊz]

1. gehen, fahren, reisen ( alle:

to nach), sich (fort)bewegen:

go on foot zu Fuß gehen;

go by plane ( oder air) mit dem Flugzeug reisen, fliegen;

go to Paris nach Paris reisen oder gehen;

go to the country Br (das Parlament auflösen und) Neuwahlen ausschreiben; → horseback A, train A 1

2. (fort)gehen, abfahren, abreisen (to nach):

people were coming and going Leute kamen und gingen;

who goes there? MIL wer da?;

I must be going ich muss gehen oder weg oder fort; → let¹ Bes Redew

3. verkehren, fahren (Fahrzeuge)

4. anfangen, loslegen, -gehen:

go! SPORT los!;

go to it! mach dich dran!, ran! (beide umg);

here you go again! jetzt fängst du schon wieder an!;

just go and try versuchs doch mal!;

here goes! umg dann mal los!, ran (an den Speck)!

5. gehen, führen (to nach):

this road goes to York

6. sich erstrecken, reichen, gehen (to bis):

the belt does not go round her waist der Gürtel geht oder reicht nicht um ihre Taille;

as far as it goes bis zu einem gewissen Grade;

it goes a long way es reicht lange (aus)

7. fig gehen:

let it go at that lass es dabei bewenden; → all Bes Redew, anywhere 1, court A 10, expense Bes Redew, far Bes Redew, heart Bes Redew, nowhere A 2

8. MATH (into) gehen (in akk), enthalten sein (in dat):

5 into 10 goes twice

9. gehen, passen ( beide:

into, in in akk), fallen (to auf akk):

it does not go into my pocket es geht oder passt nicht in meine Tasche;

12 inches go to the foot 12 Zoll gehen auf oder bilden einen Fuß

10. gehören (in, into in akk; on auf akk):

the books go on the shelf die Bücher gehören in oder kommen auf das Regal;

where does this go? wohin kommt das?

11. (to) gehen (an akk) (Preis etc), zufallen (dat) (Erbe):

the money is going to a good cause das Geld fließt einem guten Zweck zu oder kommt einem guten Zweck zugute!

12. TECH gehen, laufen, funktionieren (alle auch fig):

the engine is going;

keep (set) sth going etwas in Gang halten (bringen);

make things go die Sache in Schwung bringen; → get B 14, C 4, keep B 2

13. werden, in einen (bestimmten) Zustand übergehen oder verfallen:

your coffee will go cold dein Kaffee wird kalt;

go blind erblinden;

go Conservative zu den Konservativen übergehen; → bad¹ A 13, hot A 3, mad A 1

14. (gewöhnlich) (in einem Zustand) sein, sich ständig befinden:

go armed bewaffnet sein;

go in rags ständig in Lumpen herumlaufen;

go hungry hungern;

going sixteen im 16. Lebensjahr; → fear A 1, unheeded

15. a) meist go with child schwanger sein

b) go with young ZOOL trächtig sein

16. (with) gehen (mit), sich halten oder anschließen (an akk): → tide¹ A 3

17. sich halten (by, on, upon an akk), gehen, handeln, sich richten, urteilen (on, upon nach):

have nothing to go upon keine Anhaltspunkte haben;

going by her clothes ihrer Kleidung nach (zu urteilen)

18. umgehen, kursieren, im Umlauf sein (Gerüchte etc):

the story goes that … es heißt oder man erzählt sich, dass …

19. gelten ( for für):

what he says goes umg was er sagt, gilt;

that goes for all of you das gilt für euch alle;

it goes without saying es versteht sich von selbst, (es ist) selbstverständlich

20. gehen, laufen, bekannt sein:

it goes by ( oder under) the name of … es läuft unter dem Namen …;

my dog goes by the name of Rover mein Hund hört auf den Namen Rover

21. as hotels go im Vergleich zu anderen Hotels;

he’s a meek man, as men go er ist ein vergleichsweise sanftmütiger Mann

22. vergehen, -streichen:

how time goes! wie (doch) die Zeit vergeht!;

one minute to go noch eine Minute;

with five minutes to go SPORT fünf Minuten vor Spielende

23. WIRTSCH weggehen, abgesetzt oder verkauft werden ( beide:

at, for für):

“everything must go” „Totalausverkauf“;

go for nothing umsonst sein (Mühe etc); → cake A 1

24. (on, in) aufgehen (in dat), ausgegeben werden (für):

most of the money goes in wages;

all his money goes on drink er gibt sein ganzes Geld für Alkohol aus

25. dazu beitragen oder dienen ( to do zu tun), dienen (to zu), verwendet werden (to, toward[s] für, zu):

it goes to show dies zeigt, daran erkennt man;

this only goes to show you the truth dies dient nur dazu, Ihnen die Wahrheit zu zeigen

26. verlaufen, sich entwickeln oder gestalten:

how does the play go? wie geht oder welchen Erfolg hat das Stück?;

things have gone badly with me es ist mir schlecht ergangen

27. ausgehen, -fallen:

the decision went against him die Entscheidung fiel zu seinen Ungunsten aus;

it went well es ging gut (aus)

28. Erfolg haben:

the play goes;

go big umg ein Riesenerfolg sein

29. (with) gehen, sich vertragen, harmonieren (mit), passen (zu):

black goes well with yellow

30. ertönen, erklingen, läuten (Glocke), schlagen (Uhr):

the clock went five die Uhr schlug fünf;

the doorbell went es klingelte oder läutete

31. mit einem Knall etc losgehen:

bang went the gun die Kanone machte bumm

32. lauten (Worte etc):

I forget how the words go mir fällt der Text im Moment nicht ein;

this is how the tune goes so geht die Melodie;

this song goes to the tune of … dieses Lied geht nach der Melodie von …

33. gehen, verschwinden, abgeschafft werden:

he must go er muss weg;

these laws must go die Gesetze müssen verschwinden

34. (dahin)schwinden:

his strength is going;

my eyesight is going meine Augen werden immer schlechter

35. zum Erliegen kommen, zusammenbrechen (Handel etc)

36. kaputtgehen (Sohlen etc)

37. sterben

38. (im ppr mit inf) zum Ausdruck einer Zukunft, besonders

a) einer Absicht

b) etwas Unabänderlichem:

it is going to rain es gibt Regen, es wird (bald oder gleich) regnen;

he is going to read it er wird oder will es (bald) lesen;

she is going to have a baby sie bekommt ein Kind;

what was going to be done? was sollte nun geschehen?

39. (mit nachfolgendem ger) meist gehen:

go swimming schwimmen gehen;

you must not go telling him du darfst es ihm ja nicht sagen;

he goes frightening people er erschreckt immer die Leute

40. (daran)gehen, sich aufmachen oder anschicken:

he went to find him er ging ihn suchen;

she went to see him sie besuchte ihn;

go fetch! bring es!, hol es!;

he went and sold it umg er hat es tatsächlich verkauft; er war so dumm, es zu verkaufen

41. “pizzas to go” (Schild) US „Pizzas zum Mitnehmen“

42. erlaubt sein:

everything goes in this place hier ist alles erlaubt

43. besonders US umg wiegen:

I went 90 kilos last year letztes Jahr hatte ich 90 Kilo

D v/t

1. einen Weg, eine Strecke etc gehen

2. einen Betrag wetten, setzen (on auf akk)

3. Kartenspiel: ansagen

4. US umg eine Einladung oder Wette annehmen von:

I’ll go you! ich nehme an!, gemacht!

5. go it umg

a) sich reinknien, (mächtig) rangehen,

b) es toll treiben, auf den Putz hauen,

c) handeln:

go it alone einen Alleingang machen;

go it! ran!, (immer) feste! umg

go² [ɡəʊ] Go n (japanisches Brettspiel)

* * *
1. intransitive verb,
pres. he goes, p.t. went, pres. p. going, p.p. gone

1) gehen; [Fahrzeug:] fahren; [Flugzeug:] fliegen; [Vierfüßer:] laufen; [Reptil:] kriechen; (on horseback etc.) reiten; (on skis, roller skates) laufen; (in wheelchair, pram, lift) fahren

go by bicycle/car/bus/train or rail/boat or sea or ship — mit dem [Fahr]rad/Auto/Bus/Zug/Schiff fahren

go by plane or air — fliegen

go on foot — zu Fuß gehen; laufen (ugs.)

as one goes [along] — (fig.) nach und nach

do something as one goes [along] — (lit.) etwas beim Gehen od. unterwegs tun

go on a journey — eine Reise machen; verreisen

go first-class/at 50 m.p.h. — erster Klasse reisen od. fahren/80 Stundenkilometer fahren

have far to go — weit zu gehen od. zu fahren haben; es weit haben

the doll/dog goes everywhere with her — sie hat immer ihre Puppe/ihren Hund dabei

who goes there? — (sentry's challenge) wer da?

there you go — (coll., giving something) bitte!; da! (ugs.)

2) (proceed as regards purpose, activity, destination, or route) [Bus, Zug, Lift, Schiff:] fahren; (use means of transportation) fahren; (fly) fliegen; (proceed on outward journey) weg-, abfahren; (travel regularly) [Verkehrsmittel:] verkehren (from... to zwischen + Dat.... und)

his hand went to his pocket — er griff nach seiner Tasche

go to the toilet/cinema/moon/a museum/a funeral — auf die Toilette/ins Kino gehen/zum Mond fliegen/ins Museum/zu einer Beerdigung gehen

go to a dance — tanzen gehen

go to the doctor['s] — etc. zum Arzt usw. gehen

go [out] to China — nach China gehen

go [over] to America — nach Amerika [hinüber]fliegen/-fahren

go [off] to London — nach London [ab]fahren/[ab]fliegen

last year we went to Italy — letztes Jahr waren wir in Italien

go this/that way — hier/da entlanggehen/-fahren

go out of one's way — einen Umweg machen; (fig.) keine Mühe scheuen

go towards something/somebody — auf etwas/jemanden zugehen

don't go on the grass — geh nicht auf den Rasen

go by something/somebody — [Festzug usw.:] an etwas/jemandem vorbeiziehen; [Bus usw.:] an etwas/jemandem vorbeifahren

go in and out [of something] — [in etwas (Dat.)] ein- und ausgehen

go into something — in etwas (Akk.) [hinein]gehen

go looking for somebody — jemanden suchen gehen

go chasing after something/somebody — hinter etwas/jemandem herrennen (ugs.)

go to live in Berlin — nach Berlin ziehen

go to see somebody — jemanden aufsuchen

I went to water the garden — ich ging den Garten sprengen

go and do something — [gehen und] etwas tun

I'll go and get my coat — ich hole jetzt meinen Mantel

go and see whether... — nachsehen [gehen], ob...

go on a pilgrimage — etc. eine Pilgerfahrt usw. machen

go on TV/the radio — im Fernsehen/Radio auftreten

I'll go! — ich geh schon!; (answer phone) ich geh ran od. nehme ab; (answer door) ich mache auf

you go! — (to the phone) geh du mal ran!

3) (start) losgehen; (in vehicle) losfahren

let's go! — (coll.) fangen wir an!

here goes! — (coll.) dann mal los!

whose turn is it to go? — (in game) wer ist an der Reihe?

go first — (in game) anfangen

from the word go — (fig. coll.) [schon] von Anfang an

4) (pass, circulate, be transmitted) gehen

a shiver went up or down my spine — ein Schauer lief mir über den Rücken od. den Rücken hinunter

go to — (be given to) [Preis, Sieg, Gelder, Job:] gehen an (+ Akk.); [Titel, Krone, Besitz:] übergehen auf (+ Akk.); [Ehre, Verdienst:] zuteil werden (Dat.)

go towards — (be of benefit to) zugute kommen (+ Dat.)

go according to — (be determined by) sich richten nach

5) (make specific motion, do something specific)

go round — [Rad:] sich drehen

there he etc. goes again — (coll.) da, schon wieder!

here we go again — (coll.) jetzt geht das wieder los!

6) (act, work, function effectively) gehen; [Mechanismus, Maschine:] laufen

get the car to go — das Auto ankriegen (ugs.) od. starten

at midnight we were still going — um Mitternacht waren wir immer noch dabei od. im Gange

go by electricity — mit Strom betrieben werden

keep going — (in movement) weitergehen/-fahren; (in activity) weitermachen; (not fail) sich aufrecht halten

keep somebody going — (enable to continue) jemanden aufrecht halten

that'll keep me going — damit komme ich aus

keep something going — etwas in Gang halten

make something go, get/set something going — etwas in Gang bringen

7)

go to — (attend)

go to work — zur Arbeit gehen

go to church/school — in die Kirche/die Schule gehen

go to a comprehensive school — eine Gesamtschule besuchen; auf eine Gesamtschule gehen

8) (have recourse)

go to the originals — auf die Quellen zurückgreifen

go to the relevant authority/UN — sich an die zuständige Behörde/UN wenden

where do we go from here? — (fig.) und was nun? (ugs.)

9) (depart) gehen; [Bus, Zug:] [ab]fahren; [Post:] rausgehen (ugs.)

I must be going now — ich muss allmählich gehen

time to go! — wir müssen/ihr müsst usw. gehen!

to go — (Amer.) [Speisen, Getränke:] zum Mitnehmen

10) (euphem.): (die) sterben

be dead and gone — tot sein

after I go — wenn ich einmal nicht mehr bin

11) (fail) [Gedächtnis, Kräfte:] nachlassen; (cease to function) kaputtgehen; [Maschine, Computer usw.:] ausfallen; [Sicherung:] durchbrennen; (break) brechen; [Seil usw.:] reißen; (collapse) einstürzen; (fray badly) ausfransen

the jacket has gone at the elbows — die Jacke ist an den Ellbogen durchgescheuert

12) (disappear) verschwinden; [Geruch, Rauch:] sich verziehen; [Geld, Zeit:] draufgehen (ugs.) (in, on für); (be relinquished) aufgegeben werden; [Tradition:] abgeschafft werden; (be dismissed) [Arbeitskräfte:] entlassen werden

be gone from sight — außer Sicht geraten sein

my coat/the stain has gone — mein Mantel/der Fleck ist weg

where has my hat gone? — wo ist mein Hut [geblieben]?

all his money goes on women — er gibt sein ganzes Geld für Frauen aus

13) (elapse) [Zeit:] vergehen; [Interview usw.:] vorüber-, vorbeigehen

that has all gone by — das ist jetzt alles vorbei

in days gone by — in längst vergangenen Zeiten

14)

to go — (still remaining)

have something [still] to go — [noch] etwas übrig haben

there's hours to go — es dauert noch Stunden

one week etc. to go to... — noch eine Woche usw. bis...

there's only another mile to go — [es ist] nur noch eine Meile

still have a mile to go — noch eine Meile vor sich (Dat.) haben

one down, two to go — einer ist bereits erledigt, bleiben noch zwei übrig (salopp)

15) (be sold) weggehen (ugs.); verkauft werden

it went for £1 — es ging für 1 Pfund weg

going! going! gone! — zum ersten! zum zweiten! zum dritten!

16) (run) [Grenze, Straße usw.:] verlaufen, gehen; (afford access, lead) gehen; führen; (extend) reichen; (fig.) gehen

as or so far as he/it goes — soweit

17) (turn out, progress) [Ereignis, Projekt, Interview, Abend:] verlaufen

go against somebody/something — [Wahl, Kampf:] zu jemandes/einer Sache Ungunsten ausgehen; [Entscheidung, Urteil:] zu jemandes/einer Sache Ungunsten ausfallen

how did your holiday/party go? — wie war Ihr Urlaub/Ihre Party?

how is the book going? — was macht [denn] das Buch?

things have been going well/badly/smoothly — etc. in der letzten Zeit läuft alles gut/schief/glatt usw.

how are things going?, how is it going? — wie steht's od. (ugs.) läuft's?

18) (be, have form or nature, be in temporary state) sein; [Sprichwort, Gedicht, Titel:] lauten

this is how things go, that's the way it goes — so ist es nun mal

go against something — mit etwas nicht übereinstimmen

go against one's principles — gegen seine Prinzipien gehen

go hungry — hungern; hungrig bleiben

go without food/water — es ohne Essen/Wasser aushalten

go in fear of one's life — in beständiger Angst um sein Leben leben; see also go against

19) (become) werden

the tyre has gone flat — der Reifen ist platt

the phone has gone dead — die Leitung ist tot

the constituency/York went Tory — der Wahlkreis/York ging an die Tories

20) (have usual place) kommen; (belong) gehören

where does the box go? — wo kommt od. gehört die Kiste hin?

where do you want this chair to go? — wo soll od. kommt der Stuhl hin?

21) (fit) passen

go in[to] something — in etwas (Akk.) gehen od. [hinein]passen

go through something — durch etwas [hindurch]gehen od. [hindurch]passen

six into twelve goes twice — sechs geht zweimal in zwölf

five goes into forty exactly — vierzig durch fünf geht auf

22) (harmonize, match) passen ( with zu)

the two colours don't go — die beiden Farben passen nicht zusammen od. beißen sich

23) (serve, contribute) dienen

the qualities that go to make a leader — die Eigenschaften, die einen Führer ausmachen

it just goes to show that... — daran zeigt sich, dass...

24) (make sound of specified kind) machen; (emit sound) [Turmuhr, Gong:] schlagen; [Glocke:] läuten

There goes the bell. School is over — Es klingelt. Die Schule ist aus

the fire alarm went at 3 a. m. — der Feueralarm ging um 3 Uhr morgens los

a police car with its siren going — ein Polizeiwagen mit eingeschalteter Sirene

25) as intensifier (coll.)

don't go making or go and make him angry — verärgere ihn bloß nicht

don't go looking for trouble — such keinen Streit

I gave him a £10 note and, of course, he had to go and lose it — (iron.) ich gab ihm einen 10-Pfund-Schein, und er musste ihn natürlich prompt verlieren

now you've been and gone and done it! — (coll.) du hast ja was Schönes angerichtet! (ugs. iron.)

go tell him I'm ready — (coll./Amer.) geh und sag ihm, dass ich fertig bin

26) (coll.): (be acceptable or permitted) erlaubt sein; gehen (ugs.)

everything/anything goes — es ist alles erlaubt

it/that goes without saying — es/das ist doch selbstverständlich

what he etc. says, goes — was er usw. sagt, gilt. See also going; gone
2. transitive verb, forms as
I

1) (Cards) spielen

2) (coll.)

go it — es toll treiben; (work hard) rangehen

he has been going it a bit too hard — er hat es etwas zu weit getrieben

go it! — los!; weiter!
3. noun
, pl. goes (coll.)

1) (attempt, try) Versuch, der; (chance) Gelegenheit, die

have a go — es versuchen od. probieren

have a go at doing something — versuchen, etwas zu tun

have a go at something — sich an etwas (Dat.) versuchen

let me have/can I have a go? — lass mich [auch ein]mal/kann ich [auch ein]mal? (ugs.)

it's my go — ich bin an der Reihe od. dran

in two/three goes — bei zwei/drei Versuchen

at the first go — auf Anhieb

2)

have a go at somebody — (scold) sich (Dat.) jemanden vornehmen od. vorknöpfen (ugs.); (attack) über jemanden herfallen

3) (period of activity)

in one go — auf einmal

he downed his beer in one go — er trank sein Bier in einem Zug aus

4) (energy) Schwung, der

be full of go — voller Schwung od. Elan sein

have plenty of go — einen enormen Schwung od. Elan haben

5) (vigorous activity)

it's all go — es ist alles eine einzige Hetzerei (ugs.)

it's all go at work — es ist ganz schön was los bei der Arbeit

be on the go — auf Trab sein (ugs.)

keep somebody on the go — jemanden auf Trab halten (ugs.)

6) (success)

make a go of something — mit etwas Erfolg haben

it's no go — da ist nichts zu machen
4. adjective
(coll.)

all systems go — alles klar

Phrasal Verbs:

- go about

- go after

- go against

- go ahead

- go along

- go along with

- go around

- go at

- go away

- go back

- go by

- go down

- go down with

- go for

- go forward

- go in

- go in for

- go into

- go in with

- go off

- go on

- go on for

- go on to

- go on with

- go out

- go over

- go over to

- go round

- go through

- go through with

- go together

- go under

- go up

- go with

- go without

* * *

(deer-) stalking expr.

auf die Pirsch gehen ausdr. v.

(§ p.,p.p.: went, gone)

= funktionieren v.

führen v.

gehen v.

(§ p.,pp.: ging, ist gegangen)

English-german dictionary > go
20 cry

1. verb
1) (to let tears come from the eyes; to weep: She cried when she heard of the old man's death.) gråte, grine

2) ((often with out) to shout out (a loud sound): She cried out for help.) skrike, rope, utbryte
2. noun
1) (a shout: a cry of triumph.) skrik, rop, utbrudd

2) (a time of weeping: The baby had a little cry before he went to sleep.) gråt, grining

3) (the sound made by some animals: the cry of a wolf.) brøl, skrik, gjøing

•

- a far cry
- cry off

grine
--------
gråte
--------
skrik
--------
skrike

I
subst. \/kraɪ\/

1) rop, skrik, roping

• there were cries of fire

det ble ropt brann

2) nødrop, nødskrik, utrop, anskrik

3) ramaskrik, opinionsstorm

4) kamprop, slagord, krav

5) gråt, gråtestund

6) ( et dyrs) skrik, brøl

7) kobbel (jakthunder)

8) ( på torg e.l.) høylytt reklamering

a far cry from ( også overført) langt fra, lang vei til, et langt stykke fra, et langt sprang fra

follow the cry følge med strømmen

give cry ( om dyr) gjø

have a good cry ( hverdagslig) gråte ordentlig ut

in full cry eller at full cry i vill jakt

• with the crowd in full cry after him

med hopen rett i hælene, jaget av hopen

the last cry ( hverdagslig) siste skrik, siste mote

much cry and little wool eller great cry and little wool mye skrik og lite ull

within cry of innen hørevidde
II
verb \/kraɪ\/

1) rope, skrike

2) rope ut, bekjentgjøre

3) gråte, grine

4) ( på torg e.l.) reklamere høylytt

5) bønnfalle om, be om

6) ( om fugler og dyr) skrike, gjø, halse, brøle

cry down snakke nedsettende om, forkleine

cry 'enough' si stopp, gi opp

cry for rope på, rope etter, (høylytt) kreve, gråte etter, gråte for å få gråte av

• she cried for joy

cry off (from) melde avbud (til), sende avbud (til), utebli, unndra seg, trekke seg ut av spillet

cry oneself to sleep gråte seg i søvn

cry one's eyes out eller cry one's heart out strigråte, gråte fortvilet (som om hjertet skulle briste)

cry out rope høyt, skrike opp klage høylytt

cry out against protestere høylytt mot

cry out for rope på, (høylytt) begjære skrike opp av

• the boy cried out for fear

gutten skrek opp av redsel

cry shame (up)on protestere mot, ta avstand fra, si at noe er en skandale

cry up prise, rose opp i skyene, slå stort opp

cry with skrike av, gråte av

• I cried with pain

jeg gråt av smerte

for crying out loud ( hverdagslig) ærlig talt, for Guds skyld, for søren, for pokker

English-Norwegian dictionary > cry

Страницы

См. также в других словарях:

The Young and the Restless minor characters — The following are characters from the American soap opera The Young and the Restless who are notable for their actions or relationships, but who do not warrant their own articles. Contents 1 Current Characters 1.1 Genevieve … Wikipedia
Crying Time — Single by Ray Charles from the album Crying Time Released 1966 Format 7 (45 rpm) Genre R& … Wikipedia
The Rock and Roll Hall of Fame's 500 Songs that Shaped Rock and Roll — is an unordered list of 500 songs, created by the Rock and Roll Hall of Fame, that they believe have been most influential in shaping the course of rock and roll, though some of them belong to different styles even after the consolidation of rock … Wikipedia
The Mole (U.S. season 5) — The Mole (2008) The Mole 2008 logo Country of origin … Wikipedia
The House of the Rising Sun — is a folk song from the United States. Also called House of the Rising Sun or occasionally Rising Sun Blues , it tells of a life gone wrong in New Orleans. Depending on the version, the song may be sung from the perspective of a woman or a man.… … Wikipedia
The Decca audition — is the name given to the now famous Beatles audition for Decca Records at their Decca Studios in West Hampstead, north London, England, before they reached international stardom. Decca s decision to reject the group is considered to be one of the … Wikipedia
The Rolling Stones — Rolling Stones redirects here. For other uses, see Rolling Stones (disambiguation). The Rolling Stones Mick Jagger, Keith Richards, Ronnie Wood, Charlie Watts … Wikipedia
The Holocaust — Holocaust and Shoah redirect here. For other uses, see Holocaust (disambiguation) and Shoah (disambiguation). Selection on … Wikipedia
The Grinning Man — Infobox Paranormalcreatures Creature Name = The Grinning Man Grouping = Cryptid Extraterrestrial Sub Grouping = AKA = Country = United States Region = Elizabeth, New Jersey Habitat = Unknown First Reported = October 11, 1966 Last Sighted =… … Wikipedia
The History of Tom Jones, a Foundling — infobox Book | name = Tom Jones title orig = The History of Tom Jones, a Foundling translator = image caption = Title page from the 1749 edition author = Henry Fielding illustrator = cover artist = country = Britain language = English series =… … Wikipedia
The Magic Bullet (Angel) — Infobox Television episode Title = The Magic Bullet Series = Angel Fred seeks help in an occult bookshop Caption = {Caption|} Season = 4 Episode = 19 Airdate = April 16, 2003 Production = 4ADH19 Writer = Jeffrey Bell Director = Jeffrey Bell… … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

we heard the baby crying

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

we heard the baby crying

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: